Interview

Verdickt & Verdickt ARCHITECTEN: 'Architectuur is passie én business'

Staf Bellens & Colette Demil • 27 november 2018

Twintig jaar geleden richtten de broers Nico (48) en Carl Verdickt (45) de bvba Verdickt & Verdickt ARCHITECTEN op. Hun samenwerkingsmodel, dat toen al enkele rodeerjaren achter de rug had, was gebaseerd op hun unieke complementariteit inzake ambities en kunde. Met hun spraakmakende projecten, vooral herbestemmingen, bouwden ze in een mum van tijd naam en faam op. Hoe kijken zij twee decennia later naar de rol van de architect binnen de huidige vastgoed- en bouwmarkt en welke consequenties hebben de evoluties in de markt en de werkomgeving voor een kleiner architectenbureau als het hunne?

Studio Dann

Plaats van afspraak is de Comptoir Sucrier, een plek in Antwerpen-Noord die na vorige levens als broodbakkerij en suikeropslagplaats door de broers Verdickt werd herbestemd tot woon- en werkcomplex. Het achterhuis van het woonerf herbergt beneden het architectenbureau en op de verdiepingen vier lofts, waarvan er eentje wordt betrok ken door Nico. Het gedeelte langs de straatzijde omvat twee huizen en drie appartementen. Het geheel zit geschakeld rond een klein binnenplein met boom, bank en fietsenberging.

 

De locatie verklapt veel over de broers. Dat een nuchtere levenshouding hen allerminst vreemd is, om te beginnen. Carl Verdickt: “Als beginnend architect kwamen wij al snel tot het inzicht dat ons beroep een perpetuum mobile was, zonder daarom echt te beseffen hoe hoog de rollercoaster wel zou worden. In ieder geval luidde onze slotsom dat je maar beter wat zekerheid kunt opbouwen en een eigen kantoor kopen en afbetalen. Eerst hebben we hier om de hoek een voormalig graanpakhuis omgevormd tot bureau. Twaalf jaar later deed deze opportuniteit zich voor.” Nico: “Met ons eerste project voeren we compleet tegen de stroom in. Antwerpen-Noord was toen een ruige buurt, waar je over vuilnis struikelde en Panorama-verslaggever Paul Jambers zijn veelbesproken tv-reportages draaide. ‘Doe het niet, want geen enkele klant durft daar zijn auto te parkeren’, kregen we als advies. Maar ons beschikbare budget bood geen andere mogelijkheden.”

 

Naast nuchterheid zegt de keuze ook veel over het strategisch vernuft van de architecten. Carl: “Als stedelijk architectenbureau wilden we per se een pand met een historische waarde, want in een stad staan renovatie en herbestemming bovenaan de agenda. Bovendien moest het ons visitekaartje worden en in dergelijke panden kan je je architectuursignatuur zetten en hedendaags omgaan met het historische kader zonder dat je potentiële opdrachtgevers afstoot of aantrekt. Stel dat we een villa hadden gebouwd in de hedendaagse stijl van toen, dan hadden we nu met een gedemodeerd uithangbord gezeten. Niet voor niets herhalen we steevast dat architectuur geen mode is.”

 

Nico: “Het toeval wil dat onze papa hier in de buurt is opgegroeid. Toen diens vader kort na de Tweede Wereldoorlog overleed, heeft zijn moeder al haar bezittingen op een stootkar geladen en is ze vanuit het Waasland met haar drie zonen naar hier gestapt.”

 

De samenwerking: complementair

 

De gezamenlijke start was allerminst het resultaat van een jaren op voorhand uitgestippeld plan, maar eens te meer van nuchter inzicht. Nico: “Omdat ik meer interesse had in technische zaken dan in talen, ben ik tijdens mijn middelbare school overgeschakeld van het algemeen naar het technisch onderwijs. Daar kreeg ik onder andere bouwkundig tekenen, wat mij goed lag. Bij de studiekeuze speelde dat mee, plus het gegeven dat ik een job wou waar ik met veel mensen in contact kon komen. Zo ben ik op een heel atypische wijze in de architectuuropleiding beland. Na mijn studies heb ik mijn stage grotendeels pro forma ingevuld en ben ik al snel aan de slag gegaan bij aannemers en ontwikkelaars. Ontwerp was aan mij niet besteed, de zakelijke, technische en juridische aspecten des te meer. Later heb ik dan ook nog een aanvullende master bouwmanagement, cursussen vastgoed rekenen en deskundigenonderzoek en een MAoff gevolgd.”

 

Carl: “Ik ben een gebeten ontwerper die zich het liefst buigt over het programma van eisen, ontwerpend onderzoek, architectuurwedstrijden, tentoonstellingen en debatten. Lastenboeken en meetstaten laat ik liever aan mij voorbijgaan. Toen Nico zijn eerste opdrachten kreeg en met de handen in het haar zat voor het ontwerp, was de klik dan ook snel gemaakt. Door samen te werken, konden we onze opdrachtgevers een totaalservice aanbieden. In feite speelden we vroegtijdig in op de groeiende complexiteit van het beroep, die volgens mij de scheiding tussen ontwerp en uitvoering in de toekomst alleen maar zal vergroten.”

 

De start: verschroeiend

 

Het ging snel voor het jonge bureau. Voor een van hun eerste projecten, de verbouwing van een pand op de Grote Markt in Antwerpen tot twee appartementen, terwijl het onderliggende restaurant in werking moest blijven, ontvingen ze meteen een stadsprijs. Ook hun eerste kantoor viel in de prijzen. Carl: “Dankzij die referentieprojecten trokken we andere opdrachten aan en bouwden we vlot een mooie portfolio op.”

 

Nico: “De wet-Laruelle betekende  een extra stroomversnelling. In 2007 hebben we een nieuwe architectenvennootschap opgericht en onze bestaande vennootschap omgevormd tot de vastgoed- en managementvennootschap ON(T)ROEREND. Die laatste bood ons de kans om zelf deze het project Comptoir Sucrier te ontwikkelen.”

COMPTOIR SUCRIER - © Luc Roymans

Carl: “De drive was enorm. Ik herinner me nog dat we ons gerenoveerde kantoor hadden ingeschreven voor de Awards van de Belgische Architectuur en de eerste selectie niet haalden. Onterecht, vond ik. Hoewel het reglement dat niet toeliet, hebben we twee jaar later opnieuw ingeschreven met hetzelfde project. Deze keer vielen we wel in de prijzen. Om maar te zeggen dat een dubbeltje je kant op moet vallen.”

 

Het portfolio van Verdickt & Verdickt ARCHITECTEN is erg verscheiden met zoals al gezegd de nadruk op herbestemming en renovatie. Opnieuw een mix van ambities en nuchterheid. “We vinden variatie boeiend en leggen niet graag al onze eieren in een mand. Toen in 2008 de crisis losbarstte en de markt van de particuliere opdrachtgevers en kmo’s compleet stokte, doorstonden we de storm zonder kleerscheuren dankzij overheidsopdrachten en wedstrijden.”


In al die jaren knetterde het wel geregeld in het achterhuis van de suikeropslagplaats, geven beide architecten ruiterlijk toe. Nico: “We zijn twee heel verschillende karakters. Bovendien kijk ik eerst naar de rendabiliteit, terwijl voor Carl de ontwerpuitdaging primeert.”


Carl: “Het gegeven dat we elk ons eigen werkveld hebben, ontmijnde dikwijls wel al in een vroeg stadium de meningsverschillen. We beseften ook dat we elkaar nodig hadden om een geslaagde weg af te leggen. Maar als we geen broers waren geweest, hadden we vandaag geen team meer gevormd. Voor mij is architectuur een passie, voor Nico een business die hij met evenveel passie uitoefent.”

 

De markt: uitdagend

 

Vandaag is het architectenbureau afgeslankt tot de twee vennoten en drie projectarchitecten. Nico: “Oorzaak is de verschuiving van de markt. De niche van privé-investeerders met een meer dan gemiddeld budget krimpt. Die mensen schrikken terug voor de complexiteit van het koop-, renovatie- en bouwproces. Hun plaats wordt steeds meer ingenomen door promotoren. Wij bouwen ook appartementen, maar alleen als de opdracht ons past. We gaan pas aan de slag als er een contract voorligt en weigeren dus om gratis een voorontwerp te maken, in tegenstelling tot sommige collega’s.”

 

Carl: “Tijdens een eerste bespreking met een particuliere opdrachtgever zeggen wij meteen njet als het programma, budget, ereloon of de architecturale uitdaging ons niet passen. Soms met pijn in het hart, maar het geeft ons vrijheid. Vanuit die visie opdrachten verwerven in een markt die constant op zoek is naar de snelste en de goedkoopste, is echter een hele opgave. Vandaar het kleine team. Ik ken heel wat collega’s van mijn leeftijd met een veel groter bureau die constant stressen om de zaak draaiende te houden en nagenoeg elke opdracht moeten aanvaarden. Dan steken wij onze kennis en energie liever selectief in uitdagende projecten.”

 

Nico: “Er zijn nog opdrachtgevers die geld reserveren voor een goede dienstverlening, omdat ze weten dat die investering rendeert. Voor het project IDEAL is Carl er bv. in geslaagd voor een 32 meter lang gebouw met 22 wooneenheden een ontwerp te maken met slechts één lift en een buitencirculatie die meteen als vluchtweg dienst doet. Verder zit er alleen op niveau 1 en niveau 3 een gemeenschappelijke circulatie, en grijpen de duplexappartementen voor de rest als tetrisblokken in elkaar, wat uiteraard aandacht vraagt voor de akoestiek. Dergelijke creatieve oplossingen krijgt een bouwheer alleen voor een correct ereloon.”

 

Carl: “Diezelfde bouwheer vroeg ons om de oude pastorij van Kieldrecht te herbestemmen tot vier appartementen. Aan die pastorij grenst een grote, verwilderde en met een haag aan het oog onttrokken beschermde tuin die pal in het dorpscentrum ligt. Ideaal voor een woonerf, vond ik. Via gesprekken met de bevoegde diensten en diverse ontwerpvoorstellen wist ik hen ervan te overtuigen nog drie extra grondgebonden woningen toe te laten. Iedereen wint bij die oplossing. De ontwikkelaar ziet zijn project in waarde stijgen. De dorpsbewoners krijgen er een tuin bij, waarin we opnieuw de vroegere fruitsoorten zullen aanplanten. De gemeente hoeft geen open ruimte op te geven en krijgt meer leven in de kern. In dergelijke dossiers kan je als architect echt het verschil maken.”

WDT-LOODS - © Verdickt & Verdickt ARCHITECTEN, Stijn Bollaert

De administratie: vertrouwen

 

Carl: “Nog zo’n voorbeeld is het geplande project Viaduct-Dam. Het driehoekige perceel vertoont een hoogteverschil van twee verdiepingen met de onderliggende straat. We hebben het ingevuld met twee grondgebonden woningen aan de straatzijde, en drie gestapelde appartementen. Dat vergde heel wat palaveren met de brandweer. Via onderhandelingen met de omgevingsdienst en de welstandscommissie slaagden we er ook in een dakterras te creëren, hoewel dat aanvankelijk niet toegelaten was. Prachtig toch als je vanuit Park Spoor Noord daar een boom ziet oprijzen?”

 

“In dergelijke dossiers moet je het vertrouwen van de administratie genieten. Voor onze opdrachtgevers streven wij altijd naar een kwaliteitsvolle optimalisatie van hun project en verdedigen we dat met hand en tand ten overstaan van de administratie. Maar als een opdrachtgever de vergunning tijdens de uitvoering aan zijn laars lapt, geven we onverwijld de opdracht terug, ondanks het rendementsverlies. Als je jezelf als architect verbrandt onder druk van een ontwikkelaar of andere partij, verlies je je geloofwaardigheid bij de administratie.”

 

De administratieve diensten wordt weleens een gebrek aan bereidwilligheid verweten om nieuwe denksporen te verkennen. Terecht? Carl: “De bouwcode en de nog altijd heersende focus op verkavelingen zijn inderdaad hoogst ongeschikt om nieuwe woonvormen te ontwikkelen. Als architect moet je dan optreden als bruggenbouwer en inspirator. Ambtenaren gaan daar in mee zolang ze voldoende bewegingsvrijheid krijgen van de beleidsmakers. Maar als het vertrouwen tussen het beleid en de administratie zoek is, zal een ambtenaar minder snel positie innemen. Daardoor ontstaat er een vaagheid die nefast is voor alle betrokken partijen.”

 

Wedstrijden: catch 22

 

De keuze voor een kleiner bureau en de nadruk op rendabiliteit bieden veel vrijheid, maar die vrijheid vergt ook haar tol. Nico: “Met wedstrijden springen wij voorzichtig om, want de pool waarin wordt gevist is wel erg groot. Als de kans om te winnen te klein is, zeg ik neen. Ook tijdrovende verplaatsingen naar bijvoorbeeld Limburg vormen voor mij een obstakel, want de uren die de projectarchitect in de file doorbrengt, kan je onmogelijk doorrekenen in je ereloon.”

 

Carl: “Ik zou persoonlijk aan meer wedstrijden deelnemen, maar ik ben het met Nico eens dat we wel bij de eerste vijf aan de start moeten staan en bijvoorbeeld voldoende thuis moeten zijn in de context en de aard van de opdracht en over de juiste referenties moeten beschikken. Over de verplaatsing naar Limburg verschillen we dan weer van mening. Architectuur betekent  voor mij dat je een gebouw maakt voor een gemeenschap, dat daarna meerdere levens gaat leiden en hopelijk de kruisbestuiving tussen mensen bevordert. Onlangs wonnen we de wedstrijd voor een synagoge en school van de joodse Yatev Lev congregatie. Nico was niet geneigd daarvoor in te schrijven, maar tijdens een weekend in de vakantie heb ik een eerste schets gemaakt en hem op basis daarvan weten te overtuigen. Het wordt een project met een promenade couverte, zodat Antwerpenaars letterlijk doorheen die gesloten gemeenschap kunnen wandelen. De gemeenschap zelf was opgetogen over die idee. Die boeiende opdracht heeft mij in een compleet andere cultuur ondergedompeld.”

 

Nico: “Door onze omvang vallen we voor bepaalde opdrachten wel uit de boot. Zo hebben we ons niet meer ingeschreven voor de pool van AG VESPA omdat we hun vereisten inzake teamvorming en lange monitoring na oplevering onhaalbaar vinden.”

 

Carl: “In dergelijke wedstrijden wordt de architect eigenlijk een wortel voorgehouden. Je moet uitpakken met een compleet vernieuwende visie, maar je bent wel met handen en voeten gebonden aan het budget en de extra voorwaarden die AG VESPA oplegt gezien de complexe bouwproblematiek, zonder dat daar meer ereloon tegenover staat.”

‘living apart together’ - © fotografie: Yannick Milpas

De toekomst: vraagteken

 

Hoe zien de broers de toekomst van het beroep en van hun bureau? Carl: “Om gepast om te gaan met de resem uitdagingen zoals de betaalbaarheid, de druk op steden en ruimte, de wijzigende demografie en gezinssamenstelling, de technische evolutie en de regelgeving, moet je de knowhow van verschillende disciplines bundelen. Schaalvergroting is noodzakelijk, hetzij via groei, hetzij via samenwerking.”

 

Nico: “Inzake samenwerken schuiven we zeker op. Voor de ontwikkeling Tondelier in Gent, waar we 22 appartementen realiseren, nemen wij het ontwerp op ons maar werken we voor de uitvoering samen met Bureau Bouwtechniek.” Carl: “Volgens mij wordt een dergelijke organisatie van het bouwproces in de toekomst courant. Enerzijds krijg je een ontwerpbureau dat investeert in knowhow inzake verdichting, stadsplanning en ontwerpend onderzoek, zich constant herbront en de internationale ontwikkelingen op de voet volgt. Anderzijds heb je bureaus die zich specialiseren in de ingenieurskant van de architectuur. In heel grote architectenbureaus vallen die twee misschien samen, alleen zullen dergelijke kantoren veel moeilijker creatief out of the box kunnen denken. Intern zal het ontwerpproces daar meteen door allerlei beperkingen worden afgeremd. In ieder geval zie ik voor de architect fantastische kansen. Niet alleen binnen architectenbureaus, maar ook in de administratie om daar het juridische kader op maat te snijden, en bij de aannemer om vanuit diens perspectief een brainstorm extra input te geven. Alleen al in het verdichtingsverhaal kan de architect een sleutelpositie innemen door na te denken over waar je beter niet bouwt. Want lege ruimte vormt de sleutel tot kwaliteitsvolle verdichting.”

 

Hoe zien ze hun eigen bureau evolueren? Carl: “Dat is momenteel een vraagteken. We wilden op zeker ogenblik een derde vennoot laten ingroeien, maar dat is niet gelukt. De vraag ligt nu voor hoe we onze opgebouwde knowhow op een goede manier kunnen bestendigen.” Nico: “De mogelijkheden zijn legio. Samensmelten? Vergroten? We weten momenteel niet wat er op ons afkomt, maar zijn er wel mee bezig.”