architect in de praktijk

Freek Persyn (51N4E): 'Probeer minder te doen en beter te voelen wat er aan de hand is'

Opgetekend door Staf Bellens • 13 november 2019

In onze rubriek 'Ik vraag het aan' stelt André Loeckx (KULeuven) deze vraag aan Freek Persyn (51N4E en ETH Zürich): “51N4E maakt naar mijn aanvoelen deel uit van een lichting ontwerpers die kennis van site, stakeholders en programma aan de kook brengen door een gedurfde, frisse en rake vormgeving: van de Lamot over C-Mine naar TID Tower Tirana. Ook het voorstel van het Waterpark voor de overkapte ring van Antwerpen mag er best wezen. Daarbij is de eigenzinnige architectuurvorm veel meer dan de signatuur van het ontwerpbureau. De vorm speelt een sleutelrol in het gehele projectproces: de vorm polariseert, begeestert, ontwart problemen, overtuigt, inspireert ... De laatste jaren lijkt de arbeid aan de architectuurvorm evenwel naar het achterplan te verschuiven ten voordele van meer procesgericht werk. Maar wat komt er dan in de plaats? De mantra van participatie? Een soort plannings- of systeemdenken? Een soort ‘social (bio)engineering’? Wordt de architectuur hier niet ontdaan van het meest overtuigende argument dat ze in maatschappelijke kwesties naar voor kan schuiven: de rake, wervende vorm? Maar is mijn vermoeden van een stille transformatie in de bureaupraktijk wel juist? Zo ja, is dit een tendens in meerdere bureaus? Kondigt dit een paradigmawissel in de architectuur aan of zal het wel overwaaien?”

Freek Persyn © Pauline Colleu - Project: WTC-torens

Freek Persyn: “Beste André, de nood aan een paradigmawissel is er wel degelijk, maar is niet nieuw. Die wissel heeft enkel moeite om een vorm te vinden, omdat de context waarin ze zou moeten plaatsvinden continu verandert. Je beschrijft architectuur als een combinatie van autonomie en engagement, die in evenveel vormen bestaat als de vragen die je opsomt. Eén spanning die voor mij daarin komt bovendrijven is de spanning die met de Verlichting is ontstaan: die tussen een objectief,  onttoverd wereldbeeld (een wereld die we ons kunnen voorstellen en die we kunnen ‘maken’), en een omgeving (een aarde die reëel, fysiek en weerbarstig is). Ik denk dat ik, net zoals de generaties voor me, op zoek moet naar een synthese tussen beide. De zoektocht naar die synthese is omgaan met een dubbel gevoel: zowel te winnen als te verliezen. Je weet dat je het niet kan houden bij het oude, maar je kan ook niet volhouden dat het nieuwe per se beter is."

 

"Alleen al jouw vorige antwoord lezen, schetst een onthutsend beeld van de verwarring die bij die zoektocht ontstaat, met periodes die soms meer en soms minder worden geplaagd door twijfel over wat ‘vooruitgang’ nu precies betekent. De twijfel hierover kreeg gaandeweg meer en meer de vorm van een echt besef, namelijk dat al die vooruitgang wel denkbaar is, maar niet fysisch mogelijk zonder een bepaald evenwicht onherstelbaar te verstoren; een groeiend besef van hoe alles samenhangt, en een groeiend besef van hoe fragiel die samenhang is. Het maakt een moeilijke contradictie: wat we doen zien we meestal als constructief, maar tegelijk beseffen we dat we niet echt kunnen inschatten hoe ingrijpend we iets veranderen, of zelfs vernietigen? Dat die vragen verlammend zijn, is wel duidelijk. Ik zie het alvast als de voornaamste reden waarom de ontkenning van de klimaatverandering zo hardnekkig en zo heftig is."

 

"Vanuit die optiek leest je opsomming van de recente architectuurgeschiedenis als een opsomming van syntheses die mensen voor een bepaalde tijd wisten te begeesteren. Ze deden dat door een tijdgeest te pakken, door een type synthese voor te stellen die een tijdlang geloofwaardig was. Rossi deed het met zijn aandacht voor wat hij zo mooi noemde: het feit van de stad. Koolhaas stond voor een vernieuwde interesse in het modernisme, ditmaal meer als een feit dan als een programma (ook hij heeft iets van Rossi opgestoken, denk ik dan). Vanuit die optiek kan je inderdaad verwachten dat ook ik deel uitmaak van een bepaalde generatie of trend of hernieuwde interesse: minder vorm, meer proces. Het zou kunnen dat je gelijk hebt, maar toch voelt de tegenstelling aan als één waarin ik mezelf niet kan herkennen, als een keuze die ik niet wil maken. Ten eerste omdat ook het proces een vorm op zich is, misschien zelfs een diepere soort van vorm, die ook moet worden ontwikkeld, waar er regels en principes gelden. Het is er één die niet tegengesteld is aan de manier waarop je kan omgaan met vorm zoals jij ze definieert: als een manier om iets te herdefiniëren, om nieuwe verbanden te leggen, ditmaal niet tussen gebouwde materie, maar ook tussen mensen en hun praktijken. Dat is ook de manier waarop ik het werk dat we doen zou willen bekijken: als het in beweging brengen van iets, iets te transformeren. En zoals elke goede reis, is het minder belangrijk om zo snel mogelijk van A naar B te gaan; belangrijker is wat er tussen de twee gebeurt."

 

"In die zin verkies ik dan toch architectuur als een proces: als een zoektocht en wat je op die zoektocht van waarde tegenkomt. Wat er aan betekenis komt bovendrijven. Dat is inderdaad iets waar in de architectuur, met zijn bovenmatige aandacht voor de vorm van dingen, weinig op gelet wordt. In die zin wordt er veel over het hoofd gezien, en zitten we als discipline vast in een heel taakgerichte, procedurele manier van werken. In de illusie dat iets een ander vorm geven de enige manier is waarop je iets kan bereiken. We leven in een omgeving die grotendeels volgebouwd is, en vaak betrap ik er mezelf op dat ik beter zou moeten begrijpen wat er al is, en dat, eerder dan de vorm ervan te veranderen, het uitdagender zou kunnen zijn om de beleving ervan opnieuw te bedenken. De attitude die onze discipline ingebakken is, is nadelig op twee manieren. Enerzijds verliezen we veel van waarde uit het oog: als we beter zouden kijken naar wat we hebben, zouden we beter in staat zijn om het met minder te doen. Minder te bouwen bijvoorbeeld. Anderzijds creëert het niet echt de condities om vernieuwend te zijn in onze praktijk en te zoeken naar een duurzame omgang met onze leefomgeving. Ook op dat vlak zou het beter zijn wat meer stil te staan bij wat we nu eigenlijk doen, en of dat allemaal wel nodig is. De eerdere bijdrages in deze estafette van vragen zijn inspirerend op dat vlak. Ik ben er ook voorstander van: minder proberen te doen, beter te kijken, meer te zien en beter te voelen wat er aan de hand is."

 

"Een voorbeeld uit de praktijk zou hier wellicht kunnen helpen. Wat het eerst bij me opkomt, is wat we met 51N4E de afgelopen twee jaar hebben meegemaakt bij de WTC. Daar konden we de twee manieren om naar de dingen te kijken in parallel meemaken. Ten eerste was er het feit dat we twee jaar ter plaatse verbleven. Eerst in de vorm van een academische studio, voor twee weken op de 19de verdieping. Een aantal maanden later op de 16de verdieping, ditmaal met het bureau, een groep van een 40-tal mensen. Onze eerste bedoeling was om de condities uit te testen om met meerdere praktijken een plek te delen. In het begin met Up4North, AWB, VraimentVraiment; later met vele anderen. We zaten er als een gezamenlijke zoektocht: wat met deze plek? Deze wijk? Deze enorme leegte? Na zovele jaren in het postcommunistische Tirana, werden we uitgedaagd door deze postmodernistische plek, in de letterlijke betekenis van het woord. Zonder duidelijk programma ontdekten we gaandeweg de kwaliteiten en mogelijkheden die zich ontplooiden. Als gebruiker ontdekten we de plek zoals ze was, in al haar ruwe en ongemakkelijke charme. We genoten van het uitzicht, van de vele planten die we hadden laten aanrukken om de slechte luchtkwaliteit te compenseren, van het gebrek aan comfort dat maakte dat we makkelijker dingen uitprobeerden."

 

"De tweede manier om de mogelijkheden van de plek te ontdekken was veel klassieker voor een architect. We werden geselecteerd als ontwerper, in het kader van een wedstrijd. Het was een procedure die even onverwacht als abrupt aangekondigd werd, de eerste maanden nadat we als gebruiker in de toren waren ingetrokken. In de wedstrijd namen we een andere rol: die van architect, die gevraagd werd om de torens van nul te herdenken, niet gebaseerd op de plek, maar op basis van een programma. Geen monofunctionele kantoortoren deze keer, maar een gemengd programma."

51N4E stond in voor de ambitieuze transformatie van het Skanderbeg Square in Tirana, Albanië. Het plein ligt in het hart van de hoofdstad van een land dat ontstond in 1912 en als prille democratie in volle ontwikkeling is. De renovatie van het plein symboliseert de hoop en de spanning die gepaard gaan met de transitieperiode waarin dit land zich bevindt.

"Gelukkig liet de procedure - en de tijdsgeest - ruimte om een voorstel te doen dat het hergebruik van de torens in overweging nam. We konden een vormelijke zet doen die eenzelfde bravoure had als de leegte van het plein in Tirana. In één enkele beweging hadden we het: een centraal volume dat beide torens verbond met een stapeling van dubbelhoge ruimtes. Het nieuwe programma, de menging van functies, de aanpassing aan hedendaagse vormen van werken, het circulaire bouwen: alles kreeg er betekenis door. Dankzij deze zet - en het feit dat de opdrachtgever het lef had ervoor te kiezen - konden we ook het intense en complexe wedstrijdproces aan dat er op volgde. Met dit voorstel kregen we een team van een 90-tal mensen allemaal met de neus in dezelfde richting, en hebben we uiteindelijk zelfs de aanbestedingsprocedure gewonnen. Een beter voorbeeld van de kracht van de vorm is niet te vinden."

 

"Enkele weken voor de finale uitslag van de aanbestedingsprocedure hadden we op de 15de verdieping (waar we, in situ, het projectatelier geïnstalleerd hadden) een gesprek met de projectmanager van de opdrachtgever. Hij legde ons uit hoe binnen de eigenaar/investeerder Befimmo nagedacht werd over een plan B, als ze de wedstrijd niet zouden winnen. Dat plan B ging uit van een hergebruik van de torens, in hun oorspronkelijke vorm. Wat anderhalf jaar voordien onbespreekbaar was, zelfs ondenkbaar, was ondertussen in alle hoofden een realiteit geworden. Anderhalf jaar ter plaatse had de perceptie van de gebouwen doen keren: niet langer over de hele lijn verguisd, maar een plek met gebreken, ja zeker, maar ook met kwaliteiten waar je iets mee aan kan. Een beter voorbeeld van de kracht van het proces is niet te vinden."

 

"Moeilijk is het, om hier een conclusie uit te trekken. Een ‘best practice’ is er niet, denk ik, enkel een ‘possible practice’. En hoe moet je in godsnaam over de kracht van het proces communiceren? Eén ding kan ik alvast meegeven. Wat ik meeneem als aandachtspunt voor toekomstige projecten, is dat ik probeer ze voor mezelf telkens als volgt te benaderen: door aandacht te hebben voor hoe waarde te creëren, en door er op te letten wie er de eigenaar van is, en waar ze verankerd zit. Daarbij is het minder belangrijk wat ik er zelf van vind, maar wat er collectief als waarde gezien wordt. Het samen creëren van zo’n waardenkader -samen met oplossingen die passen binnen de omstandigheden- is het gesprek dat architectuur zou moeten mogelijk maken."