
Ondanks het risico opnieuw voor graaier versleten te worden, hadden wij het op ons congres dus over geld. Waarom? Niet omdat we de Mammon aanbidden, fervente materialisten zijn of met z’n allen het statuut van private banking klanten beogen. Wel omdat je zonder geld geen professionele multidisciplinaire architectuurpraktijk kan uitbouwen. Omdat je zonder geld niet kan investeren in talent, infrastructuur en permanente vorming. Omdat een correcte vergoeding voor geleverde prestaties een vorm van respect inhoudt, iets waar wij vandaag al te dikwijls van verstoken blijven. Omdat architectuur een maatschappelijk belangrijke activiteit is die je niet zomaar even gratis inschakelt voor een ontwerpwedstrijd om de resultaten daarna achteloos in de vuilnisbak te kieperen.
De architect kreeg een maatschappelijke taak toevertrouwd. In ruil daarvoor ontving hij een monopolie. Maar die twee blijken vandaag een soort vissenjanuskop. Het spreekwoord indachtig dat de vis begint te rotten aan de kop, is dat geen prettige gedachte. Onze maatschappelijke taak en ons monopolie worden op kousenvoeten uitgebreid met taken die niet de onze zijn. Naast de veiligheid, functionaliteit, duurzaamheid en zeggingskracht van gebouwen krijgen we extra verantwoordelijkheden toegeschoven die ons transformeren tot supercontroleur, superadministrateur en, als het fout loopt, superbeklaagde. Gevolg: het stinkt serieus in ons beroep. Het mooiste beroep ter wereld, daar zijn we het over eens, een oogje dichtknijpend voor het grote aantal afhakers. Maar ook een beroep dat dringend meer waardering moet krijgen. Of samengevat in een soundbite: loon naar werk.