Interview

'Alleen via zelfontplooiing kunnen we crisis in architectuursector keren'

Staf Bellens • 21 december 2016

Ir.-arch. Lorenzo Van Tornhaut legde onlangs de laatste hand aan zijn masterscriptie bedrijfseconomie. Daarin pleit hij voor een nieuwe rol voor de architect, aangepast aan de context waarbinnen die vandaag werkt, en schetst hij mogelijke overgangsscenario’s. Een gesprek over het wat, hoe en waarom.

De kersverse master in bedrijfseconomie stelt vast dat de sector aan herbronning toe is. De symptomen zijn al dikwijls beschreven: zware verantwoordelijkheden, lage winstmarges en erelonen, een moordende onderlinge concurrentie. Om het tij te keren, moet de architect volgens Lorenzo Van Tornhaut noodgedwongen de rol opnemen van ontwerper en van manager van de diverse expertisegebieden die vandaag interageren in de bouwsector. De bouwteamaanpak kan daarin een belangrijke rol vervullen en een modernisering van de architectenwet van 1939 is primordiaal, beklemtoont hij.

 

Belangrijk is dat de architecten die hervorming zelf in handen nemen, anders dreigen ze er nog bekaaider van af te komen. Na zijn conclusies formuleert hij in zijn scriptie twee exitscenario’s waarmee architecten aan de slag kunnen om zich uit de crisis te hijsen: eentje in afwachting van en eentje met een aanpassing van de architectenwet.

 

Kunt u even toelichten hoe u tot die rolinvulling van de architect gekomen bent?

Lorenzo Van Tornhaut: “Als je teruggaat in de geschiedenis, zie je dat de maatschappelijke en economische rol van de architect evolueert. Om te analyseren waar we vandaag staan, heb ik verder gebouwd op de inzichten van A. Abbott. In zijn boek The system of professions uit 1988 schetst die auteur hoe de taakverdeling binnen vrije beroepen constant in beweging is, doordat groepen voortdurend expertisegebieden ver- of heroveren. Ik heb mij vervolgens de vraag gesteld wat dat nu betekent voor onze architectuursector. Welke zijn vandaag ons businessplan, onze meerwaarde, onze unique selling points te midden van de vele nieuwe experts door wie we worden omringd? Vaststelling is dat vele aspecten die de architect vroeger beheerste, zijn uitgegroeid tot onafhankelijke expertisegebieden, waar anderen de kennis in handen hebben. Die onafhankelijke expertisegebieden moeten echter nog altijd worden gecoördineerd. Zo ben ik tot de dubbele rol gekomen die een moderne architect volgens mij moet vervullen, met name ontwerper enerzijds en manager van de verschillende expertisevelden binnen het bouwproces anderzijds. Om mijn onderzoek op een positieve manier af te ronden, heb ik voor verschillende scenario’s een concreet plan van aanpak/overgang uitgewerkt.”

 

In beide scenario’s keert eenzelfde stelling terug: de architectuuropleiding is aan een grondige herziening toe.

“De huidige architectuuropleiding vormt geen architecten maar architectuurkenners. Nochtans torst zij een gigantische verantwoordelijkheid. De architectenwet die dateert van 1939 en het beroep van architect regelt, is gestoeld op het diploma. Dat getuigschrift toont aan dat iemand, dankzij zijn opleiding, als enige bouwprofessional in staat is om de maatschappelijke rol van architect op te nemen. De discrepantie tussen opleiding en praktijk is evenwel enorm. Persoonlijk ben ik van mening dat ik niet voldoende tools heb meegekregen om het takenpakket van een architect ten volle en op een adequate en professionele wijze te vervullen. Wie meent dat de stage daaraan verhelpt, slaat de bal mis. Opleiding staat niet per se centraal tijdens de stage, en sowieso is de kwaliteit van de stage afhankelijk van de kwaliteit van de stagemeester. De stage wordt georganiseerd met een gebrek aan structuur, visie, opvolging en controle. Stagiairs belanden onvoorbereid in een bedrijfsproces waarin ze vooral worden beschouwd als goedkope werkkrachten. Dat laatste draagt overigens bij tot een harde prijsconcurrentie.”

 

“Daar staat tegenover dat opdrachtgevers behoefte hebben aan een integrale dienstverlening, zoals het groeiende succes van sleutelklaar bouwen bewijst. De architect moet via zijn opleiding de wapens aangereikt krijgen om die vraag naar integrale dienstverlening in te vullen en om de aspecten die hij zelf niet langer beheerst, te coördineren en in zijn ontwerpen te integreren. Architectuuropleidingen dienen mijns inziens veel meer aandacht te besteden aan thema’s als planning, kostenbeheersing, vergadertechnieken, klantenbegeleiding, procesbeheersing en -organisatie. Bouwheren verwachten dat immers van professionelen die grote percentages van hun persoonlijke kapitaal beheren en alloceren.”

 

Strategische beperking van het monopolie

 

Andere noodzakelijke stappen zijn volgens u schaalvergroting, differentiatie en multidisciplinaire samenwerking.

“Onder meer door de lage erelonen is het architectenkorps erg versnipperd. Zelfs grotere architectenbureaus kunnen hun medewerkers geen degelijke vergoeding betalen en werken mede daarom bijna overwegend met zelfstandigen. Om wat extra inkomsten te genereren, nemen die laatsten er eigen opdrachten bij, waardoor ze dan weer de grote bureaus beconcurreren. Expertise bundelen via schaalvergroting, differentiatie en multidisciplinaire samenwerking is de enige manier om als architectenbureau een totaalpakket te kunnen aanbieden en aan het roer te staan in meer complexe opdrachten. Veel architecten klampen zich echter vast aan het auteurschap dat ze in de opleiding met de paplepel ingelepeld krijgen. Zij dromen van een eigen bureau waarmee ze bekendheid en aanzien kunnen verwerven. Dat maakt samenwerken er niet eenvoudiger op.”

 

Als er een nieuw wettelijk kader komt, is een verplichte verzekering voor alle bouwpartners een must, stelt u.*

“Als de architectenwet wordt hervormd in het voordeel van de architect, zal dat per definitie nadelige gevolgen hebben voor andere bouwpartners. Aannemers en ingenieurs zullen op een of andere manier meer verantwoordelijkheden krijgen. Vandaar dat die andere partijen elke hervorming in een voor hen gunstige richting zullen trachten te sturen. Dat is de reden waarom de architecten het heft zelf in handen moeten nemen, om te vermijden dat ons alle wapens om het bouwproces te sturen uit handen worden genomen.”

 

U pleit ook voor een aanpassing van het monopolie, dat alleen nog zou gelden tot en met de bouwaanvraag.

“Ik spreek zelf over een strategische inkrimping van het monopolie. Je kan het vergelijken met een militaire strategie. Als je een beperkte strijdmacht - lees: capaciteit - verspreidt over een groot gebied, ben je overal kwetsbaar. Als je daarentegen het strijdtoneel beperkt tot een kern, sta je sterker. De meerwaarde van een architect is dat hij vanuit een overkoepelende visie een complex geheel van factoren op elkaar af kan stemmen. Dat is de kern van ons beroep. Wat de uitvoering betreft daarentegen, hebben andere bouwpartners veelal de kennis in handen. Nochtans voorziet de architectenwet ook aan die praktische kant van het bouwgebeuren in complexe bevoegdheden in hoofde van de architect. Die laatste dreigt aldus te verstikken onder de verantwoordelijkheden. Het gaat er mij vooral om andere partijen die eveneens deel uitmaken van een bouwproces, mee in het bad te trekken en hen een deel van de verantwoordelijkheid te geven.”

 

Architecten repliceren dan dat de uitvoering beeldbepalende gevolgen kan hebben en dus deel uitmaakt van hun maatschappelijke rol.

“De kern van de taak van de architect houdt in dat hij de wensen van de bouwheer en van de eventuele latere gebruiker zo adequaat en economisch mogelijk vertaalt in een ontwerp. De tienjarige aansprakelijkheid garandeert de duurzaamheid van het gebouw, en de stedenbouwkundige regelgeving waakt over het algemene beeld en de ruimtelijke kwaliteiten. De taak van de architect houdt niet in te bepalen wat er wordt gebouwd, dat bepaalt de klant. Je kan daar lange discussies over voeren, maar de economische realiteit is niet anders. Vanuit ons perfectionisme en estheticisme besteden wij architecten vandaag soms uren aan detaillering, ook als de klant daar niet om vraagt en niet bereid is ervoor te betalen. Een bouwheer die belang hecht aan de detaillering van de voeg en de raamaansluiting, heeft ongetwijfeld enkele duizenden euro veil om de architect dat te laten uitwerken. De keuzevrijheid ligt bij hem, de architect mag hem zijn wil niet opdringen.”

 

De bim-revolutie

 

Ook de absolute onverenigbaarheid van architect en aannemer wilt u geschrapt zien.

“Ik bekijk dat heel pragmatisch. In sommige gevallen is de onverenigbaarheid zeker zinvol, bijvoorbeeld in geval van kleinere opdrachten of om een individuele bouwheer te beschermen. Maar als de aanbestedende overheid een wedstrijd uitschrijft waarvoor bouwteams een voorstel maken op basis van een welomschreven projectdefinitie en een budget, neemt dat team een heleboel risico’s over van de overheid. In dat geval moet een architect volwaardig naast een aannemer kunnen staan. De onverenigbaarheid is contraproductief voor complexe opdrachten.”

 

Minimumbarema’s kunnen geen uitkomst bieden?

“Ik heb die oplossing overwogen, maar ik geloof eerlijk gezegd niet dat een regeling uit het verleden die dan nog neerkomt op een verplichting, onze sector opnieuw rendabel kan maken. Met barema’s krijg je onvermijdelijk onderhuidse ontwijkscenario’s. Architecten zouden hogere erelonen kunnen aangeven bij de orde om aan sancties te ontsnappen, of zouden voor hun barema-ereloon extra gratis diensten kunnen leveren en bijvoorbeeld verkoopplannen maken of de klantenopvolging verzorgen. De meest duurzame manier om de sector te saneren, is inspelen op de marktwerking. Aan de hand van welke meerwaarde, welke unique selling point positioneren we ons op de markt? Alle vrije beroepen worstelen met die realiteit. De bescherming tegen de marktwerking valt steeds meer weg. De negatieve gevolgen daarvan worden momenteel nog binnen het architectenkorps zelf opgevangen, maar op zeker ogenblik is die rek op. Wat dan?”

 

Kijkt u de toekomst van de architect optimistisch tegemoet?

“Niet echt. We kunnen de crisis alleen keren door emancipatie, door zelfontplooiing, door het heft in eigen handen te nemen, en dat vergt een andere mentaliteit. Een van de grote revoluties die in volle ontwikkeling is, is bimmen in bouwteam. De kerntaak van ons beroep draait om het genereren van ideeën, het maken van creaties, en die effectief communiceren aan de andere bouwpartners. Net daarom groeide in de renaissance de architect uit tot een volwaardig beroep. Als enige partij kon hij zijn ideeën vatten en presenteren in theoretische en technische perspectief- en detailtekeningen. Nu staan we voor een vergelijkbare omwenteling. De communicatie verloopt steeds meer via bim. Vandaag realiseren we al gebouwen op basis van een digitaal model, waarin een heleboel kennis moet vervat zitten. Als architect kunnen we daarin een sleutelrol vervullen, omdat we als enige het overzicht behouden. Als we die kans niet grijpen als sector en we de opmaak van de plannen en de coördinatie van de verschillende deelplannen uit handen geven omdat we de tools niet genoeg beheersen, leveren we – na onder meer de epb, de ventilatie en de veiligheidscoördinatie – ook dat expertisegebied over aan andere partijen. De meeste grote kantoren zijn zich hier van bewust, en zetten hun bim-expertise al in als een wapen. Als het digitale bouwmodel morgen effectief wordt ingeschreven in openbare aanbestedingen, zal er snel een officiële opleiding tot bim-adviseur worden ingericht met een bijhorend erkenningslabel. Nieuwe experts – waartoe ik onder andere algemeen aannemers reken – nemen dan de controle in handen en wij degraderen onszelf, indien de architectuursector als een geheel niet mee evolueert, tot gevelontwerpers. Eens te meer ligt daar een immense verantwoordelijkheid bij de opleiding.”

* Het interview werd afgenomen voor de beslissing van de federale Ministerraad in oktober om alle aannemers, architecten en andere dienstverleners in de bouwsector te verplichten zich te  verzekeren voor de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid. De verplichting is echter beperkt tot de tienjarige burgerlijke aansprakelijkheid én de woningbouw – van een volledige gelijkschakeling is dus geen sprake. Voor meer info, zie onze opinie "Verzekeringsplicht voor aannemers: too little too late".