Interview

dmvA: 'Sommige opdrachtgevers vinden ons gevaarlijk”

Colette Demil en Staf Bellens • 7 juni 2018

Het Mechelse architectenbureau dmvA valt niet zomaar in een schuifje te proppen. Al ruim twee decennia baant het duo David Driesen en Tom Verschueren zich een eigen weg, wars van architectuurtheorieën en portfolioconformisme. Ongegeneerd razen ze volgas over de vluchtstrook van de architectuur, aangevuurd door internationaal applaus.

© Studio Dann

Het verhaal van David Driesen en Tom Verschueren is gekruid met trefwoorden, waarvan het eerste ‘vriendschap’ luidt. De twee leerden elkaar kennen tijdens hun postgraduaat Monumentenzorg in Antwerpen, waar ze uit verschillende windrichtingen kwamen aangewaaid. David volgde zijn architectuuropleiding in Sint-Lucas Brussel en had stage gelopen in zijn woonplaats Mechelen. Tom was afgestudeerd aan het Antwerpse Henry van de Velde instituut en had een stek in de havenstad. De twee sloten vriendschap en kwamen tot de vaststelling dat ze dezelfde doelstelling nastreefden: een architectuur met zo weinig mogelijk compromissen, trefwoord nummer twee.

 

David Driesen: “We komen geen van beiden uit een milieu waar architectuur hoog op de agenda stond. De gebruikelijke startroute van een jonge architect, opdrachten verwerven via familie en kennissen, was dus niet compatibel met onze ambitie. Daarom besloten we deel te nemen aan wedstrijden om zo een praktijk uit te bouwen.”

 

De start kwam er vlotter dan verwacht, toen ze in 1997 een internationale architectuurwedstrijd voor de uitbreiding van een administratief centrum in Mechelen wonnen. Het bureau dmvA was een feit. Aanvankelijk groepeerde de naam de initialen van de vier oprichters, maar toen er in 2000 twee van hen afhaakten, herdoopten David en Tom de afkorting met een knipoog tot ‘door middel van Architectuur’.

 

Mechelen als thuisbasis bleek een gouden keuze. “In feite was Antwerpen de meest evidente vestigingsplaats, maar daar hadden we moeten opboksen tegen een groot aantal gerenommeerde bureaus. Mechelen was in die tijd een vuile en sombere stad, maar had volgens ons potentieel. Die wederopstanding is er inderdaad gekomen, en parallel daaraan is dmvA uitgegroeid tot waar we vandaag staan. Twintig  jaar na de start blijven we even idealistisch bezig dankzij een cocktail van geduld, strijdvaardigheid, gedrevenheid, engagement, koppigheid en doorzettingsvermogen. Want architectuur moet je verdedigen, tegenover de opdrachtgever, tegenover de administratie, tegenover andere partijen.”

 

Laagdrempelige architectuur?

 

Het bureau huist intussen acht jaar in het Hooghuys, een beschermd monument vlakbij de Vismarkt, dat grotendeels uit de zestiende eeuw dateert en deel uitmaakt van de reconversiesite rond het voormalige Loretteklooster. dmvA had een grote inbreng in deze reconversie en kocht het Hooghuys samen met Mahla, het advocatenbureau waar François De Keersmaecker een van de partners is. Maar de ruimte onder het imposante dakgebinte is intussen wat krap voor het vijftienkoppige bureau. De verhuizing naar een voormalig handelspand met een brede vitrine, waar dmvA voor iedereen zichtbaar architectuur zou produceren, werd op het laatste moment afgeblazen.“Jammer”, vindt Tom, “dat uitstalraam had mooi aangesloten bij onze laagdrempelige architectuur.”

 

“Die wel niet zo wordt gepercipieerd”, pikt David in. “Als wij een detail uitwerken, doen we dat maximaal. Door die verregaande detaillering lijken onze ontwerpen high level, ja bijna gedesigned. Daarmee staan wij haaks op de architectuur die vandaag in Vlaanderen wordt geproduceerd en die wordt gekenmerkt door niet-afwerking. Maar in de feiten zijn we wel degelijk laagdrempelig. Onze portfolio bevat geen peperdure projecten en onze focus ligt op het proces. Uit de dialoog ontstaan de beste projecten. Dat vergt natuurlijk geduld. Met het stadsmuseum Hof van Busleyden, waarvan fase 2 en 3 de voltooiing naderen, en met het kunstencentrum nOna zijn we intussen 20 jaar bezig.”

 

In die twee decennia konden ze rekenen op heel wat applaus, zowel in de vorm van awards als van publicaties in internationale tijdschriften en op dito websites. Zo werd hun tussenkomst in het Hof van Busleyden in 2015 onderscheiden met de Iconic Award innovative architecture van de German Design Council. Tom: “Misschien is onze renommee zelfs groter in het buitenland dan in Vlaanderen. Wellicht hangt dat samen met het feit dat we het gebruikelijke architectuurcircuit links laten liggen en ons eigen ding doen. Mijn leven valt niet samen met architect zijn.”

 

Variatie produceert creativiteit

 

De portfolio van dmvA is sterk gevarieerd. Tom Verschueren: “Dat sluit aan bij onze visie dat we geen kenmerkende stijl hebben. Hoe groter de diversiteit aan opdrachten, hoe rijker de variatie aan concepten en oplossingen. Onze inspiratie komt van overal. We zouden onze eigen vleugels knippen door ons te beperken tot een of enkele niches.”

 

Die vleugels slaan  ze  soms  heel  breed uit. Neem nu de Blob VB3,  een  woonei dat u kunt verkennen bij de Verbeke Foundation en dat oorspronkelijk bedoeld was als aanbouw bij een  woning. Een ander voorbeeld is het concept HUB_01 alias het kot van  de  toekomst. Die studentenhuisvesting, ontworpen in samenwerking met A3 Ontwerpbureau, bestaat uit flexibele, mobiele units die kunnen worden gekoppeld aan een centrale hub. Tom: “Sommigen plaatsen de Blob VB3 eerder onder de noemer design. Het punt is dat we via die wat aparte oefeningen nadenken over alternatieven die onder andere inspelen op het gegeven dat we vandaag te groot wonen.”

 

David: “Naast een andere kijk op vormgeving en wonen was de Blob ook materiaaltechnisch erg interessant. Het ei is zeven jaar geleden bij ons intern vervaardigd door Thomas Denturck, een interieurvormgever die ik via een jury leerde kennen en die hier toen als zelfstandig medewerker aan de slag is gegaan. Dankzij de ervaring met de Blob leerden we de mogelijkheden en beperkingen van polyester kennen, een materiaal dat we achteraf hebben gebruikt voor ons dakzwembad in Brussel.”

 

Tom: “Tot vandaag krijgen we aanvragen uit heel de wereld van mensen die een exemplaar willen kopen. Interessant, maar dan moet je wel eerst de stap zetten van het artisanaal vervaardigde prototype, dat 65.000 euro kostte, naar een betaalbaar industrieel product van pakweg 25.000 euro, de prijs van een degelijke caravan. Dat zelf doen is geen optie, want wij zijn  geen  handelaars. Ik heb onder andere met een geïnteresseerde Portugese fabrikant gepraat, maar die gesprekken zijn afgesprongen. Niemand wil het investeringsen transportrisico nemen. Het is ook een complex product, met een neus die naar boven openklapt, een scharnierende deur en nissenwanden binnenin. Wellicht is het verhaal nu helemaal voorbij, want vanuit Frankrijk kreeg ik zopas een mail dat de Blob nu te koop wordt aangeboden op alibaba.com.”

 

De dmvA-visie op stijl trekt David, die de toekomstige ingenieur-architecten aan de KU Leuven ontwerppraktijk bijbrengt, door in zijn leeropdracht. “Ik vind dat je studenten geen bepaalde stijl mag aanleren. Ja, je kan vanuit een bepaald stramien en een thematische basis een portfolio opbouwen, maar dat lijkt me niet zinvol in tijden van globalisering en mondialisering. Wat houdt stijl vandaag nog in? Kijk wereldwijd naar de mode, de kunst, de beeldvorming. Je ziet vooral een sterke uniformisering.”

Appartementsgebouw Melano © Bart Gosselin

Een mijlpaal voor het bureau vinden David en Tom het project nOva (noodruimte voor artiesten) van het kunstencentrum nOna in 2002. Het ging om de inrichting van een drukkerij tot tijdelijke repetitieruimte voor een theatergezelschap. “Omdat er amper budget was, maakten we gebruik van een heel goedkoop materiaal: verf. De eigenlijke repetitiezaal schilderden we grijs, de gangen staken we in felle kleuren. Zo maakten we van een voor de acteurs negatieve een positieve ruimte, en van een ongedefinieerde een gedefinieerde ruimte. Dat expliciete kleurengebruik was toen ongezien en blijft tot vandaag mensen inspireren. We hebben toen de eigenheid van dmvA, het maximaliseren van het detail, voor de eerste keer volop uitgespeeld. Een eigenheid die soms in ons nadeel speelt. Zo hebben we nooit een Open Oproep gewonnen. Ons werk bekoort of stoot af. Voor sommige besturen zijn wij daardoor gevaarlijk. Ze weten niet waaraan ze zich mogen verwachten. Als je dan niet de kans krijgt om je visie toe te lichten in een gesprek, kan je het vergeten.”

 

Low budget is dikwijls een aanjager voor creatieve concepten, weten onze gesprekspartners. “Wat we in nOva met het detail kleur deden, hebben we zopas herhaald in de VIVES hogeschool in Kortrijk. Voor de opleiding beschikt VIVES over een groot aantal machines die centraal stonden opgesteld in een dubbelhoge bedrijfshal. Dat centrale deel was rondom dichtgemetseld. We hebben die muren gesloopt, de machines aan de zijkanten ondergebracht in transparante glazen kamers, en van de centrale hal een binnenstraat gemaakt. Met behulp van stellingen hebben we een ready made constructie gemaakt, waarop we een tribune hebben geplaatst die fungeert als trap naar de verdieping, als ontmoetingsplek, als zitplek voor vergaderingen of lezingen. Onder de stellingconstructie zitten planken waar je kunt zitten of objecten tentoon kunt stellen. Voor de rest hebben we de grote ruimte geabstraheerd door alles wit te schilderen.”

 

“Een andere ingreep voor VIVES is het zorglab, een soort assistentiewoning. Aanvankelijk wilde de school een echte woning, maar het budget bleek ontoereikend. Wij hebben dan binnen een bestaand betonnen gebouw warmte geintroduceerd door middel van een open kastensysteem, dat een fysieke maar transparante barrière vormt tussen de zorgwoning en de omliggende circulatie en vergaderruimte. Door de gevraagde gesloten wanden te vervangen door transparantie, brachten wij op een eenvoudige maar heel gedetailleerde manier een synergie tot stand.”

 

De smeerlap uithangen

 

Tom: “Relatief recent verschuift onze portfolio naar grote stedenbouwkundige projecten. Daarvoor vertrekken we altijd vanuit de buitenruimte. Pas nadat we zijn nagegaan hoe we iets kunnen inbedden in een bepaalde omgeving, richten we ons op de beleving van de woonvormen en van het interieur. Als je dat combineert met gevoel voor de historiek van een plek, kom je tot oplossingen die de leefbaarheid en schoonheid van een stad ten goede komen. Wij zijn een progressief bureau, maar vertrekken altijd vanuit respect voor de bestaande omgeving. Dankzij die attitude kunnen we de ambtenaren van monumentenzorg ervan overtuigen dat je een brug kan slaan tussen de bestaande omgeving en hedendaagse architectuur. Met die benadering hebben we in Mechelen een goede faam opgebouwd.”

 

David: “Mooie voorbeelden daarvan zijn de uitbreiding van het Hof van Busleyden en de vervanging van zes verkrotte panden op de Grote Markt door het Huis van Lorreinen, zes woonunits die verticaal zijn opgebouwd en flexibel ingevuld. Monumentenzorg wou aanvankelijk de zes oude panden integraal gerestaureerd zien, maar dat was haalbaar noch zinvol. Heel wat mensen, onder wie enkele collega’s, fluisterden ons in dat we daar een groot hoekgebouw moesten neerzetten, maar dat zou de Grote Markt veel te sterk overheerst hebben. Het huidige gebouw is weliswaar op en top hedendaags, maar lijkt er altijd te hebben gestaan. Dat soort van verwevenheid vinden we erg boeiend.”

 

Hoe ervaren de architecten de verschuiving van opdrachtgever-gebruiker naar ontwikkelaar? “Dat de macht vandaag bij de ontwikkelaar ligt, vereenvoudigt onze opdracht niet. Een opdrachtgevergebruiker kijkt naast het budget ook naar de beleving en naar de kwaliteit van de openbare ruimte en van een gebouw. Een ontwikkelaar spitst zich meer toe op de cijfers, waardoor architectuur dreigt te verzuipen in budgettaire kwesties. Een architect moet dan als katalysator geduldig blijven vechten voor kwaliteitsvolle architectuur en buitenruimtes. Hij moet de ontwikkelaar doen inzien dat verkoopbaarheid samenhangt met architectuur en dat hij de louter economische dimensie moet overstijgen. Architectuur kan een belangrijke partner zijn om nieuwe perspectieven te openen. Maar het is een moeilijke opgave die niet altijd lukt. Soms moet je als architect dan ook de smeerlap durven uithangen.”

 

De lijn bewaren

 

Hoe ziet de taakverdeling binnen het bureau er uit? “Ons streven was altijd om alles evenwaardig te doen en dus geen taakverdeling in te voeren. Toen we nog een kleiner team vormden, lukte dat. Tijdens de week waren we allebei met onze eigen projecten bezig. Op zaterdag zaten we dan samen voor een ontwerpmeeting. Vandaag zitten we hier nog altijd elke zaterdag met evenveel plezier en goesting met ons beidjes, maar besteden wij die tijd aan de vele randbeslommeringen, de administratie, de aansturing van onze medewerkers.”

 

“Meer manager dan architect worden draagt risico’s in zich. De jonge architecten die hier binnenstromen, hebben een heel ander denkpatroon dan wij, wat logisch is. Maar dmvA staat voor een breed kader dat wij zelf hebben opgebouwd en uitgezet, en waarbinnen heel wat parameters moeten worden gerespecteerd. Dat leidt wel eens tot confrontaties, zeker als de deadline in zicht komt. Soms wordt een detail ook opgeblazen tot een halszaak. Daarom zitten we sinds een jaar elke maandag weer samen met alle medewerkers, zodat  wij ontwerpmatig de krijtlijnen kunnen uitzetten. Onze beste concepten komen nog altijd tot stand als je ons beiden een halfuur samen zet.”

 

De portfolio omvat heel wat woningen. Is dat economisch haalbaar voor een bureau van een dergelijke schaal? “Niet echt, maar een woning vormt het perfecte instapmodel voor een jonge medewerker. Die kleinere projecten bieden je ook de mogelijkheid om architecturaal een stap verder te gaan. Opdrachtgevers kennen ons als ze hier binnenstappen en zijn op zoek naar de dialoog die wij zo belangrijk vinden. Tot slot verloopt een woningdossier snel, waardoor het een tegengewicht vormt voor de langlopende binnenstedelijke projecten.”

 

“Momenteel leggen we de laatste hand aan een woning in de Nonnebossen van Zonnebeke. Een ferm eind van Mechelen, maar die opdracht heeft alles te maken met ons kot van de toekomst. De eigenaar van de woning is namelijk de aannemer die HUB_01 heeft uitgevoerd. Een uitzonderlijk man, eigenlijk een soort uitvinder die telkens met verrassende ideeën voor de dag komt en met wie het dus heerlijk sparren is. Hij begrijpt meteen wat je bedoelt met een aantal schetslijnen. Detailtekeningen zijn er bij zijn woning amper aan te pas gekomen.”

 

Op het programma

 

Welke projecten staan er nog op stapel? “In mei wordt fase 3 van het Hof van Busleyden, de scenografie voor een tentoonstelling, afgerond. Daarmee komt een einde aan een project  waarvoor we in 1999 de ontwerpwedstrijd wonnen. We zegden het al: geduld. Op zeker ogenblik moet je in een dergelijk project zelf de rol van dragende actor op je nemen.”

 

“De nieuwe theaterzaal voor nOna moet in september worden opgeleverd. Ook daar was geduld een noodzaak, want de vzw moest naast de subsidiëring extra budget via sponsoring bij elkaar zien te schrapen. Daardoor moesten wij onderweg van strategie veranderen en opnieuw aan het ontwerpen slaan. Het wordt een mooi project, waarin we samen met kunstenaar Nick Ervinck de architectuur bekijken vanuit de ruimte.”

 

“Verder zijn we bezig met scholen in Brussel. Via een wedstrijd van GO! kregen we de ontwerpopdracht  voor  de binnenstedelijke school De Bron in Sint-Gillis, vlakbij het Zuidstation. Op een kleine kavel moeten we daar een uitgebreid programma onderbrengen. Daarom maken we in het schuine dak een uitsnijding waarin we een dakspeelplaats stoppen. Door het gevoel dat die wanden oproepen, ontstaat er een beschuttende cocon hoog boven Brussel.”

 

“Een kleinschalig maar interessant project wordt de verbouwing van vier units in het natuurdomein De Hoge Rielen  in Kasterlee, een participatieproject. Participatie is ook het kernwoord in de reconversie van de Gentse Wasserijsite, die een deel van een bouwblok beslaat. Daar verbinden we twee straten via een doorwaadbare binnenstraat en komt er een buurtcentrum met creatieve ateliers die de buurt zelf mag invullen. De stad overwoog aanvankelijk een soort maaklab, maar uit de eerste bewonersvergadering blijkt dat we dat moeten herdenken. Ook dit wordt een low budget project, waar we zullen inzetten op het brutalistisch karakter van de gebruikte materialen, met  bijvoorbeeld op hun kant gedraaide snelbouwstenen voor betere akoestische prestaties. Opnieuw een project van lange adem, ideaal om via een proces van communicatie tot een geslaagd resultaat te komen.”

Bronnen
  • DIMENSION 48