Nieuws

Ondernemers helpen erfgoed steeds vaker aan tweede leven: overheid promoot inbreng privéspelers

7 oktober 2019

Steeds vaker leggen privéondernemers zich toe op het herbestemmen van monumenten, meldt De Standaard. Er wordt gezocht naar een evenwicht tussen eigentijds comfort, een rendabel project en toegankelijkheid. Hoe respecteer je een monument en breng je het toch bij de tijd?

NAV-projectbezoek aan de Handelsbeurs in Antwerpen. Foto: Evi Polak

Matthias Diependaele, Vlaams minister van Onroerend Erfgoed, kent de Onroerenderfgoedprijs 2019 toe aan het voormalige gildehuis van de Vrije Schippers in Gent. Wouter Callebaut, architect bij Callebaut-architecten, ontvangt van de jury een eervolle vermelding voor zijn bijdrage aan de restauratie van het gildehuis van de Vrije Schippers. Amper een week voordien werd de August, hun herbestemming van een klooster tot hotel en restaurant, ook al uitgeroepen tot ‘Het Schoonste Gebouw’ van Antwerpen.

 

Ingrijpen op monumenten zodat ze een tweede leven kunnen krijgen als kantoor, hotel, bar of congresruimte, is tegenwoordig geen heiligschennis meer, klinkt het in De Standaard. Dat bleek eveneens vrijdag, een halve dag eerder in Antwerpen. Toen ging vlak achter de Meir de Handelsbeurs opnieuw open, een monument dat sinds de jaren 90 leegstond. Een projectontwikkelaar heeft zich aan dit gigantisch project gewaagd en er een hotel, een restaurant, een ondergrondse parking en een publieke evenementenruimte ondergebracht. Daar hebben de bureaus Origin en ELD voor samengewerkt.

 

Dynamisch behoud

 

Voorbeelden als deze, waar de privémarkt zich inlaat met monumenten, komen steeds vaker voor. ‘Tien jaar geleden kwam drie vierde van onze opdrachten van de overheid’, zegt Philippe Lemineur van Origin. ‘Nu is de helft afkomstig van de privémarkt. Dat is logisch. Op de bouwmarkt wordt het aandeel nieuwbouw steeds kleiner. Ontwikkelaars zullen steeds meer in een bestaande context moeten gaan werken en zich toeleggen op in- of uitbreiden. De overheid heeft zelfs haar hoop gesteld op die privémarkt.’

 

Callebaut zit met zijn opvattingen over dynamisch behoud op een pragmatische lijn. ‘Het Charter van Venetië, waarin de principes voor een aanvaardbare restauratie stonden, is lang als een bijbel beschouwd. Daar mogen intussen toch ook wel enkele hoofdstukken bijgeschreven worden. De slinger mag echter niet te ver doorslaan. Als er een appartementisering van onze monumenten komt, zijn we ze kwijt. Er zijn dus sterke figuren nodig die soepel optreden waar het kan en die een lijn trekken waar het moet.’