Interview

“Ereloonstudie kan architect en opdrachtgever een indicatie geven”

Staf Bellens • 19 oktober 2016

Architecten presteren meestal veel meer uren dan ze hadden begroot, en het gemiddelde ereloon vandaag is niet leefbaar. Dat is de harde conclusie van een recent onderzoek van architect Johan Rutgeerts (KU Leuven).

De uurregistraties van 687 architecten werden verwerkt, goed voor ruim 2 000 bouwdossiers. Daaruit is gebleken dat het gemiddelde bruto uurloon van een architect 36 euro voor renovatie bedraagt en 47 euro voor nieuwbouw. En dat terwijl een leefbaar uurloon tussen 65 en 95 euro schommelt, afhankelijk van de aard van de opdracht en van het bureau. Wij spraken met Johan Rutgeerts.

 

Johan Rutgeerts: “De studie bevestigt wat wij al langer vermoeden: architecten leveren veel meer prestaties dan zij op voorhand calculeren. De belangrijkste reden is dat wij met een heleboel partijen en zaken rekening moeten houden. Wij sluiten een contract met de opdrachtgever, maar krijgen ook te maken met administraties, besturen, technische reglementeringen, aannemers en een almaar aanwassende regelgeving. Al die derden en factoren beïnvloeden de manier waarop en de souplesse waarmee wij werken. Het resultaat is een continue stijging van het aantal gepresteerde uren. Een quote ter illustratie. Een architect die meewerkte aan de studie, vertelde dat hij dubbel zoveel medewerkers had moeten inzetten om evenveel vierkante meters te bouwen als zijn vader, wiens bureau hij voortzette.”

 

“Omdat het ene dossier vlotter loopt dan het andere, hebben we alles omgezet in gemiddelden, ingedeeld volgens de aard van de opdracht en de vraag of het om een nieuwbouw of renovatie gaat. Daarmee wil de studie zowel opdrachtgevers als architecten een indicator aanreiken van wat zij kunnen verwachten, met dit voorbehoud dat er geen standaardopdrachten bestaan, maar dat elke opdracht anders is. Zelfs binnen eenzelfde bureau zagen wij soms grote verschillen. Dat is typisch voor architectuur. Wij leveren altijd maatwerk. Als je naar de kapper of tandarts gaat, weet die wat er moet gebeuren en hoeveel tijd dat zal vergen. Onze prestaties zijn veel ruimer gespreid in de tijd, soms over jaren. Als je die vele uren dan vermenigvuldigt met een uurloon, kom je al snel tot een aanzienlijk bedrag. In het begin van dat lange traject lijkt dat enorm en is de opdrachtgever steevast geneigd daarop af te pingelen. Maar naarmate het traject vordert, verandert het plaatje. Op het einde van de rit zijn de dossiers waarin je minder uren hebt gepresteerd dan aanvankelijk begroot, zeldzaam.”

 

Waarop moeten architecten letten als zij de gegevens uit de studie willen gebruiken?

“Wie onze studie als toetssteen voor het eigen bureau of als basis voor een offerte wil hanteren, kan de gemiddelden het best als minimumdrempels beschouwen. Je moet er ook rekening mee houden dat het gemiddelde aantal werkuren soms sterk verschilt, afhankelijk van de basis waarop het wordt berekend: op het aantal m² of op het bouwbudget. Wie ons overzicht met uren per categorie van werken wil benutten voor een inschrijvingsprijs of offerte, neemt dan ook beter het gemiddelde van die twee berekeningen. Verder zijn er soms – maar niet altijd - grote verschillen tussen nieuwbouw en verbouwing. Voor eengezinswoningen vergt een verbouwing met een beperkte oppervlakte of budget relatief veel meer uren werk. Voor grotere publieke kantoor- en aanverwante gebouwen is het verschil tussen nieuwbouw en renoveren dan weer klein. Een uitschieter in workload is onderwijsinfrastructuur. Dat heeft waarschijnlijk veel te maken met de diversiteit aan beslissingsorganen die mee een vinger in de pap hebben, wat onvermijdelijk gepaard gaat met veel overlegmomenten en aanpassingen.”

 

Dringend gevraagd: overleg met opdrachtgevers

 

In de studie is er geen verwijzing naar concrete ereloonbedragen. Waarom niet?

“Dat hebben we bewust niet gedaan. Met de studie wilden we architecten, opdrachtgevers en andere betrokken partijen aantonen dat de architectopdracht veel werk vergt en dat daaraan logischerwijze een corresponderend prijskaartje zou moeten hangen. Om uit onze gegevens een ereloon als percentage te extrapoleren, zoals bijvoorbeeld onze collega’s in Oostenrijk hebben gedaan, moet je een vast uurloon bepalen. Maar volgens ons moeten architectenbureaus vrij kunnen beslissen tegen welk uurloon zij op mogelijke opdrachten willen intekenen, rekening houdend met de parameters die voor hen van toepassing zijn. Alleen moeten ze die uurvergoeding natuurlijk wel realistisch berekenen. Een architect met een zestal jaar ervaring kost zijn werkgever al snel 75 000 euro per jaar. Deel dat bedrag door 1 800 jaaruren en tel bij de uitkomst de overheadkosten voor de werking van het bureau en de winstmarge op, en je eindigt op een minimumdrempel van 65 euro per uur. Wie een marktconform loon wil, zal in het gros van de gevallen meer moeten vragen.”

 

“Een anekdote daarbij. Een verantwoordelijke van een stedelijk ontwikkelingsbedrijf vertrouwde me onlangs toe dat architecten een veel te lage vergoeding vragen, vergeleken met andere vrije beroepers wier inbreng dan nog niet eens een gegarandeerd resultaat oplevert. Architecten moeten dringend zelf de kostprijs van een gepresteerd uur leren berekenen. Dat vergt een registratie van alle gepresteerde uren, een nacalculatie en een goed inzicht in alle andere kosten. Professioneel gemanagede bureaus zijn daar alert voor. Die volgen wekelijks de uurregistraties op en analyseren maandelijks alle andere cijfers. Maar vooral in kleinere bureaus ontbreekt de tijd om zich over die opvolging te buigen. Hopelijk kan onze studie voor de nodige bewustwording en ondersteuning zorgen.”

 

“Leo Van Broeck heeft op basis van onze gemiddelden een spreadsheet gemaakt waarmee je per categorie van werken een indicatie van het ereloon kunt maken, afhankelijk van het gehanteerde uurloon. Onze collega’s in Wallonië hebben dat in het verleden ook al eens gedaan op basis van het bouwbudget, alleen waren hun berekeningen niet gebaseerd op concrete dossiers. Ook werkten zij niet met een afnemende curve om de invloed van het bouwbudget op het aantal werkuren te bepalen, maar met een lineaire evolutie. Voor lagere budgetten levert dat meestal weinig verschillen op, maar voor hogere budgetten riskeer je daardoor op een te hoog ereloon uit te komen.”

Johan Rutgeerts - Foto: © Bart Lasuy

Minstens even belangrijk is dat ook opdrachtgevers inzien dat er een serieuze mismatch is? Hoe pakken we dat aan?

“Zelf kunnen wij met onze studie niet naar de diverse partijen stappen, want dat zou ethisch niet verantwoord zijn. Wij pleiten er wel voor dat de studie zo breed mogelijk ter beschikking wordt gesteld en voor iedereen toegankelijk is. Ik reken daarvoor op de sector zelf, maar bijvoorbeeld ook op de verzekeringsmaatschappijen, want iedereen heeft er belang bij dat de architect correct wordt vergoed. Het is de hoogste tijd dat we komaf maken met compleet foute visies. Op een van de vergaderingen van de Europese beroepsorganisatie ACE merkte een lid van de Duitse delegatie terecht op: ‘Hoeveel bespaar je op het bouwbudget door de architect 30% te weinig te betalen? Amper 2%!’.”

 

“Architecten moeten ook beseffen dat ze het probleem niet intern kunnen oplossen. Onderlinge afspraken maken klinkt mooi, maar het werkt niet, zelfs niet bij de grote spelers. Uiteindelijk blijven we concurrenten. Rekenen op solidariteit komt neer op een staking organiseren zonder piket: je weet dat iedereen toch gaat werken. Neen, we moeten in onderling overleg nagaan wie beslissingsmacht heeft en wie we dus willen bereiken, en met die mensen het gesprek op gang brengen. Besturen en huisvestingsmaatschappijen zijn best wel bereid om goede afspraken te maken, maar iemand moet de deur openbeuken. Vandaag ligt in veel offerteaanvragen de klemtoon te sterk op het onderdeel prijs, terwijl 15% of 20% volgens mij meer dan voldoende is. Bovendien wordt dat prijsaspect dan nog eens op een absolute manier gewaardeerd. De goedkoopste haalt 100% voor dat onderdeel, de duurste 0%. Een dergelijke quotering houdt helemaal geen rekening met het relatieve aandeel van dat onderdeel in het geheel en is dus fout. Waarom zouden we er tevens niet voor pleiten dat, net als voor aannemers, ook voor dienstverleners een oranje knipperlicht oplicht als prijzen abnormaal laag liggen? Voor dat alles moeten we dringend een dialoog opzetten met de mensen die de beslissingen treffen en daarvan een verslag opmaken. De orde en de beroepsverenigingen moeten aan eenzelfde zeel trekken bij dat missionariswerk, en ook de Vlaams Bouwmeester kan het best zijn autoriteit in de weegschaal leggen.”

 

“Wij kunnen niet verder blijven ploeteren met onderbetaalde medewerkers, want daardoor sluiten we ons op in een vicieuze cirkel. Als je niet over de middelen beschikt om mensen degelijk te betalen zodat ze blijven, is het ook quasi onmogelijk om te investeren in een goed draaiend bureau en in knowhow. Een paar jaar geleden hebben we onderzoek uitgevoerd naar de gemiddelde winstmarges. Waar de doorsnee kmo een marge van 12 tot 15% realiseert, afhankelijk van wat hij verkoopt of maakt, cirkelden de best draaiende architectenbureaus toen rond 8%. En dan zwijg ik nog over de deelname aan wedstrijden en de gratis prestaties die ook in de private sector steeds vaker worden gevraagd. Ik hoor de mensen van het VAi pleiten voor meer wedstrijden. Voor mij geen probleem, maar dan moeten de deelnemers wel behoorlijk worden betaald. Kijk bijvoorbeeld naar het Franse systeem. Daar worden via een kandidatuurstellingen pakweg drie bureaus geselecteerd die voor hun verdere inbreng elk een derde van het gebruikelijke ereloon voorontwerp krijgen. Het bestuur betaalt dan twee keer een voorontwerp, maar krijgt ook heel wat in ruil.”

 

Ereloonvork op basis van resultaatsgerichte taakomschrijving

 

Welke uitkomst zouden dergelijke besprekingen idealiter kunnen opleveren?

“Ik heb geen ideale formule in mijn lade zitten, maar een vork van wat een normaal en redelijk ereloon is, lijkt mij zeker haalbaar. Vergelijken met andere Europese landen is onmogelijk omdat de taak en de courante praktijk van uitvoering en werfcontrole overal verschillen, maar interessant is wel dat een aantal landen percentages heeft bepaald op basis van een grondige studie. Zo leverde in Duitsland onderzoek van de universiteit van Berlijn in de jaren 80 de basis voor de HOAI, wettelijk vastgelegde tarieven gelinkt aan duidelijke taakomschrijvingen en met aparte vergoedingen voor alle specialisten die worden ingeschakeld. Toen men Norman Foster vroeg wat hij het meest aangename aspect vond aan zijn werk in Duitsland, antwoordde hij: de erelonen.”

 

“Wat wij nodig hebben, is een duidelijke taakomschrijving. In de orde is daar op zeker ogenblik intens aan gewerkt. Er waren toen twee strekkingen: de ene wou de taken maximaal omschrijven, de andere minimaal. Ik vind dat je moet uitgaan van de opdrachtgever. Wat kan die verwachten? Dat hij het gebouw kan gebruiken waarvoor hij het nodig heeft, met alle vereisten correct ingevuld. Wat dat precies inhoudt, hangt af van dossier tot dossier. Een maximale taakomschrijving met alle reglementeringen en dergelijke inbegrepen, heeft daarom geen zin. Uitgaande van de verwachte output moet je een resultaatsgerichte lijst opstellen. Het is dan aan de architect om, vanuit zijn beroepskennis, daar een takenpakket en een prijs op te kleven. Als de opdrachtgever extra randvoorwaarden stelt, bijvoorbeeld een gesplitste aanneming, is dat bespreekbaar maar heeft dat natuurlijk ook consequenties.”

 

Zijn er te veel architecten in ons land?

“Neen, we zijn met te veel bureaus die allemaal opdrachten trachten te verwerven. Daarom ben ik al lang een pleitbezorger van schaalvergroting. Als het aantal bureaus vandaag halveert, zouden we veel meer voorwaarden kunnen stellen tijdens onderhandelingen. Dat is een kwestie van vraag en aanbod. We moeten naar grotere bureaus, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan. Jonge architecten die op een bureau werken, voelen het tintelen, doen na hun werkuren al eens mee aan wedstrijden en hop, zijn vertrokken. Je kunt ze dat niet kwalijk nemen, want het ondernemerschap is vrij. Ik heb er ook alle begrip voor, want wie binnen een bureau geen toekomstperspectieven heeft, overweegt al snel om het op eigen houtje te proberen. Daar komt bij dat de drempel om in te stappen niet erg hoog ligt. Een chirurg heeft niet alleen prima handen en een dito verstand nodig, maar ook een kliniek. Voor ons volstaat een relatief beperkte infrastructuur.”

 

Foto: © Bart Lasuy

Nuttige links
Orde: “We volgen strategie om tot wettelijke barema’s te komen”

Marnik Dehaen, voorzitter Orde van Architecten – Vlaamse raad geeft tekst en uitleg.

Bronnen
  • NAV News 84