Nieuws

‘Laat een plein echt een plein zijn… En zet elders volmondig in op natuur’

16 oktober 2018

In onze rubriek 'Ik vraag het aan' stelt Paul Vermeulen (De Smet Vermeulen architecten) deze vraag aan Dietlinde Verhaeghe (Tractebel engineering): “Dietlinde, na vele goede jaren in de architectuur heb je je werkveld verlegd naar het ontwerp van publieke ruimte en landschap. Wat zat achter die wissel? En hoe denk je over de staat van de publieke ruimte en de natuur in onze Belgische steden? Op reis verwens ik ze vaak. De huizen zijn groot maar de straten smal, en we zijn de parken vergeten. Om ze er alsnog tussen te passen, moeten we schipperen. Als ik op een stadsbrug sta die breed genoeg is om een grillige rivier op zijn beloop te laten, als ik door een stadsraam een heide of een beboste heuvelrug zie, vraag ik mij af: waar is in onze steden de natuur? Of overdrijf ik nu een beetje?”

Dietlinde Verhaeghe: Dag Paul, bedankt voor je vraag of eigenlijk vragen. Ik moet bekennen dat ik even twijfelde om er op in te gaan. Ik ben namelijk niet zo’n verteller of schrijver. Ik formuleer niet zo vlot mijn mening. Toch een poging!

 

Ik ben inderdaad gestart binnen de architectuur en momenteel bezig met het ontwerp van publieke ruimte. Het traject daartussen is niet helemaal bewust uitgezet, soms gebeuren dingen zomaar. Die eerste jaren binnen de architectuur waren heel goede, misschien de mooiste jaren: met een groot enthousiasme in een fijne werkomgeving uitgedaagd worden, ondergedompeld worden in architectuur van a tot z. Ik heb heel hard genoten van het totaalpakket: het zoeken en doordenken en hernemen tot een ontwerp goed zit, het over en weer kaatsen met opdrachtgevers, het putten uit de praktische kennis van mensen die mee bouwden wat we voor ogen hadden, het nauw samenwerken en communiceren onder architecten, met opdrachtgevers, met bouwers.

 

Op een bepaald moment kwam er een wissel. Wellicht was het tijd voor iets anders. Zo ben ik enkele jaren aan de beleidskant terechtgekomen, bij de Vlaams Bouwmeester. Ook dat waren boeiende tijden, maar ik wou steeds vaker zelf opnieuw potlood, papier en kalk ter hand nemen. Waarop ik in het ontwerp van publieke ruimte ben beland. De keuze was niet evident. Zoals je aanhaalt, er waren veel goede jaren in de architectuur met Marie-José Van Hee. Een nieuwe keuze vroeg daarom iets helemaal anders.

 

Het ontwerp van publieke ruimte stelde en stelt me voor andere uitdagingen. Het is boeiend, het is werken voor een heel ruim doelpubliek. Er is niet vaak die ene opdrachtgever die min of meer weet hoe hij of zij wil(len) wonen (of iets anders). De opdrachtgever en het doelpubliek zijn niet dezelfde. Het is zelden duidelijk, vaak is het zoeken en blijven bevragen en uitlokken om het kader scherper te krijgen. Maar uiteindelijk is het ook ruimtelijk werken. Het is ook puzzelen en passen en zoeken tot iets goed zit. Detailleren, uitwerken, discussiëren tot alles in zijn plooi valt. En bij voorkeur ook bouwen. Voor mij is het ook architectuur, en in die zin is het ontwerp van publieke ruimte volgens mij bij uitstek ook een taak voor architecten.

 

Bouwen aan de stad is ook verder werken aan wat er al is, de oplossing start daar. Er is nood aan een robuuste aanpak die de bestaande kwaliteiten valideert. In onze Belgische steden mist de natuur, en wellicht ook de publieke ruimte, nogal eens voldoende maat. Op de beperkte ruimte die er is, moet zo veel gebeuren. Ik denk dat we gerichte keuzes moeten maken over wat we waar voorzien en daar dan volledig voor gaan. Een plein echt plein laten zijn, op andere plekken inzetten op natuur, maar dan ook volmondig. En niet alles hoeft op elke plaats. Er is nood aan ruimte in de stad die duidelijk leesbaar is, waar we die keuzes maken en idealiter vindt eenieder er wel zijn plek.

 

En die natuur verzacht het stedelijke. Ik hou van het ontembare van de natuur, ook in de stad: van bomen die groot mogen worden, die een ander geluid voortbrengen, die seizoenen voelbaar maken. Ook onze steden zijn aan rivieren gebouwd, maar ondertussen zijn die niet meer zo natuurlijk, veelal ingesnoerd door kaaimuren, volledig gekanaliseerd. Misschien moeten we ook voor natuur in de stad pleiten voor een genereuze aanpak. Een voorbeeld op kleine schaal:  geveltuinen maken onze straten wat groener, maar het blijven halve vierkante meters en vooral stevig begrensd door boordstenen. Hetzelfde met de ietwat trieste bomen tussen de parkeerplaatsen. Dus laat dat groen dan maar wat weliger tieren en die bomen worden dan misschien wat groter en staan dan wat minder in het gelid …

 

Ik denk niet dat ik hiermee volledig de vragen beantwoord … Verder denkend aan het buitenland waar we stad en natuur vaak beter verzoend zien, stel ik mijn vraag aan iemand die daar meer kan over vertellen.”