Interview

Afscheidnemend NAV-voorzitter Kati Lamens: “Wij zijn uitgegroeid tot een sterke stakeholder”

Staf Bellens en Colette Demil • 5 maart 2020

Na zes jaar voorzitterschap van Netwerk Architecten Vlaanderen gaf architect Kati Lamens recent de estafette door aan confrater Dirk Mattheeuws. Het ideale moment om even in de achteruitkijkspiegel te kijken.

Foto Fransens

Vooraleer we terugblikken: hoe kijkt u vooruit?

Kati Lamens: “Met veel optimisme. De architect is van alle markten thuis en vormt de enige partij die, vrij van economische of financiële belangen en altijd met oog voor de toekomstige gebruiker van een gebouw, de verschillende deelterreinen van de bouwsector kan overschouwen vanuit een helikoptervisie en per opdracht kan bepalen welke expertise hij moet bijeenbrengen. Uiteraard moeten we wel een faire kans krijgen om die rol op te nemen en moeten we daarvoor correct worden vergoed. Dat is niet altijd evident. Vandaar het belang van een goed werkende beroepsvereniging, die erover moet waken dat we als bouwpartner niet worden gemarginaliseerd.”

 

U zegt het zelf: dat is niet altijd evident.

“Hét thema van de voorbije zes jaar was voor mij de positie van de architect binnen het bouwgebeuren. In elk dossier rees de tweeledige vraag: hoe vul je hier de specifieke rol van de architect in en hoe vrijwaar je tezelfdertijd diens positie. Met andere woorden: hoe vermijd je dat de architect de marionet wordt van andere partijen.”

 

“Neem bv. het dossier van de bouwteams. In sommige vormen van samenwerking komt de rol van de architect op zeker ogenblik op de helling te staan, maar blijven zijn verantwoordelijkheden wel dezelfde. Ondanks onze inspanningen om daar meer klaarheid in te brengen, vormen bouwteams nog altijd een pijnpunt, omdat helderheid pas mogelijk wordt na een aanpassing van de Architectenwet van 1939. Voor sommige bouwformules grijpen architecten daarom vandaag noodgedwongen naar complexe contracten of andere achterpoortjes. Zonder een aanpassing van de Architectenwet dreigen we als beroepsgroep nog meer in het verdomhoekje te belanden, terwijl we dankzij onze unieke knowhow net een heel mooie rol kunnen opnemen in een bouwteam.”

 

Nomen est omen?

 

NAV vervelde tijdens uw voorzitterschap van Nationaal Architectenverbond tot Netwerk Architecten Vlaanderen. Meer dan een naamsverandering?

“Vast en zeker. Toen ik zes jaar geleden aan mijn eerste voorzittersperiode begon, profileerde NAV zich door zijn ondersteuning op professioneel en praktisch vlak, met een prima helpdesk, opleidingen, publicaties en dergelijke meer. Op dat fundament, waarvoor alle verdienste toekomst aan mijn voorgangers en aan toenmalig NAV-directeur Bart Verstraete, hebben we verder gebouwd. Daarnaast hebben directeur Kris Baeten en ikzelf het luik van de belangenbehartiging verstevigd en uitgebouwd. De neerslag daarvan zie je in de dossiers die we hebben aangesneden: de bouwteams, de wedstrijden en openbare aanbestedingen, de soms nachtmerrieachtige perikelen met de digitale bouw/omgevingsvergunning, het team Vlaams Bouwmeester waar wij, los van de controverse rond personen, de overheid attent hebben gemaakt op het belang van dat instituut voor het Vlaamse bouwlandschap. Dat vertaalde zich ook in het ledenprofiel van NAV. Het aantal grote architectenbureaus, dat vroeger slechts een fractie uitmaakte van onze leden, is sterk toegenomen. Zij vonden bij NAV een klankbord en zorgden op hun beurt voor de nodige input waarmee wij syndicale dossiers veel overtuigender konden aankaarten op de betrokken kabinetten.”

Voorstelling NAV Memorandum voor lokale besturen - Kati Lamens en schepen Wout Maddens in Kortrijk

“Dat de aanpak loont, blijkt uit meerdere feiten en evoluties. Wie de beleidslijnen uitzet, leest niet alleen onze memoranda maar houdt er ook rekening mee en put er inspiratie uit. In haar beleidsnota reserveert Vlaams minister van Energie Zuhal Demir expliciet een plek voor de architect in de immense renovatieopgave die ons wacht. Uiteraard valt af te wachten welke concrete inhoud dat morgen zal krijgen, maar het betekent wel een trendbreuk met vroeger. In plaats van de expertise van de architect te onderbouwen door bv. renovatiesubsidies te koppelen aan een doortimmerde voorstudie, werden in het verleden allerlei nieuwe partijen en coaches in het leven geroepen, van wie de verantwoordelijkheden en garanties in onder andere de vorm van een verplichte verzekering op zijn zachtst gezegd twijfelachtig waren. Onze erkenning als een essentiële stakeholder resulteerde ook in financiële ondersteuning voor de scholing en ondersteuning die wij aanbieden over brandend actuele thema’s als energie, waterbewust en circulair bouwen, de bouwshift en renovatie.”

 

“Maar de race is verre van gelopen. Dirk Mattheeuws en Steven Lannoo, respectievelijk de nieuwe voorzitter en directeur, zullen hun handen vol hebben met de belangenbehartiging, gezien de evoluties in ruimtelijke ordening, de klimaatverandering, de grondstoffenproblematiek, de budgettaire krimp, de renovatieopgave, de wijzigende bouwformules en andere dossiers, waar de architect in een precaire situatie dreigt te belanden.”

 

U hebt voor die belangenbehartiging ook bewust ingezet op allianties?

“Inderdaad. Door in onze naamgeving over te stappen van ‘nationaal’ naar ‘Vlaanderen’, geven we aan dat we geen ambities koesteren in Wallonië. In plaats daarvan hebben we meteen contact gelegd met de overkoepelende Waalse beroepsgroepering UWA. Ook met de andere beroepsverenigingen, waarmee we vroeger wel eens op gespannen voet stonden, hebben we de banden aangehaald en een gentleman’s agreement gesloten. Dat stelt ons in staat om voor cruciale dossiers over syndicale thema’s, scholing of bepaalde bouwproblematieken, in gesloten slagorde naar de overheid en andere stakeholders te stappen en zwaarder door te wegen.”

 

“Pas op, het blijft een moeilijke oefening, zeker omdat het architectenpubliek heel divers is. Om het karikaturaal voor te stellen: grote architectenkantoren hebben heel andere besognes dan de individuele architect die overwegend rond de kerktoren actief is. Wat de ene beschouwt als een kerndossier, vindt de andere onbelangrijk. Soms staan de visies zelfs diametraal tegenover elkaar. Grote kantoren hechten bijvoorbeeld niet allemaal even veel belang aan het monopolie, terwijl kleinere spelers een deel van hun opdrachten verwerven dankzij het feit dat een opdrachtgever verplicht een architect onder de arm moet nemen als hij een stedenbouwkundige vergunning nodig heeft. Gelukkig zijn we er de voorbije jaren in geslaagd om een evenwicht te vinden tussen die belangen en met dossiers naar buiten te komen waarvoor alle neuzen in dezelfde richting wezen.”

 

Een partij met wie het wel moeilijk kersen eten blijft, is de Orde?

“De taakverdeling tussen de Orde en de beroepsverenigingen blijft een heikel punt. De Orde moet zich concentreren op haar core business, dat wil zeggen thema’s als de toegang tot het beroep en de Architectenwet, en de eigenlijke dienstverlening overlaten aan de beroepsverenigingen. Wij vertegenwoordigen de architecten die met beide voeten in de klei staan en de dagelijkse problemen het hoofd moeten bieden. Via de regionale werking detecteren wij welke syndicale onderwerpen een plaats moeten krijgen op de gewestelijke agenda. Wij beschikken ook over een goed onderlegde studiedienst om de dossiers voor onze belangenbehartiging voor te bereiden, vorming en opleiding inhoudelijk te stofferen en adviezen te geven aan de architecten voor hun beroepspraktijk. Die rol zal alleen maar sterker worden, gezien de toenemende complexiteit van ons beroep.”

 

“De allereerste prioriteit van de Orde zou vandaag onder meer de hervorming van de stage, de organisatie van een permanente vorming en de aanpassing van de Architectenwet moeten zijn. Jammer genoeg zien we daar nog altijd weinig concrete actie rond. Het ideale scenario is dat de Orde haar licht bij ons komt opsteken en dat zij op haar beurt als trekker fungeert in dergelijke dossiers.”

 

De persoonlijke balans

 

Wat is u persoonlijk vooral bijgebleven van de voorbije zes jaar?

“Als ik de balans opmaak, zie ik drie fenomenen waarover ik verbaasd slash verontwaardigd was. Toen we naar aanleiding van onze actie rond de architectuurwedstrijden www.architectuurincompetitie.be samenstelden, de bibliotheek met 99 verloren ontwerpen, ben ik geschrokken van het aantal uren dat architecten verliezen aan ontwerpwedstrijden. Daar komt nog eens het werk van ambtenaren en andere betrokkenen bovenop om al die inzendingen te beoordelen. De totale maatschappelijke kost loopt hallucinant hoog op. Toen ik aantrad als voorzitter, gingen er bureaus over de kop ten gevolge van die situatie, maar toch werd er niet ingegrepen. Gelukkig is de sensibilisering die wij in gang hebben gezet geslaagd, en wordt de leidraad voor goede wedstrijden van het NAV vandaag steeds meer opgepikt. We krijgen wekelijks mails van architecten die onze aandacht vestigen op wedstrijden waarvan de voorwaarden ondermaats zijn. En maandelijks hebben we wel een bijeenkomst met een opdrachtgever om te duiden hoe het ook anders en correct kan. Maar een deel van de verantwoordelijkheid ligt bij de architecten zelf. Nog te veel collega’s schrijven zich in voor een concours waarin alle goede praktijken met de voeten worden getreden.”

Kati Lamens op het Architectencongres 2016: 'Architectuur in competitie'

“Wat me ook heeft getroffen, is het aantal architectenbureaus dat met betrekking tot hun financieel beleid puur vanuit het buikgevoel werkt en zo serieuze ondernemingsrisico’s loopt. Nochtans is er geen gebrek aan goede voorbeelden, zoals onze Jo Crepain Awards aantonen. Heel wat bureaus investeren tijd, energie en mankracht in denkoefeningen over hun organisatiecultuur, systemen van nacalculatie en andere professionele instrumenten. Maar te veel architecten blijven op hun eiland zitten en denken dat ze het warm water zelf moeten heruitvinden. Nu ja, in de opleiding krijg je die financiële basiskennis niet mee en niet iedereen voelt zich geroepen om zich daar achteraf over te buigen, te meer daar het beroep al zoveel facetten vertoont. Architecten schromen zich ook nog te dikwijls om hun vragen voor te leggen aan collega’s. Nochtans werkt dat goed, zoals blijkt uit de NAV-workshops die we in het leven hebben geroepen en waar collega’s ervaringen en kennis kunnen uitwisselen. Misschien ligt daar een opportuniteit om een generalistische methodiek te ontwikkelen, die tegelijkertijd voldoende ruimte gunt om als architectenbureau het eigen DNA intact te houden.”

 

U sprak van drie fenomenen. Welke is het derde?

“Ik heb mij heel dikwijls blauw geërgerd als in een werkgroep voor de zoveelste keer een problematiek op tafel kwam waarvoor een oplossing vanuit meerdere kabinetten vereist was, terwijl net die overkoepelende visie van de overheid ontbrak. Neem nu het thema renovatie. Dat is niet alleen verbonden met de bevoegdheden ruimtelijke ordening en energie, maar ook met economie en met fiscaliteit, want je belandt onvermijdelijk in discussies over btw-verlaging, woonfiscaliteit, tewerkstelling, sociale bijdragen en noem maar op. Op dat ogenblik luidt het antwoord op zeker ogenblik steevast: daarvoor moet je niet bij ons zijn. In feite is er dringend nood aan een domeinoverschrijdende task force die het kluwen aan kabinetten samenbrengt tot een sluitende knoop. Maar men is niet bereid of in staat om die noodzaak te onderkennen, waardoor debatten te dikwijls ad hoc blijven.”

 

Zes jaar voorzitter komt neer op heel veel inzet, ook in tijd. Wat nu?

“Een engagement in een beroepsvereniging is inderdaad niet vrijblijvend, maar dat geldt voor iedereen: voor het uitvoerend comité, de raad van bestuur, de regionale werking, de architecten die een bijdrage leveren tot de werkgroepen. Zonder hun werk en inbreng zou er geen beroepsvereniging zijn. Terecht verwachten zij van hun kant dat er daadwerkelijk iets gebeurt met al dat gratis werk.”

 

“Persoonlijk blijf ik de eerste maanden nauw betrokken bij een aantal NAV-initiatieven. Daarnaast heb ik mij geëngageerd als voorzitter van de lokale Gecoro in mijn gemeente. Verder zal ik de dossiers in mijn eigen architectenpraktijk voortaan sneller kunnen opvolgen. Maar ik ben vooral blij met het fundament dat wij hebben gelegd voor de nieuwe ploeg. De essentiële dossiers zijn geopend. Het is nu aan hen om, vanuit een open visie en een out of the box benadering, het kompas uit te zetten en te bepalen welke richting ons beroep en het bouwlandschap in het algemeen de komende jaren het best uit gaat.”

Jo Crepain Prijzen 2019