debat

Architecten omarmen nieuwe woonvormen, maar regelneverij vormt rem op grote doorbraak

Redactie: Pieter De Groote • 28 november 2018

Anders gaan wonen is zeker haalbaar als, na de architecten, ook bij bouwheren en overheden de geesten rijpen. Dat leek de slotconclusie na de eerste editie van Mijn Thuis Op Maat, de nieuwe openhuizendag van NAV en Zoekeenarchitect.be op 30 september ll.. De opengestelde projecten bevatten al flink wat inspirerende voorbeelden op dat vlak. Maar het kan nog een flink pak beter, zo bleek uit een debat dat NAV-directeur Kris Baetens voerde met Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck, NAV-voorzitter Kati Lamens en Bert Haerynck, architect van een deelnemend cohousingproject in Gent.

Kati Lamens (NAV), Leo Van Broeck (Vl. Bouwmeester), Bert Haerynck (havan-a), Kris Baetens (NAV)

Vlaanderen heeft tegen 2050 nood aan een half miljoen nieuwe wooneenheden. Dat wil zeggen dat we anders zullen moeten gaan bouwen, want vanaf 2040 mogen we geen nieuwe woonuitbreidingsgebieden meer verkavelen. Een enorme uitdaging voor zowel ontwerpers en de nieuwe bewoners, maar een absolute maatschappelijke noodzaak als we onze mobiliteit willen verbeteren, ons wooncomfort willen behouden aan een betaalbare prijs en de luchtkwaliteit en gezondheid niet uit het oog willen verliezen. Nieuwe woonvormen dus, die meer ruimtelijk rendement bieden op een kleinere oppervlakte, maar zich bij voorkeur ook situeren in de al bebouwde en verharde helft van Vlaanderen.

 

NAV nodigde de pers uit in het cohousingproject ‘De Schilders’ van Haerynck Vanmeirhaeghe architecten in Sint-Amandsberg (Gent). Ontwerper Bert Haerynck gaf er samen met Vlaams Bouwmeester Leo Van Broeck en NAV-voorzitter Kati Lamens tekst en uitleg bij het soms moeilijke parcours van veel innoverende projecten.

 

Waarin ligt in dit soort projecten nu precies de meerwaarde van de architect?

Leo Van Broeck: “Wij zijn opgeleid als systeemdenkers. Wij zoomen altijd uit. Bij een individuele bouwheer is die mogelijkheid beperkt. Maar als het project groter wordt en we voor een groep of een ontwikkelaar moeten werken, wordt de communicatie en de regelgeving een pak complexer:  energie, brandwetgeving, de ecologische uitdaging… - zo complex trouwens dat architecten zich moeten verenigen om voldoende kennis te hebben. Opdrachtgevers komen voor dit soort projecten vanzelf aankloppen bij architecten, omdat niemand anders over al de nodige expertise beschikt. Kijk maar naar Zwitserland, waar de tussenkomst van een architect niet verplicht is. Maar er is nergens zo veel werk voor architecten als daar.”

 

Kati Lamens, zijn architecten zich voldoende bewust van de meerwaarde die ze kunnen bieden?

Kati Lamens: “We beschikken in elk geval over de nodige competenties om een trekker voor innovatie te zijn. Maar je opdrachtgever moet ook meewillen. In dat opzicht is Bert bij dit project met zijn gat in de boter gevallen, want zijn bouwheren waren een goed geïnformeerde groep  die niet meer gemotiveerd hoefde te worden. Niet iedereen heeft dat geluk. Veel bouwheren en overheden zijn zich nog onvoldoende bewust van dit soort mogelijkheden of staan er niet voldoende voor open.”

 

Wat is er nog meer nodig om de geesten te doen rijpen?

Kati Lamens: “Burgers zelf geraken meer en meer doordrongen van het verhaal. Een project als dit is dan ook een erg mooie oplossing: betaalbaar en technisch volledig volgens de hedendaagse normen.  Een renovatie kost soms veel meer, zonder dezelfde technische garanties. Als architecten verlangen we wel veel meer steun van de overheid. Niet alleen om bouwheren te sensibiliseren en te stimuleren, maar ook voor een meer flexibele regelgeving. Ambtenaren staan al te vaak op de rem bij de beoordeling van een aanvraag. Projecten slepen soms jaren aan, waarna de opdrachtgever er vaak de stekker uit trekt.”


Bert Haerynck: “Wij ontwerpen veel collectieve projecten, niet alleen cohousing, maar ook woon- en zorgcentra, studentenwoningen…  Je voelt dat er een beweging op gang is gekomen, maar we zijn er nog niet. Nochtans sluit dit soort projecten veel beter aan bij de duurzaamheidsgedachte dan technische lapmiddelen zoals warmtepompen en zonnepanelen. Dichter bij elkaar wonen heeft een veel grotere impact. Het aandeelhouderschap geeft je een woonrecht in het woonbestand van een coöperatieve. Dat houdt ook in dat als de woning bv. te groot is geworden omdat je kinderen het huis uit zijn, je naar een ander woongelegenheid binnen de coöperatieve kan, meer op jouw maat. Je hebt met andere woorden veel meer woonkwaliteit en ook nog eens veel minder leegstand. Die voordelen zouden Vlamingen echt wel kunnen overtuigen, maar we hebben eerst meer gerealiseerde voorbeelden nodig.”

 

Leo Van Broeck, deze nieuwe woonvormen kunnen passen in de doelstellingen van de Betonstop, omdat ze minder ruimte innemen. U bent u een groot voorstander van de betonstop. Maar wie moet daarvan de trekker worden: architecten, overheden of opdrachtgevers en bouwheren?

Leo Van Broeck: “De betonstop houdt in de eerste plaats in dat er geen nieuwe verkavelingen meer mogen komen. Daar heeft de modale burger geen vat op. Ik vind wel dat architecten ook hun mond moeten roeren. Wij maken mee het beleid. Als wij van ons laten horen, dan kunnen we ervoor zorgen dat een burgemeester een extra verkaveling electoraal niet verkocht krijgt.”


Kati Lamens: “We zijn ons wel degelijk bewust van onze maatschappelijke rol, maar onze boterham hangt af van de bouwactiviteit, ook van die in buitengebied. We krijgen van onze architecten veel reacties op het discours van Leo. Zij ondersteunen zijn opvattingen wel, maar hebben schrik om in hun eigen vel te snijden. Je kan als architect toch geen opdrachtgever wandelen sturen omdat hij een villa op de buiten wil?”

“Daarnaast hebben we het gevoel vaak windmolengevechten te leveren. Architecten zetelen in Gecoro’s en trachten op het beleid te wegen. Dat levert succesverhalen op, maar er zijn ook gemeentes waar de politiek in een heel andere richting stuurt dan de adviezen van de architecten en de diensten Omgeving. Tegen zoiets sta je machteloos.”

“Een ander voorbeeld: hoe kan je als architect impact hebben op verkavelingen als het landmeters zijn die ze uittekenen? Vaak wordt onze tussenkomt pas gevraagd als het te laat is, en vertrekken we van een grondplan dat reeds verkapt is door een landmeter.”

 

Bert Haerynck: “Ondanks onze brede en intensieve opleiding en vaak jarenlange ervaring ervaren we als architecten dat onze meerwaarde te onduidelijk is voor overheden en particulieren. We botsen heel vaak op opdrachtgevers die het zogenaamd beter weten. Een klassieke commerciële ontwikkelaar is ook niet geïnteresseerd in vernieuwende woonvormen. Hij weet wat goed verkoopt en wil geen risico’s.”

 

Sinds kort zijn de Vlaamse gemeenten zonder uitzondering autonoom bevoegd voor hun ruimtelijk beleid. Hoe ervaren jullie dat?
Kati Lamens: “Heel wat gemeenten zijn vandaag allesbehalve opgewassen tegen die taak. Veel Diensten Omgeving zijn nog onderbemand, waardoor er te weinig ruimte is om een dialoog aan te gaan. Het is heel moeilijk om afspraken te maken met een ambtenaar of ze telefonisch te pakken te krijgen. Dat maakt onze job als architecten niet meteen gemakkelijker, zeker als men van ons verlangt dat we het maximum uit projecten halen, want daarvoor is het noodzakelijk om flexibeler met regelgeving om te springen. Maar per email is het heel moeilijk om dat uit te leggen. Ambtenaren kunnen in veel gevallen ook nog niet teruggrijpen naar een uitgewerkte gemeentelijke visie op ruimtelijke ordening, want die is er vaak nog niet. Die omstandigheden werken demotiverend voor ons. In ons verkiezingsmemorandum dat we naar alle Vlaamse gemeenten hebben verspreid doen we daarom een aantal concrete aanbevelingen.”

 

Bert, hoe heb je deze problematiek ervaren in dit project?

Bert Haerynck: “Specifiek op dit project voelden we wel een grote bereidwilligheid. Dat had echter vooral te maken met het feit dat dit voor hen een soort van pilootproject vormt. Want in andere projecten hebben we nog altijd dezelfde discussies. Misschien ligt het aan het feit dat wij als architecten op lange termijn denken? In elk geval moet ik bevestigen dat ambtenaren heel veel koudwatervrees hebben om een regel naar de geest te interpreteren, eerder dan naar de letter. Men speelt liever op veilig. Maar je kan en mag kwaliteit nu eenmaal niet reduceren tot een af te vinken checklist, zonder rekening te houden met de context van het project.”

 

Wat is er nodig om die impasse te doorbreken?

Leo Van Broeck: “De gemeentelijke autonomie maakt ons land tot een bouwkundige bananenrepubliek. Het kluwen aan regelgeving is enkel goed voor advocaten. De ontvoogding was bedoeld voor gemeenten met zeer specifieke, unieke kenmerken. Maar de realiteit vandaag is dat ook doorsneegemeenten met heel eigen normen komen aanzetten, waardoor je een kakofonie krijgt. Vandaar mijn oproep aan Vlaanderen om dit grotendeels weer in eigen handen te nemen en het voor de gemeenten terug te schroeven tot de essentie. We hebben met het Team Vlaams Bouwmeester intussen zelf een oplossing uitgewerkt, een soort Touring Wegenhulp voor de gemeenten die qua ruimtelijke ordening hulp of advies zoeken. Die gemeenten gaan we dan helpen, waarbij we ook kijken naar wat er in de aanpalende gemeenten gebeurt.”

Cohousing 'De Schilders' van Haerynck Vanmeirhaeghe architecten - Foto: Filip Dujardin