Interview

“We willen solidariteit een plaats geven in de stad”

Shendy Gardin • 11 december 2019

Begin 2019 kregen LAVA architecten en Ruimteveldwerk samen met Vluchtelingenwerk Vlaanderen een BWMSTR Label toegekend voor hun onderzoeksvoorstel ‘Plaatsen van solidariteit in de publieke ruimte’, een uitdagend project dat de grenzen van solidariteit (en haar ruimtelijke potenties) verkent.

v.l.n.r.: Ann Heylighen, Valerie Van der Linden, Pieter Meuwissen en Sander Van Duppen - Foto: Studio Dann

Enkele maanden nadat we Pieter Meuwissen (LAVA architecten) en Sander Van Duppen (Ruimteveldwerk) hebben gehoord over hun gezamenlijk onderzoek naar plaatsen van solidariteit in de Brugse Stadsschouwburg (Pre-Triënnale Brugge 2019), ontmoeten we hen in centrum Leuven voor een stand van zaken. Aan tafel is er ondertussen een derde partner aangeschoven: Research[x]Design, vertegenwoordigd door KU Leuven-onderzoekers Ann Heylighen en Valerie Van der Linden. Een gesprek over hoe samenwerken kan leiden tot solidariteit en vice versa.

 

Jullie onderzoek focust op ‘plaatsen van solidariteit in de publieke ruimte’. Vanwaar de keuze voor dit onderwerp?

Pieter Meuwissen: “De laatste jaren zien we steeds meer vluchtelingenstromen op gang komen, niet alleen door conflicten of oorlogen, maar ook door klimaatwijzigingen. Een stroom die in de toekomst alleen maar groter zal worden en waarop we moeten anticiperen. Gezien er van overheidswege weinig infrastructurele steun komt, willen we als ontwerper nadenken in welke mate we hulp kunnen aanbieden aan mensen op de vlucht, zodat de problematiek niet alleen zichtbaarder wordt, maar er misschien ook een permanente infrastructuur kan ontstaan. In dat opzicht kan het resultaat van ons onderzoek een trigger zijn die hulpverlening of het initiatief daartoe toegankelijker maakt.”

 

Hoe zien jullie een ‘plaats van solidariteit’?

Pieter: “Vaak heerst er het gevoel dat vluchtelingen aan hun lot worden overgelaten, terwijl wij in onze eerste onderzoeksfase hebben vastgesteld dat er toch heel wat initiatieven bestaan. Veel van deze hulpverlening is voornamelijk gericht op primaire aspecten, zoals DoucheFLUX die mensen de ruimte en mogelijkheid biedt om zich te wassen of de winteropvang, georganiseerd door het Burgerplatform. Wij willen nadenken over een systeem, een concept dat al die initiatieven een plaats geeft. Een publieke plek waar kwetsbaren rust en oriëntatie kunnen vinden.”

 

Sander Van Duppen: “In het Brusselse Noordstation zie je bijvoorbeeld enorm veel solidariteit. Hulporganisaties vanuit elke hoek komen daar samen. Jammer genoeg focust men op de media vaak op een eenzijdig beeld. Hier hopen we als ontwerper iets in te betekenen, door na te denken in hoeverre we solidariteit op een aangename manier een plaats kunnen geven in de publieke ruimte, zonder dat deze in de marginaliteit wordt geduwd of dwingend wordt.” 

 

Streven jullie dan naar een verzamelplek, een hub?

Sander: “We zien het als een publieke ontmoetingsplaats waar je kan samenkomen zonder een conflict aan te gaan met de bestaande infrastructuur. Als je op de vlucht bent en op straat leeft, sta je constant onder stress. Je hebt ook rust nodig om na te kunnen denken over wat je wil vooraleer verder geholpen te kunnen worden. Dat gaat niet altijd. Het is onze opdracht om zo’n veilige ruimte te creëren, een verbinding tussen de verschillende netwerken waar mensen op een comfortabele manier kunnen samenzijn. Enerzijds voor migranten in transit, omdat zij in onze ogen één van de meest kwetsbaren zijn, maar in principe is iedereen welkom: een pelgrim, een dakloze of een Erasmusstudent die geen kamer vindt.”

 

Het onderzoek richt zich op drie schaalniveaus: de Brusselse Noordwijk, Zeebrugge en een snelwegparking in het landelijke Boutersem, alle drie vluchtige plekken of transitruimtes.

Pieter: “Migranten in transit zijn in principe slechts tijdelijk op eenzelfde plek. De kans is dan ook klein dat we doorheen het proces met dezelfde mensen zullen kunnen blijven samenwerken. Vandaar dat we ons niet wilden vastpinnen op één locatie. We zijn vertrokken vanuit de Noordwijk, maar beseften snel dat behalve stedelijke condities, dorpen als Zeebrugge en meer landelijke zones ook interessante doorgangsgebieden zijn, zeker bij grote verkeersaders.”  

 

Sander: “We willen vooral ons vizier openhouden en een zo breed mogelijk publiek bereiken. Als we ons enkel richten op de Noordwijk, gaat een grote groep zich niet langer aangesproken voelen, omdat het zich máár in de grootstad afspeelt. Dat terwijl solidariteit zich eigenlijk overal manifesteert, zelfs in de kleinste dorpen.”

Fase 1 (mapping): bestaande plaatsen van solidariteit, zoals het Maximiliaanpark in Brussel, worden geanalyseerd en in kaart gebracht. © LAVA architecten - Ruimteveldwerk

Hoe ver staan jullie nu in het proces?

Pieter: “Het BWMSTR Label loopt over 1,5 jaar, opgedeeld in drie grote blokken. Begin 2019 zijn we gestart met de mappingfase. Die is afgerond. Nu zitten we in de stakeholderfase, waar we samen met Research[x]Design tot een projectdefinitie willen komen. De volgende en laatste stap is het ruimtelijk onderzoek an sich, waarbij we een vormelijk antwoord op de onderzoeksvraag willen formuleren.”

 

Sander: “In de mappingfase hebben we geprobeerd om zoveel mogelijk sociale lagen in kaart te brengen en per locatie een lijst op te maken met wie waar actief is en welke organisaties er met elkaar in contact staan. Verschillende partners als Vluchtelingenwerk Vlaanderen en Dokters van de Wereld hebben ons hierbij geholpen. Terwijl hebben we zelf ook allerlei hulpinitiatieven bezocht en geanalyseerd. Welk publiek spreken ze aan? Hoe gaan ze te werk en hoe gaan gebruikers om met de ruimte? De input van de doelgroep bleef hierbij vrij beperkt, doordat ze vaak niet aanwezig waren of doordat de drempel te groot was om tot een gesprek te komen. Daarom is een samenwerking met de onderzoeksgroep Research[x]Design heel belangrijk, omdat zij op een andere manier vragen stellen, informatie bij de doelgroep losweken en synthetiseren naar profielen.”

 

Pieter: “We willen ook lessen trekken uit wat andere onderzoeksgroepen ons hebben voorgedaan, zoals Metrolab Brussels. Zij hebben met ARCH onder meer het Maximiliaanpark in kaart gebracht: wie er komt, welke organisaties er zijn betrokken en hoe ze te werk gaan. Het is voor ons interessant om hierop verder te kunnen bouwen.”

 

Research[x]Design maakt deel uit van het Departement Architectuur van de KU Leuven. Wat is de focus van jullie onderzoeksgroep?

Ann Heylighen: “Ons onderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen en te bieden in hoe ruimtes beleefd worden door gebruikers waarin wij ons moeilijk kunnen inleven om allerlei redenen. Dat kan gaan over mensen die op de vlucht zijn, maar evengoed om ouderen die dementeren of gevangenen. De architectuurpraktijk vandaag is zo complex geworden, dat het voor de ontwerper niet altijd makkelijk is om zicht te krijgen op de context waarvoor je ontwerpt. Wij proberen hierover een beeld te vormen vanuit de gebruiker zijn of haar perspectief. Vervolgens bekijken we hoe deze inzichten kunnen meegenomen worden in het ontwerpproces en we ervoor kunnen zorgen dat ze een rol spelen in de ontwerpkeuzes en beslissingen die er gemaakt worden.”

 

Hoe gaan jullie concreet voor dit project te werk?

Valerie Van der Linden: “Gezien de beknopte projectduur is etnografisch onderzoek hier niet realistisch en trachten we aan de hand van participatieve workshopsessies een vertrouwensband met de doelgroep op te bouwen. Hiervoor rekenen we deels ook op lokale hulporganisaties om ons bij te staan met het rekruteren van een representatieve groep. Tijdens de sessies willen we een groep vluchtelingen een profiel laten opstellen van een vertegenwoordiger van hun gebruikersgroep, een persona, zodat hieruit aandachtspunten naar voor kunnen komen. Daarnaast plannen we ook andere betrokkenen, zoals vrijwilligers of hulpverleners, mee te nemen in dit verhaal. Idealiter komen we tot een set persona’s die LAVA, Ruimteveldwerk en de participanten als instrument kunnen gebruiken om hun ontwerpideeën mee af te toetsen en eventueel bij te sturen.”

 

Ann: “Sowieso willen we voor de start onze workshopplannen ook nog aftoetsen bij enkele partners waaronder vzw Bij Ons Thuis in Langdorp. Daar is een verblijfplaats voor vluchtelingen die deels al uit die acute stresssituatie zijn. We hopen dat zij en hun begeleiders ons advies kunnen geven over de do's-and-don'ts, want het is mooi om migranten in transit te willen betrekken in een onderzoek, maar zij hebben ook meer aan hun hoofd dan met ons een workshop te volgen.”

 

Om persona’s op te stellen maken jullie gebruik van scenario-based design. Wordt deze techniek vaak toegepast in architectuur?

Ann: “Scenario-based design wordt momenteel vooral in product, Human-Computer Interaction en service design toegepast. Voor architectuurtoepassingen werd het voorlopig nog niet expliciet gebruikt, impliciet wel al. Sommige architecten toetsen hun ontwerp af aan fictieve scenario’s, maar wie houden ze dan in het achterhoofd? Iedereen vindt gebruikersbeleving belangrijk, maar als er knopen moeten worden doorgehakt, wordt er hier vaak op ingeboet. De profielen die wij met scenario-based design opstellen zijn meer tastbaar en dwingend, omdat ze op reële personen en noden zijn gebaseerd. Ze expliciteren wat intuïtief al gebeurt en op zo’n manier dat het resultaat even moeilijk van tafel te vegen is als andere eisen zoals budget of brandveiligheid.”

 

Valerie: “Concreet voor deze opdracht is het ook belangrijk dat we niet één persona van één migrant in transit gaan creëren, maar juist aandacht hebben voor de diversiteit binnen de groep. Er moeten vooral genoeg uitdagingen in zitten om het ontwerp mee af te toetsen. Uiteindelijk kan er misschien niet aan alle noden worden voldaan, maar dat is in de realiteit ook zo. De oefening zit er vooral in om te weten te komen waar er compromissen moeten worden gemaakt en op wie dat welk effect gaat hebben.”

 

Op hoeveel persona’s mikken jullie voor dit onderzoek?

Valerie: “Hier is altijd de vraag: hoeveel is werkbaar? Met weinig persona’s heb je het gevoel dat je te weinig diversiteit representeert en te veel is onwerkbaar, want je kan niet zoveel mensen tijdens het ontwerp in je achterhoofd houden. Hoeveel profielen we uiteindelijk zullen opstellen zal blijken uit de workshops en hoe de betrokken actoren onderling verschillen. Als we de interessante aandachtspunten niet kunnen versmelten in één profiel, moeten dat er meerdere worden.”

 

Ann: “De persona’s zijn ook geen anonieme beelden, maar fictieve personages met een naam, een geschiedenis en een profielfoto. Architecten die met deze profielen aan de slag gaan, zien hen na een tijdje ook als familie. Wanneer ze spreken over ‘George’, dan weten ze welke noden ze nastreven.”

 

Zien jullie het eindresultaat als een permanent, statisch ontwerp of eerder als een tijdelijke mobiele constructie?

Sander: “Die vraag krijgen we vaak en proberen we voorlopig nog geen antwoord op te geven. Als architect zijn we sterk geneigd om een opdracht meteen om te willen zetten naar een concreet beeld, terwijl we dit hier moeten vermijden en zolang mogelijk alle opties moeten openhouden. We begeven ons op onbekend terrein, waar we beroep doen op mensen op de vlucht en (lokale) betrokkenen om de opdracht mee te helpen definiëren. We berusten op hun hulp; zij zijn hier de experten. We moeten samen de tijd nemen om te kijken, observeren en luisteren vooraleer naar een einddoel te willen gaan.”

 

Pieter: “Alle begrippen liggen momenteel nog open: stedelijkheid of landelijkheid, permanent of tijdelijk, mobiel of statisch. Het zou mooi zijn mocht het finaal ontwerp een typologie worden die op verschillende locaties en schalen toepasbaar is, afhankelijk van de context en doelgroep. Een infrastructuur die het verhaal van de migrant in transit overstijgt, zowel in de stad als in het dorp.”

 

Waar ligt volgens jullie een grote nood voor vluchtelingen?

Valerie: “Ik denk dat de workshopsessies dit zullen uitwijzen. Hopelijk komen er ook elementen naar boven die misschien niet het meest essentiële lijken, maar die mensen wel belangrijk vinden en waar we met architectuur kunnen op inspelen.”

 

Sander: “Veel behoeften worden ook niet uitgesproken, maar is er wel nood aan. Mensen op de vlucht zijn mensen zoals jij en ik, niet dé transmigranten als in de karikatuur die de media opmaken. Het enige verschil is dat zij op de vlucht zijn en wij niet. Het moment dat iemand op straat zit, neigen we snel afstand te houden, omdat we ons moeilijk kunnen inleven in zijn of haar situatie. Hoe precairder die persoon op straat zit, hoe groter de afstand. Bij Dokters van de Wereld vertelden ze ons dat van zodra iemand een dak boven het hoofd heeft, hij of zij meer geaccepteerd wordt en deel gaat uitmaken van een buurt, ook al is dit dan een kraakpand. De barrière is kleiner geworden en we hebben bij wijze van spreken minder een persona nodig om ons in te kunnen leven. Dit moet het einddoel zijn van ons project: de barrière tot inleving verminderen. Dankzij het BWMSTR Label krijgen we de kans om een positief verhaal te brengen dat hopelijk uiteindelijk ook een weerklank zal hebben op beleidsniveau en solidariteit in het algemeen.”

 

Wordt vervolgd.

Foto: Studio Dann