Interview

DMOA: “Als we ergens voor gaan, leveren we het ook op”

COLETTE DEMIL EN STAF BELLENS • 27 maart 2019

Tijdens hun opleiding ingenieur-architect zaten ze samen op kot in Leuven en deelden ze een passie voor de nieuwste methodes van beeldvorming, dikwijls ten koste van hun eigenlijke lesopdrachten. Na enkele jaren praktijk sloegen ze de handen in elkaar voor hun eigen bureau waarin design, ambacht en innovatie hand in hand gaan. Bepalend vinden ze het proces, want als dat snor zit, valt het eindresultaat bij wijze van spreken vanzelf in de juiste plooi. Voeg daar een flinke snuif idealisme aan toe, en je hebt alle ingrediënten die het Leuvense bureau DMOA op smaak brengen. DIMENSION sprak met de founding fathers Benjamin Denef en Matthias Mattelaer.

Foto: Studio Dann

Het uitzicht vanuit de penthouse in hun nieuwe kantoorgebouw KRUUL langs de Leuvense vesten is overweldigend. “’s Ochtends kunnen we hier intens genieten van de zon”, onderschrijven de twee ingenieur-architecten onze ‘wow’.

KRUUL, strak ingebed op een lapje grond van 60 m² opzij van de Leuvense vesten tegen het Ruelenspark, een oase van groen en seniorenbungalows in Expo 58-stijl van de huisvestingsmaatschappij SWaL, vertegenwoordigt alles waar DMOA voor staat: design, technisch vernuft, finesse, innovatie, maatschappelijk engagement. Het gebouw vervangt een verkrot hoekpand. De fundering op palen, noodzakelijk gezien de moerassige ondergrond, werd benut om lussen aan te leggen die de warmte/ koelte uit de bodem plukken. In koude periodes stuwt een warmtepomp die energie naar een hogere temperatuur, om ze via betonkernactivering doorheen de zichtbaar gelaten betonconstructiedelen te verspreiden.

 

“Wij willen, dikwijls op basis van oude kennis en kunde, nieuwe ideeën en toepassingen ontwikkelen en realiseren.”

 

Zonnepanelen leveren de  elektriciteit voor de warmtepomp en de basiswerking van het bureau. In samenwerking met het WTCB worden onder andere CO2 en temperatuur gelogd, zodat de architecten hun lezingen met cijfers kunnen onderbouwen. De zijgevel die grenst aan een paadje naar het park, is uitgerust met de Muurmelaar, een masterproefproject van KU Leuven-student Maarten Houben onder begeleiding van professor Andrew Vande Moere (onderzoeksgroep Research[x]Design). Een combinatie van camera’s, een algoritme en in de gevel geïntegreerde houtblokken en hamertjes trakteert de passant op een xylofoonriedel die varieert naargelang diens wandelpatroon. De façade in stampbeton bestaat uit een mengsel van nabij gewonnen, chocoladekleurig zand en witte cement, dat de mensen van DMOA eigenhandig hebben aangestampt. “Een oude techniek, maar met hedendaagse toevoegingen, zoals een wapening in inox en ankers in basaltcomposiet die meteen dienst doen als koudebrugonderbreking. We kozen voor deze oplossing om een zo dun mogelijke gevel te bekomen en het kleine perceel optimaal te kunnen benutten. De gevel is 15 meter hoog maar slechts 10 cm breed. Als afstandhouders voor de glijbekisting plaatsten we bamboestokjes, die nu een biotoop vormen voor honingbijen.” De balustrade van de buitenruimte rondom de penthouse is onzichtbaar in de betonnen wanden verankerd.

 

Potdichte kantoren met airco zijn aan de architecten niet besteed. Hun ramen kunnen allemaal open en zijn uitgevoerd in kastanjehout. Een met het oog op de belasting gedurfde maar voluit ecologische keuze, want die houtsoort groeit erg snel. De tafeltjes voor de eet/vergaderruimte op niveau 0 en voor de penthouse zijn een eigen ontwerp in massief hout en staal en naar believen samenvoegbaar. Een ludieke knipoog is het rek van aan elkaar gelijmde, open keramische stenen in de office kitchen.

R&D partner

 

Met dat al vormt KRUUL een verrassend verhaal voor een architectenbureau dat op zijn website overwegend eengezinswoningen presenteert. Die vlag dekt inderdaad de lading niet, erkennen de architecten. “Wij omschrijven het DNA van ons bureau als een combinatie van ambacht en innovatie. Wij willen, dikwijls op basis van oude kennis en kunde, nieuwe ideeën en toepassingen ontwikkelen en realiseren. We verlaten graag onze comfortzone voor een  sprong  in het diepe, zij het altijd wetenschappelijk onderbouwd. Daarbij beschikken we over voldoende volharding en vermogen tot enthousiasmeren om tot resultaten te komen. Tot nog toe vonden we  onze hum in woningbouw, waar we materialen en technieken kunnen verkennen en onze liefde voor design en detaillering, het metier van de ontwerper, kunnen botvieren. Maar naar aanleiding van ons tienjarig bestaan en de bouw van ons kantoor denken we momenteel na over een herijking van onze activiteiten. Waar staan we voor? Waar zijn we goed in? Waar willen we naartoe? De markt van de particuliere woningbouw staat zowel ruimtelijk als economisch onder druk. Binnen DMOA experimenteren we de laatste jaren met een aantal zaken die op zeker ogenblik wellicht als spin-off een eigen leven kunnen leiden. Zo verhuren we het gelijkvloers en de penthouse van ons kantoor voor B2B-events aan bedrijven, de universiteit of vzw’s, en staat een van onze medewerkers die fervent bezig is met koken, dan in voor de catering. Dat biedt ons de gelegenheid om op dergelijke momenten te peilen naar een mogelijke kruisbestuiving en ons eigen humanitair project Maggie, waarover zo dadelijk meer, te promoten.”

 

“We profileren ons ook als een mogelijke R&D partner. We begeleiden bijvoorbeeld een producent die textiel voor groengevels maakt. Als architect zijn wij uitstekend geplaatst om alle aspecten te integreren: het textieldoek, het irrigatiesysteem, de profielen, de strakke detaillering. Onlangs hebben we een premix van het hier toegepaste stampbeton opnieuw verkocht aan een Nederlandse aannemer, waardoor we een deel van onze studiekosten konden recupereren. Zopas wonnen we samen met BUUR een wedstrijd van OVAM, waardoor we deel zullen uitmaken van een expertteam voor de circulaire conversie van  brownfields en dus al mee het voortraject daarvoor kunnen sturen. Voor het  provinciehuis aan het Leuvense station, waar men al vijftien jaar sukkelt met de zonwering op de zuidzijde, hebben we een artistieke oplossing ingediend van houten jaloezieën die de impressie oproepen van naar buiten wapperende gordijnen en een huiselijke sfeer wekken. Voor Imec, dat een buffer van 400 tijdelijke werkplaatsen nodig heeft voor een periode van pakweg zeven tot tien jaar, maakten we een haalbaarheidsstudie over op maat gemaakte containeroplossingen. Gezien de kostprijs van de architecturaal betere systemen, stelden we hen voor om een Imeccano te ontwikkelen, een demonteerbare en circulaire maatwerkcontainer in CLT met een houten binnenafwerking en een terugverdientijd van vijf jaar. We wachten nu op de reactie.

 

Voor een bedrijf dat in Chili containers met meetapparatuur voor waterverontreiniging wil plaatsen, ontwierpen we een systeem met ingebouwde apparatuur en klikbare zonnepanelen en  windmolens dat zo kan worden verscheept. Ook daar wachten we op een eventueel fiat. Bij  een baksteenfabrikant denken we af en toe mee na met hun ontwerpteam over nieuwe gevelpatronen en bouwsystemen. We kijken ook naar systeembouwers, want door onder andere het gebrek aan stielmensen zullen prefab en robotica zeker aan belang winnen. Al die zaken sluiten perfect aan bij onze systematiek van werken waarin het proces minstens even belangrijk is als het eindresultaat.” Daarmee is de waaier van mogelijke activiteiten zeker niet volledig opengeklapt. “Gezien onze affiniteit met het pure design, bekijken we ook de mogelijkheid om een eigen meubellijn uit te brengen. Verder beschikken we al over een aparte vzw voor humanitaire projecten die we verder willen uitbouwen. Ons kantoorgebouw doet ons dan weer nadenken over eigen vastgoedontwikkelingen, bijvoorbeeld op plekken waar niemand dat haalbaar acht. Wij architecten hebben de sleutel tot innovatieve projecten op zak, dus waarom zouden we dat niet mogen valoriseren, zolang het om voor iedereen kwaliteitsvolle projecten gaat? Vandaag worstelt elk bureau met de paradox dat, hoe creatiever je bent en hoe meer tijd  je dus in een dossier investeert, hoe magerder de vergoeding is. We hebben dringend behoefte aan meer modellen om onze meerwaarde correct te kunnen verzilveren.”

Mole’s Inn - DMOA - Foto: wim byl

Humanitaire vzw

 

De humanitaire poot kwam al enkele keren ter sprake en maakt van DMOA een echt buitenbeentje in de klassieke architectenwereld. En zeggen dat het allemaal met het jeugdvoetbal begon. Benjamin Denef: “Mijn zoon speelt in de zelfde ploeg als de zoon van Bart Peeters, niet de zanger maar een stadsgenoot die onder andere ervaring heeft bij Artsen Zonder Grenzen. Bart vroeg me op zekere dag of wij, gezien onze voorliefde voor onontgonnen paden, mee wilden denken over een alternatief voor de klassieke grote shelters, die worden ingezet in noodsituaties. De eerste maanden vormen die tenten een prima noodopvang, maar omdat vluchtelingen volgens de internationale statistieken gemiddeld twaalf jaar in kampen verblijven, heb je een steviger constructie nodig die ook later nog voor diverse functies kan worden ingezet: medische zorg, onderwijs, gemeenschapscentra …Tijdens een eerste brainstorm met een aantal vrijwilligers luidde de conclusie al snel  dat de buitenschil het best in te vullen was met een textiel, dat plooibaar en dus vlot transporteerbaar is. Thermische en akoestische isolatie en beveiliging vergen dan weer massa, dus moest het om pockettextiel gaan dat vlot navulbaar is met aarde of een isolatiemateriaal. Voor we het echt beseften, hadden we een innovatiedossier ingediend. Dankzij die centen en ons eigen gratis werk wisten we voldoende centen opzij te zetten om de inbreng van derden te financieren en een prototype van de Maggie te maken, een constructie met de looks van een  tent maar met de kwaliteiten van een gebouw, met een standaardvloeroppervlakte van 100 m². In volle vluchtelingencrisis kocht de Belgische overheid een eerste exemplaar aan voor extra noodopvang in Steenokkerzeel. Dankzij de inbreng van enkele bouwpartners voor onder meer de warmtepomp, de  vulling  van de wanden en de verlichting, volstond het aankoopbedrag om een breakeven te realiseren. Intussen is beslist Maggie in Steenokkerzeel te laten staan en wordt ze door vluchtelingenkinderen gebruikt als polyvalente ruimte en is ze de place to be van het centrum geworden.”

The Maggie Shelter - DMOA

Maggie goes to

 

De verwachtingen waren hooggespannen. Het architectenbureau geloofde rotsvast dat internationale hulporganisaties het concept van de Maggie, dat wereldwijd de pers haalde, in onder meer in het MoMa en de Biënnale van Venetië zijn opwachting maakte, en diverse prijzen in de wacht sleepte waaronder een Henry van de Velde Design award, zou omarmen. Na uitvoerig overleg met de grote actoren tijdens allerhande conferenties en netwerkevents stelden ze een matrix van 30 vaak levensreddende criteria op waaraan een shelter moet voldoen. Dit document consolideert voor het eerst de basisvereisten voor comfort, veiligheid, hygiëne, duurzaamheid, aanpasbaarheid en bouwmogelijkheden in één overzicht. Maar de realiteit van de internationale noodhulpwereld bleek weerbarstiger dan gedacht. De enthousiaste reacties alom kregen geen concreet vervolg en dus gooiden de mensen van DMOA het over een andere boeg. Onder de slogan ‘Maggie goes to’ gingen ze voluit voor lokale initiatieven in samenwerking met een lokale ngo. Met de vzw IRIE leidde die bottom-up benadering tot de bouw van twee slaapzalen voor een internaat in Kameroen. In Irak staat een educatief centrum, opgebouwd uit vier Maggie’s, op het programma, waar getraumatiseerde Yezidi-kinderen die gevangen genomen waren door ISIS in 2014, via theater en dans zullen worden geholpen. Voor dit project ontwikkelt DMOA een plug & play systeem voor vloerverwarming in de Maggie, gecombineerd met een voorgemonteerde kerosinekachel die veilig kan worden weggeborgen in een aparte container waarmee het geheel wordt getransporteerd naar Irak. Een alternatief voor de klassieke oplossing dat er kachels in de tent worden geplaatst, met als resultaat longproblemen, CO-vergiftiging en brand.

 

In oktober 2019 willen ze een project realiseren in Bangladesh voor gevluchte Rohingyavrouwen, met extra voorzieningen voor de geklimatiseerde opslag van vaccins. Momenteel zit het bureau hiervoor in de laatste lijn voor de Canadese Grand Challenge die meteen een voldoende ruim budget zal omvatten om ook de medische werking van het project te financieren. “Wij verkopen geen tenten, maar zetten humanitaire projecten op, spelen in op erkende noden en creëren een dynamiek die nieuwe inzichten en samenwerkingen doet ontstaan. Onze inbreng is de knowhow om te bouwen, projectmanagement en de eigenlijke realisatie. We dragen de nodige skills over aan plaatselijke mensen en zoeken naar lokale leveranciers voor de isolatiematerialen, elektriciteit, inrichting, ... In Kameroen hebben we met zeven vrijwilligers, onder wie vier medewerkers uit ons bureau, de tenten opgebouwd, ondersteund door lokale krachten die we daarvoor een vergoeding betaalden. Daarnaast ondersteunen we de begiftigden van het project met de noodzakelijke fundraising via storytelling en socialemediacampagnes."

 

“We willen onze vzw verder uitbouwen, met Maggie shelters maar even goed met andere technieken en oplossingen."

Bronnen
  • DIMENSION 51