Nieuws

5 prioriteiten voor meer loon naar werk

Staf Bellens • 17 oktober 2018

Het vierde architectencongres van Netwerk Architecten Vlaanderen ligt alweer even achter de rug, maar de brandende kwesties die er werden behandeld, blijven torenhoog oplaaien. Daarom memoriseren we kort enkele vragen, vaststellingen, inzichten en conclusies die uit de getuigenissen, uiteenzettingen en debatten naar voor kwamen.

NAV-voorzitter Kati Lamens vatte het congres samen in vijf conclusies. Een: specialiseren en diversifiëren zijn de aangewezen pistes om uw architectenbureau commercieel en financieel een gezonde toekomst te geven. Twee: grijp altijd naar de meest opportune samenwerkingsvorm, zowel contractueel - bv. DBFM, bouwteam - als wat de interne organisatie en taakverdeling binnen het bureau betreft. Drie: er is nood aan een modernisering van de wet van 1939 en daarin moeten de beroepsorganisaties het voortouw nemen. Vier: het architectuuronderwijs en de stage zijn aan een grondige herbronning toe. Vijf: de architect moet een afdoende antwoord zien te vinden op de verzuchtingen van de opdrachtgever, onder andere wat budgetzekerheid en opdrachtgeverschap betreft.

 

Een nieuwe opleiding?

 

In een tijdperk waarin techniek, technologie en maatschappelijke en andere uitdagingen een razendsnelle evolutie kennen, staat voor ingenieur-architect Peter Leroy (Stramien) het team centraal. Stramien bundelt bewust meerdere disciplines op één platform en geeft de medewerkers de ruimte om zich toe te leggen op specifieke knowhow: de glasnorm, het groendak et cetera. Dat creëert meteen de mogelijkheid om interne vorming te organiseren, waarop collega’s van elkaar leren.

 

Meteen rijst de vraag of die specialisatie al tijdens de opleiding van start moet gaan. Uit een poll bij de aanwezigen bleek dat de congresgangers daarover niet op dezelfde golflengte zitten. 53% was van oordeel dat het architectuuronderwijs polyvalent inzetbare generalisten moet opleiden; 43% vond dat specialisten meer aangewezen zijn. Rob Cuyvers, decaan van de faculteit architectuur en kunst van de UHasselt, repliceerde dat het architectuuronderwijs de architect op drie rollen moet voorbereiden: ontwerper, onderzoeker en manager. Een extra complicatie is dat heel wat afgestudeerden niet voor het beroep van architect kiezen. Ook die groep moet voldoende bagage meekrijgen om andere rollen op zich te kunnen nemen. Daar komt bij dat architectuurstudenten het beroep van architect veelal compleet fout inschatten, voegde ingenieur-architect Nikolaas Martens (MVC architecten) eraan toe.

 

Kati Lamens erkende de moeilijkheden waar het architectuuronderwijs voor staat, gezien de gelijktijdige vraag naar generalisten én experts, gezien het feit dat studenten niet beseffen wat hun latere job zal inhouden, en gezien het gegeven dat architecten vandaag worden opgeleid om in de toekomst projecten te maken waarvan niemand momenteel kan voorspellen hoe die er uit zullen zien. Haar advies: geef studenten mee dat de eenmanszaak verleden tijd is, toon ze welke richtingen ze uit kunnen zonder te veel in de details te treden, en hervorm de stage want die laat momenteel geen specialisatie toe.

 

Een nieuwe stage?

 

Marnik Dehaen, voorzitter van de nationale en de Vlaamse raad van de orde van architecten, gaf toe dat de stage moet worden herbekeken zodat stagiairs brede ervaring kunnen opdoen, maar voegde er meteen aan toe dat eigen werk in die periode moeilijk ligt, door de groeiende complexiteit van het beroep. Volgens Kati Lamens is eigen werk tijdens de stage net een manier om brede ervaring op te doen en een aantal concrete zaken uit de praktijk te leren kennen, zoals de bepaling van het ereloon. De orde zou beter bekijken welke types van projecten in aanmerking komen voor eigen werk, en in hoeverre de stagemeester daarbij het peterschap op zich kan nemen, argumenteerde zij. De meerderheid van de stagiairs zoekt eerst en vooral houvast, en stagemeesters kunnen onmogelijk alles begeleiden, aldus Marnik Dehaen. Hij pleitte voor een model waarin de stagiair vrij zijn stagetraject kan invullen, en intussen al volop aan de slag mag in een architectenbureau zodat hij de verschillende mogelijkheden kan proeven. Ingenieur-architect Lorenzo Van Tornhaut laakte het gebrek aan visie achter de stage. De noden bijbenen is momenteel de boodschap, vond hij. In plaats van een leertraject is de stage vooral een bron van goedkope werkkrachten. Een hervorming is nodig, maar eerst moeten we afbakenen wat het beroep van architect vandaag precies inhoudt.

 

Een nieuwe architectenwet?

 

Met die afbakening van het beroep komen we vanzelf bij de architectenwet van 1939. Meester Christophe Lenders (GSJ advocaten) betoogde dat het huidige kader van contracten de positie van de architect ter discussie stelt. Opdrachtgevers zijn als de dood voor meerprijzen tijdens de uitvoering. Daarom vragen ze de architect een programma van eisen en geven ze hem de opdracht om op het einde van de rit na te gaan of het gebouwde resultaat overeenstemt met de kwaliteitseisen van dat programma. Tijdens de bouw zelf willen ze dat de architect zich zoveel mogelijk gedeisd houdt, omdat elke uitspraak een potentiële aanleiding tot meerwerken of aanpassingen kan vormen. Dat vloekt uiteraard met de wettelijke controleplicht van de architect. Omgekeerd heeft de aannemer nood aan begeleiding door een kwaliteitsvolle architect om de gestelde kwaliteiteisen te kunnen realiseren. Waarom die twee rollen niet loskoppelen van elkaar, de architect de kans geven om in alle onafhankelijk voor de aannemer op te treden, dat deel van de opdracht uit het monopolie halen en de onverenigbaarheid van aannemer en architect uit de wet schrappen, was de voorzet van meester Lenders.

 

Een poll onder de aanwezigen moest uitwijzen wat het publiek daarvan dacht. Moet de wet herschreven worden? Ja, want de onverenigbaarheid (51%), het monopolie (6%) of de onverenigbaarheid én het monopolie (38%) zijn gedateerd, aldus de stemuitslag. Moet de nieuwe wet dan de architect de mogelijkheid bieden om de werfcontrole + aansprakelijkheid contractueel aan een andere partij over te laten? De cijfers: ja als die andere partij een architect is (57%); ja zonder meer (29%); neen (15%). Mag de architect samenwerken met de aannemer als hij zijn onafhankelijk behoudt? Ja, hetzij in een gekende (34%), hetzij in een nieuwe samenwerkingsvorm (61%). Welke potentiële meerwaarde moet de nieuwe wet de architect bieden. De antwoorden: minder onverenigbaarheden met het architectenberoep zodat de architect breder kan ondernemen (54%); een betere regeling van gedeeltelijke opdrachten (42%); minder aansprakelijkheden (32%); deelname in de uitvoeringswinst (23%).

Testimonial: architecten voor ondernemers

Hoe zet je jezelf als architectenbureau in de markt, valoriseer je economisch je expertise en bewaar je toch je integriteit als architect? Pieter Verfaillie schetste op het congres het concept dat BOW architecten ontwikkelde en waarmee het wil uitgroeien tot dé referentie voor de herbestemming van kleine en middelgrote bedrijven in Vlaanderen. Voor meer informatie: www.bow-architecten.be.

Een nieuw monopolie?

 

Lorenzo Van Tornhaut vond dat zowel de onverenigbaarheid als het monopolie in vraag mogen worden gesteld. Waarvoor wil een opdrachtgever graag betalen? Voor een goed ontwerp en een goede vergunning, argumenteerde hij. Die zaken moeten de kern vormen van het monopolie.

Kati Lamens sloot zich bij hem aan. Voor wie diversifieert en zich specialiseert, wordt het monopolie vanzelf minder relevant, betoogde zij. Ook de onverenigbaarheid mag voor haar in de prullenmand, in tegenstelling tot de onafhankelijkheid.

 

Marnik Dehaen waarschuwde dat een plotse afschaffing van het monopolie een sociaal bloedbad zal veroorzaken, en pleitte voor een geleidelijke evolutie en het behoud van het monopolie op het ontwerp. De onverenigbaarheid werkt volgens hem inderdaad niet meer en zorgt voor problemen in formules als DBFM en PPS. De onafhankelijkheid van de architect ten voordele van de consument moet wel intact blijven, bijvoorbeeld om te vermijden dat er naar goedkope materialen wordt gegrepen. Een eventuele deelneming in de winst sluit hij daarom uit.

Lorenzo Van Tornhaut betoogde dat die onafhankelijkheid de werking in bouwteam bemoeilijkt, terwijl die aanpak net sneller en goedkoper is voor eenzelfde programma van eisen. De architect fungeert als hefboom als het erop aankomt of een opdracht al dan niet wordt behaald, en moet daarom voor hem een winstdeelneming kunnen krijgen.

 

Nieuwe barema’s?

 

Diverse studies hebben al uitgewezen dat de financiële vergoeding van architecten te wensen overlaat. Tijdens het congres presenteerde socioloog Mart Willekens van het onderzoekscentrum CuDOS (UGent) de resultaten van een onderzoek bij architecten, uitgevoerd op vraag van minister van Cultuur Sven Gatz. De meeste elementen zijn al meermaals in de kijker gezet: de te hoge werklast, de tsunami aan administratieve taken, de grote hoeveelheid gratis werk. Vooral onder jonge architecten is er veel schijnzelfstandigheid en zelfstandige architecten werken gemiddeld 50 uur per week voor een netto belastbaar inkomen van dor de bank genomen 29.807 euro. Voor een op de drie alleenstaande architecten volstaat dat net om financieel het hoofd boven water te houden.

 

Marnik Dehaen ziet wel heil in de herintroductie van barema’s. Uit diverse studies blijkt een trend om de bouwkwaliteit, geleverd door architecten, weer meer centraal te stellen, poneerde hij. Dat betekent dat we ook de noodzakelijke middelen moeten krijgen om onze taak van openbare dienstverlening en bescherming van de consument uit te voeren en te garanderen. Daarom pleit hij voor een basistakenpakket waaraan een ereloon is gekoppeld, wat concurrentie op basis van kwaliteit mogelijk maakt.

 

Lorenzo Van Tornhaut noemde zich geen fan van barema’s. Volgens hem zijn die niet zaligmakend, want architecten trachten dan misschien het verschil te maken door een andere gratis dienstverlening aan te bieden, bv. begeleiding van klanten in de toonzaal. Minimumbarema’s achtte hij eventueel haalbaar, want dan wordt degene die erin slaagt efficiënter te werken, daar ook voor beloond.

 

Marnik Dehaen repliceerde dat hij en andere voorstanders de mosterd hebben gehaald bij de Duitse HOAI’s, die een ondergrens vastleggen voor taken van openbare orde, zodat je daarvoor een financiële garantie in handen hebt. Research kan je dan als concurrentiemiddel inzetten.

 

Kati Lamens noemde de idee van een basistakenpakket met barema’s een gevaarlijk gegeven. Een sluwe opdrachtgever zal er ongetwijfeld in slagen dat pakket heel ruim te interpreteren, waardoor de architect achterblijft met de gebroken potten. Een ander gevaar is dat de opdrachtgever ons de beste koop laat zoeken, waarop we dan onze barema’s moeten toepassen, zodat we in eigen vel snijden. Het probleem zit bij onszelf, stelde ze. We moeten leren nacalculeren en onszelf verkopen.

 

En weigeren om nog deel te nemen aan de ratrace van de architectuurwedstrijden die voor deelnemers geen of hoogstens een symbolische vergoeding in petto hebben, aldus Peter Leroy. Hij riep op om extra taken positief te benaderen, op voorwaarde dat er een correcte vergoeding tegenover staat. Is die er niet, dan moet iemand anders die taken maar op zich nemen, zei hij fijntjes.

 

Als afsluiter deelde Kati Lamens mee dat NAV een serie tools met betrekking tot architectuurwedstrijden heeft ontwikkeld, waarmee de beroepsorganisatie de boer zal opgaan bij opdrachtgevers om hen aan te sporen deze zaken te gebruiken en toe te passen. De tools omvatten onder andere een standaarddocument voor een oproep, een leidraad voor de procedure, een bestektekst en een richtlijn voor het opstellen van een programma van eisen.