Interview

Wivina Demeester: “De uitdaging voor morgen is bouwen voor overmorgen”

Arnaud Tandt • 16 oktober 2018

Wivina Demeester tekende mee aan de opgang van de Vlaamse architectuur. Ze stond aan de wieg van het Vlaams Bouwmeesterschap en in de ontwikkeling van Monnikenheide toonde ze zich zelf een geïnspireerde opdrachtgever. Niet toevallig draagt de prijs voor excellent Bouwheerschap van de Vlaams Bouwmeester sinds enkele jaren haar naam.

De paviljoenen van Monnikenheide, een voorziening voor personen met een handicap opgericht door Wivina Demeester en haar echtgenoot, liggen verspreid over een bosrijk domein. Aan het begin van de oprijlaan woont het echtpaar Demeester. De rand van hun tuin wordt gemarkeerd door het Seppenshuis van b0b Van Reeth in kenmerkende gelijmde baksteen. We ontmoeten Wivina Demeester in haar bureau, een aanbouw ontworpen door Maarten Van Severen. Achter haar een bibliotheek die uit Koolhaas’ Maison à Bordeaux zou kunnen komen. Uit de hele setting spreekt een grote liefde voor en kennis van architectuur. Wivina Demeester is nog steeds voorzitter van de Raad van Bestuur van het VAi, een functie die ze ooit opnam op voorspraak van Geert Bekaert. De visie wordt ook duidelijk als ze ons meeneemt langs enkele architecturale juweeltjes – in de dorpskern van Dirk Somers en Johan De Coster en in het bos van 51N4E. Op onze wandeling zien we ook de laatste aanwinst in wording: paviljoenen die door UR Architects omgevormd worden tot aangename groepswoningen met lichtrijke leefruimtes.

 

Betekende de ontwikkeling van Monnikenheide uw eerste aanraking met architectuur?

Wivina Demeester: “Eigenlijk is het veel vroeger begonnen, toen we een huis zochten in de Kempen. Mijn man was voor zijn werk naar Herentals gekomen en ik ben hem gevolgd. Men grapt altijd dat het de enige keer is dat ik hem gevolgd ben. Dat was in de loop van de jaren zestig. We zochten een plek waar we goed konden wonen, maar we vonden onze gading niet. Dan hebben we beslist een cursus van een drietal dagen te volgen bij Stichting Lodewijk de Raet over het omgaan met wonen en architectuur. We hebben veel dingen overgehouden aan die cursus. Zo legden we er de eerste contacten met mensen die ons aangezet hebben om Monnikenheide te concipiëren. Niet alleen ontmoetten we er een ouder met een dochter met een handicap – onze oudste heeft zelf het syndroom Down, maar vooral gingen we er toen architectuur studeren. Ik herinner me zeer goed dat we het huis van Braem in Antwerpen bezochten, waar de leidingen met hun functionele kleuren bloot lagen. We vonden dat heel fascinerend. We namen ons voor om, als we ooit zouden gaan bouwen, dit te doen conform de wijze waarop we leven en wonen én met een perspectief naar de toekomst. Dat vinden we als echtpaar heel belangrijk: we kijken naar het verleden om wat we eruit kunnen leren, maar we kijken vooral naar de toekomst om wat we kunnen doen.”

 

“We waren van thuis uit ook bevriend met Luc Van Den Broeck, die samen met Oscar Van Severen een klein bureau had. Die had op dat moment prijzen gewonnen – ik denk zelfs in de sociale huisvesting. We zijn naar zijn huis in Aalst gaan kijken. Dat was voor ons bijzonder revelerend. De woning was een balk bovenop een kleiner volume waarin zijn bureau gevestigd was. Het huis boven was zonder deuren, compleet open, zelfs de slaap- én badkamers. We hebben hem gevraagd om iets voor ons te ontwerpen. Ik denk niet dat hij toen geloofde dat we zo ver zouden gaan. Er stonden weliswaar van in het begin een deur aan de badkamer en muren rond de badkamer en het toilet maar voor de rest waren er geen deuren, ook niet aan de slaapkamer. Ons huis is gebouwd in 1970 met een open keuken, wat toen nog ongebruikelijk was. Die barkeuken is nog altijd het centrum van het huis.”

 

MONNIKENHEIDE

 

Wivina Demeester: “Toen we met Monnikenheide begonnen was het uitgangspunt dat personen met een handicap in een aangename en huiselijke leefomgeving moeten wonen – zo ontwikkelen ze zelf tot mooie mensen. Dat is vandaag nog altijd mijn uitgangspunt. Als ik extra inspanningen lever voor goede architectuur dan is het omdat ik ervan overtuigd ben dat mensen daar veel beter en veel gelukkiger van worden. Architectuur die geconcipieerd wordt naar het leven van de mensen: dat is het hele uitgangspunt voor onze interesse in het vakgebied. We zijn allebei landbouwkundig ingenieur van opleiding.  Ik ben na het lesgeven en oprichten van het tehuis in de politiek beland, mijn echtgenoot werkte in de toenmalige nationale landmaatschappij en dan de Vlaamse, die hij heeft geleid. We zijn “maar” liefhebbers van architectuur, maar wel grote liefhebbers.”

 

Was er meteen een masterplan toen jullie aan Monnikenheide begonnen?

Wivina Demeester: “Neen, helemaal niet. We zijn begonnen in 1973 met een kortverblijfcentrum dat moest beantwoorden aan ons uitgangspunt, het wonen voorop. We wilden vijf woningen, échte woningen waar telkens zeven “gasten” – zoals we ze noemden – konden wonen. Dat moesten gezinsstructuren zijn. Er waren beperkingen omwille van de middelen, maar het concept met familiale groepen van zeven was er van in den beginne. Dit gebied van vijf hectare was oorspronkelijk eigendom van mijn schoonvader. Hij heeft dit deels geschonken aan Monnikenheide en deels aan zijn kinderen. We hebben hier gebouwd omdat we het project van hieruit dan goed konden begeleiden als vrijwilligers. Later hebben de zussen van mijn man hun deeltjes verkocht aan Monnikenheide. Monnikenheide is verder gegroeid met een langverblijf in 1980 en later kwamen er nog woningen bij op het domein en in het dorp. Wij zijn altijd naar goede architectuur op zoek gegaan én naar goede architecten. Ik heb van Geert Bekaert geleerd dat ik nooit mag spreken over mooie architectuur maar wel over goede en juiste architectuur. Ik begrijp dat ondertussen heel goed. Wat is immers mooi? Het is maar goed als het geconcipieerd is voor datgene waartoe het dient. Ik heb het geluk gehad om eind jaren tachtig zowel met b0b Van Reeth, Charles Vermeersch als Geert Bekaert in contact te komen. Ik kende Charles Vermeersch van aan de universiteit. We zaten samen in de studentenparochie, ik kende zijn broer Germain goed en we waren allebei sociaal geëngageerd.”

Huis aan de Voorne, Dirk Somers - Foto: Klaas Verdru

VLAAMS BOUWMEESTER

 

Wivina Demeester: “Tijdens mijn tweede periode in de Vlaamse regering (1995-1999) was ik als Vlaams minister van Financiën, Begroting en Gezondheidszorg bevoegd voor de gebouwen in Vlaanderen. Sommigen zouden dit een eerder saaie job vinden, omdat je er niet echt mee aan politiek kan doen. Ik dacht echter: nu is mijn tijd gekomen om vanuit mijn bevoegdheid te pleiten voor een Vlaams Bouwmeester om te beginnen voor de overheidsgebouwen. Als de overheid begin jaren 90 moest bouwen of renoveren, was het de minister die de architect probeerde aan te duiden. Ik nam me voor dit nooit te doen omdat je je zo makkelijk kan vergissen. Bovendien veranderde toen de reglementering waardoor dit ook niet meer kon: voortaan moest dit via een openbare aanbesteding gebeuren. We werden ook geconfronteerd met ontwikkelaars die op dat ogenblik nog niet de goede ontwikkelaars waren die we nu kennen. De bouw van het Ferrarisgebouw en het Consciencegebouw waren onvoorstelbaar moeilijke opgaves. We kwamen altijd terecht in de fuik van dezelfde ontwikkelaars.”

 

“Het was duidelijk dat we er iets aan moesten doen. We zijn beginnen brainstormen, o.a. met b0b Van Reeth, Charles Vermeersch en Geert Bekaert. Waarom zouden we het niet zoals in Nederland aanpakken waar ze al honderd jaar een rijksbouwmeester hadden? Dan heb ik op mijn kabinet een nota gemaakt waarin we beschreven waaraan overheidsgebouwen moesten voldoen (de gebruikswaarde, de belevingswaarde, de toekomstwaarde en de omgevingswaarde, nvdr). We hebben daarna een concept uitgeschreven voor een Vlaams Bouwmeester en stelden een headhunter aan. Een eerste lijst telde tien namen, daarna herleid tot vijf. Daarmee ben ik naar de Vlaamse regering gegaan. Samen met mijn collega Eddy Baldewijns heb ik dat voorbereid en nadat we hen alle vijf hadden ontmoet zaten we op dezelfde golflengte: het moest b0b worden. b0b Van Reeth is nooit als dusdanig kandidaat geweest. De headhunter heeft hem zelf aangezocht en ik denk dat gebleken is dat we met hem de best mogelijke keuze gemaakt hebben. b0b had een visie en de keuze voor hem lag voor de hand. De Vlaamse overheid had het wel moeilijk met de onafhankelijkheid die ze de Bouwmeester moest gunnen. Gelukkig is dat vandaag ook nog altijd het geval.”

 

Je leerde via de Meesterproef van de Vlaams Bouwmeester ook enkele architecten kennen voor Monnikenheide.

Wivina Demeester: “b0b organiseerde inderdaad de Meesterproef. Ik ben toen gaan kijken naar wat ze deden. Toen we kleine projecten in het dorp hadden, bedacht ik dat je dit toch moest doen met jonge mensen in hun stage. Ik ben beginnen bladeren in de boekjes en heb er de eerste keer Dirk Somers (die Huis aan de Voorne ontwierp, nvdr) en de tweede keer Johan De Coster (Huis aan de Kerk) uitgehaald. Erna, zowel voor Huis aan ’t Laar als het project waar nu UR architects op werkt, werd een gelijkaardige procedure als van de Open Oproep toegepast, waarbij een aantal architecten werden uitgenodigd en een jury de ontwerpen beoordeelde.”

Huis aan 't Laar, 51N4E - Foto: Klaas Verdru

SCHOLEN VAN MORGEN

 

U zetelt ook in de raad van bestuur van Scholen van Morgen.

Wivina Demeester: “De ontwerpers van de scholenprojecten zijn, volgens mij, door de band genomen allemaal goede architecten. Al zal men mij daar misschien niet in volgen of zeggen dat er nog veel te weinig middelen aan de scholen gespendeerd worden. Ik geloof dat niet. Als je ziet wat SvM gerealiseerd heeft, geloof ik echt dat daar school is gemaakt. Ik ben er zeker van dat als alle 182 scholen af zullen zijn, dit door velen zal beaamd worden. Temeer daar er ook scholen zijn gekoppeld aan erfgoed. Het buitenland komt kijken en benijdt ons met deze werkwijze.”

 

Er is ook wel kritiek te horen. Zo zou het onderhoudscontract er voor zorgen dat de scholen minder flexibel gebruikt kunnen worden.

Wivina Demeester: “De overheid stond voor de opdracht: er moesten absoluut veel scholen bijgebouwd worden. We hebben al het mogelijke gedaan om een echte PPS-structuur te hebben maar omdat Europa niet aanvaardde dat het buiten begroting werd geplaatst – o.w.v. de 100 procent waarborg – was dit niet mogelijk. Eens die problemen achter de rug, was het de bedoeling om zoveel mogelijk scholen te kunnen bouwen. Ik hoop dat uit de studie die erover gemaakt wordt de voordelen zullen blijken. De scholen zijn bijvoorbeeld veel sneller gebouwd. Schoolbesturen waren niet gewoon om snel beslissingen te nemen, gezien er veel vrijwilligers in het bestuur zetelen. Een schoolbestuur heeft soms onvoldoende kracht en ervaring om dat alleen te doen, nu is er een professionele bouwheer. Als er voor 100 miljoen aanbesteed wordt, is de eindrekening nu ook 100 miljoen. In het klassieke systeem gingen scholen vaak ver boven de aannemingsprijs en moesten ze dit met eigen middelen zien te bekostigen. Het onderhoudscontract van dertig jaar betekent dat een school niet uitgeleefd is na dertig jaar. Zo’n contract kost uiteraard geld, en hangt af van wat je erin zal doen. Als een school ontworpen wordt om van maandag tot zaterdagmiddag gebruikt te worden en men wil dit plots veranderen naar zeven dagen op zeven, dan heb je een totaal ander onderhoudscontract nodig. We zien dat er vragen zijn en als die redelijk zijn dat die zonder verdere discussie worden toegestaan. Men zal bij het NAV ook blij zijn dat alle architecten voor dit project in aanmerking konden komen. Alleen de 36 model-projecten zijn volgens de procedure van de bouwmeester gerealiseerd, de rest van de 182 projecten zijn uitgeloot aan architecten wiens dossier is goedgekeurd, maar steeds met begeleiding, ondersteuning en inspraak van het team Bouwmeester.”

 

U had het over vertrekken vanuit het wonen en leven, waar moeten we volgens u de komende jaren op inzetten in Vlaanderen?

Wivina Demeester: “Wonen, leven, werken en gebruiken blijft aan de orde. In de zorgsector moet men daarop nog veel dieper ingaan: wat zijn de noden van de bewoners in een gesprek tussen architect, bouwheer en de gebruikers.  Die bewustwording is gegroeid. Er wordt vandaag ook meer ingezet op energieverbruik en duurzaamheid. De Vlaamse overheid hanteert nu hogere normen. De uitdaging voor morgen is bouwen voor overmorgen. Binnen een sterke casco vandaag iets bouwen dat binnen tien, twintig, dertig jaar nog goed kan functioneren, ook als de context verandert.”