Interview

Steven Schenk & Daisuke Hattori: 'Op zoek naar wat voorbij de culturele verschillen ligt'

Arnaud Tandt • 13 juli 2020

Schenk Hattori is een jong architectenbureau gevestigd in Antwerpen en Tokyo. Hun visie laat zich niet vastpinnen op deze twee plekken, maar verbindt en overspant de culturele verschillen. Hun tentoonstelling Translations in het najaar moet daar een proeve van worden.

Translations had op 26 maart moeten openen in deSingel, binnen het thema Back from Japan van het Vlaams Architectuurinstituut, maar werd op het laatste moment uitgesteld wegens de coronacrisis. Ook ons plan om de architecten Steven Schenk en Daisuke Hattori daags na de opening in Antwerpen te interviewen viel in duigen. De tentoonstelling is nu voorzien voor het najaar, het interview verliep via Skype – een courant medium binnen de dagelijkse praktijk van hun kantoor. 

 

De architecten liepen elkaar voor het eerst tegen het lijf in Mendrisio, in het zuiden van Zwitserland, waar Daisuke Hattori na zijn bachelor aan de Keio University belandde en Steven Schenk een bijkomende masteropleiding volgde.

 

Steven Schenk: “In het eerste semester kozen we allebei de designstudio van Jonathan Sergison en werden onmiddellijk vrienden. Het tweede semester spendeerden we onze zoektocht in het atelier van Valerio Olgiati.”

 

Daisuke Hattori: “We praatten in het begin vaak over barok, in het bijzonder specifieke en atypische fragmenten in het werk van Borromini die zijn werk een andere dimensie geven.”

 

Steven Schenk: “En ook Asplund en Lewerentz. Beiden zijn geboren in 1885, en wij net 100 jaar later. Een terugkomende grap, maar in alle bescheidenheid: hun projecten zijn reëel anders dan in de tekstboeken. Ze refereren naar niets buiten zichzelf. Een kleine adoratie of misschien een ambitie.”

 

Daisuke Hattori: “Mendrisio wordt een architectuurklooster genoemd. Het is een klein dorp waar er niets te doen is behalve architectuur. We hebben dat jaar dus veel over dergelijke architectuurinteresses gesproken. Tussendoor speelden we veel voetbal. Vooraleer we zakelijke partners werden, vonden we elkaar als hele goede vrienden.”

 

Was er een project dat de officiële samenwerking in gang zette?

Steven Schenk: “Daisuke verbleef in Denemarken, Parijs en Genève en we ontmoeten elkaar twee jaar later opnieuw, na een periode van weinig contact. Ik was halftijds assistent aan de ETH bij Emanuel Christ en Christophe Gantenbein. Met de helft van mijn tijd vrij, was ik hongerig om te ontwerpen, net als Daisuke. We hadden in tussentijd allebei met anderen samengewerkt en het was superfijn om onze chemie te herontdekken. Daarom wilden we het serieuzer aanpakken dan vrienden die wat plezier hebben aan de koffietafel. Vrij snel hadden we allebei een project: Daisuke in Niigata, en ik in Antwerpen.” 

 

Is dat het project op jullie website in vol en zat gevoegd metselwerk?

Steven Schenk: “Ja, zoals de projecten van Jos Van Driessche. Het project lag even stil door omstandigheden bij de bouwheer, maar is nog steeds in uitvoering. Het verloopt heel organisch, zeker in vergelijking met het project in Japan – waar alles heel strikt georganiseerd is – dat in tussentijd werd afgewerkt en gepubliceerd. Het is grappig hoe die projecten eigenlijk een beetje symbool staan voor de verschillen. Kwam de vraag waar we gingen samenwerken: in Antwerpen of Tokyo? Het bleek het gemakkelijkst om te starten in Antwerpen. Daisuke was nog steeds in Europa en dat bleek een haalbaar scenario.”

Entreepaviljoen, Palingbeek

Kom je tegenwoordig vaak naar Europa, Daisuke?

Daisuke Hattori: “Ik probeer elke paar maanden naar Antwerpen te komen. Idealiter zou dit vaker zijn, want wanneer we samen zitten en over een project discussiëren gaat alles wel vloeiender. We hopen dat het in de nabije toekomst organischer zal gaan: de ene keer in Antwerpen, de andere in Tokyo of ergens in Japan, zodat we daar en dan intensief kunnen samenwerken.”

 

Steven Schenk: “Het is inderdaad een beetje paradoxaal. Onze manier van werken is fascinerend, maar het is veel efficiënter en fijner als we op dezelfde locatie kunnen werken.”

 

Vooraleer Daisuke het gesprek vervoegde, vertelde Steven dat jullie veel Skype en WhatsApp gebruiken en dat de ene voor het slapengaan een idee verstuurt via WhatAapp dat de andere ziet bij het opstaan. Het is bijna als schaken waarbij je bij het ontwaken de voorgestelde zet verneemt en je eigen antwoord kan bedenken.

Daisuke Hattori: “Dat is waar. Het is ergens best efficiënt dat het bureau door het tijdsverschil gedurende de klok rond werkt. De ene werkt hard tijdens de dag en net voor het slapengaan zendt hij alles door, waarna de ander wakker wordt en verder werkt. Het is als een pingpong die elk van onze architecturale ideeën intensifieert.”

 

Steven Schenk: “We werken ook elk op een andere manier. Het is interessant om deze grote verschuiving van de perceptie op het ontwerp te hebben, wat het proces veel meer onvoorspelbaar maakt. We hebben elkaar ondertussen al veel beïnvloed natuurlijk, maar het treft me nog steeds.”

 

Jullie eerste twee projecten, in Niigata en Antwerpen zijn ook bijna clichématig ‘typisch Japans’ in hout en ‘Belgisch’ in baksteen.

Steven Schenk: “We worden vaak gecategoriseerd als Belgisch of Japans door de plekken waar we werken, maar er zit nog een heel grote invloed van de Zwitserse ontwerpbenadering aan en dat maakt wat we doen iets vanuit een specifieke invalshoek. In Japan heb je bijvoorbeeld de architectuurscholen met de heel sterke traditie zoals de Tokyo Polytechnic University en dergelijke traditie of stambomen zijn hier ergens ook wel waar te nemen. Ik heb het gevoel daarentegen dat wij altijd ergens tussenin liggen.”

 

Daisuke Hattori: “Bij aanvang van een ontwerp denken we niet meteen aan het maken van een gebouw. We zijn veel meer geïnteresseerd in de mens op zich, en praten dan over de menselijke perceptie of psychologie. Vooraleer we het over programma’s of de schaal van de volumes hebben, spreken we over het gevoel dat we willen dat bezoekers met zich meedragen. Geleidelijk aan wordt dit duidelijker en dan leidt dit naar de volgende stap, naar het eigenlijk ontwerp, het bepalen van de juiste vorm tot een precieze architectuur.”

 

Speelt het verschil in perceptie van de twee culturen een rol? Het perspectief zoals wij het kennen deed bijvoorbeeld pas later zijn intrede in Japan en het concept ruimte wordt er op een andere manier ervaren.

Daisuke Hattori: “Perceptie is verbonden met cultuur, dus zullen er natuurlijk op zijn minst gedeeltelijk verschillen zijn in hoe mensen de dingen beschouwen. Bij ons project in Niigata wilden we de lange zijden van het vierhoekig grondplan naar elkaar laten toelopen. Het mocht echter niet duidelijk zijn dat we het volume gemanipuleerd hadden om tot die vorm te komen. Toen dachten we aan de shoji (traditionele schuifwanden uit een houten structuur, bekleed met translucent wit papier, nvdr.), die al honderden jaren in de Japanse bouwcultuur gebruikt worden. Ze scheiden ruimtes van elkaar en in onze geest beschouwen we die als een lijn, maar als je ze in detail bekijkt is dit niet zo: shoji bestaan uit panelen met een dikte van 33 mm die langs elkaar schuiven, dus verspringt zo’n scheidingswand telkens met 33 mm. Als we shoji vermenigvuldigen dan wordt dit 66 mm, dan 99 mm en op het einde is de totale verspringing heel groot. Fysiek gezien versmalt de vorm van ons ontwerp, maar mentaal wordt dit automatisch vertaald als een rechte lijn. Dit werkt waarschijnlijk enkel in Japan zo en is in die zin erg site specific omdat de perceptie van de mensen heel erg verbonden is met de cultuur. Maar tezelfdertijd gaan we ook op zoek naar wat voorbij de culturele verschillen ligt. We geloven dat er op zijn minst een aantal dingen zijn die heel essentieel zijn, die alle mensen op dezelfde manier voelen. Als je suiker eet, zal iedereen proeven dat het zoet is. Als je van een donkere naar een lichtere ruimte gaat, dan krijg je een gevoel van opluchting. Dit soort primitieve gevoelens kan je met iedereen delen en we proberen iets te ontwerpen dat dezelfde waarde heeft voor alle mensen over alle culturen heen.”

 

Steven Schenk: “Het perspectief is heel interessant. Toen we bijvoorbeeld het late werk van Lewerentz bezochten, merkten we op dat er kenmerken zijn die je niet echt kan lezen in een van zijn tekeningen – hoe goed hij ook gedocumenteerd is. Als je de beste architectuurprojecten gaat bezoeken, dan komen er altijd onverwachte elementen tevoorschijn. We proberen deze te bepalen en in ons eigen ontwerpproces te activeren. Wanneer we schetsen gaat het altijd meer over het delen van een intentie, dan het schetsen van een ruimte. Het representeert niets, maar communiceert iets dat we ons voorstellen. Zo blijven we eerder in het domein van de menselijke waarneming zelf. Door het vermijden van de iteratieve reis naar metaproducten zoals het beeld of andere mechanismen blijft het echte bedenken in de dimensie van het eindresultaat zelf. Eerder regel dan uitzondering in West-Europa is architectuur zelfreferentieel geworden. Vaak maken architectenbureaus beelden of collages waarbij die collage zelf tot ambitie wordt. In Japan zie je dat geen enkele student ooit met een referentieproject op de proppen komt, maar een kind van zijn tijd zijnde zag je bijvoorbeeld in Zwitserland bij Miller & Maranta het hele kantoor vol beelden van andere projecten hangen.” 

Sporthal, kleuter- en basisschool, Melle, i.s.m. Petillon Ceuppens architecten

De vorm van de shoji kan je ook herkennen in andere projecten, bijvoorbeeld in de façade van de sporthal in Melle of het plan van het hoofdgebouw daar.

Steven Schenk: “We wisselen daarover van gedachten. Onze probeersels vormen ook een onderzoek of een interesse. Het is gestaltpsychologisch en gaat over een regel die je kan aanpassen. Dat geldt ook voor het entreepaviljoen in Palingbeek. Dat is misschien het duidelijkste voorbeeld van hoe de evolutie van de curve en het dak echt een bepaalde ruimte maakt. Het is iets tussen een doorgang en een plek waar je blijft en je jas naartoe brengt, informatie zie en begint te wandelen. We bouwen die ruimte bijna niet, maar door de manier waarop het gevormd is, zie je het. Het is hetzelfde als de shoji in Niigata, waar het meer over de relatie tussen binnen en buiten gaat. Elke keer heeft dit mechanisme een andere betekenis, in elk project getoond. Het is een soort onderzoek dat op een bepaalde manier terugkomt. We hebben misschien vier, vijf, zes verschillende dingen die terugkomen, met formele overeenkomsten, maar dat betekent niet dat de intentie dezelfde is.”

 

Daisuke Hattori: “We willen niet aanwezig zijn in onze projecten als de meesters van de vorm. Om de aanwezigheid van de architect uit te wissen, mag de manipulatie niet te veel op zichzelf staan schreeuwen. Daarom gebruiken we vaak dit repetitieve element, waarbij een enkel element heel subtiel is, maar de som veel impact heeft.”

 

Wanneer je de uitgewerkte structuur of detaillering van jullie projecten bekijkt dan stel je vast dat de menselijke geest van de architect er misschien niet is, maar de menselijke hand van de ambachtslui heel erg aanwezig kan zijn.

Daisuke Hattori: “Dat is fijn.”

Steven Schenk: “Inderdaad. Het is ook heel opmerkelijk hoe elk land verschillend is wanneer je er wil bouwen. Ik weet niet of het Niigata project mogelijk zou geweest zijn bij ons. In België is het altijd schipperen tussen het voorstel van de architect en hoe de aannemer voorstelt om het op een meer kostefficiënte manier te bouwen. In Japan kan je iets echt tekenen en uitvoeren exact zoals je het wil. Bij ons moet je een psycholoog zijn op de werf om iets gedaan te krijgen.”

 

Daisuke Hattori: “Natuurlijk wordt de constructie in Japan, vergeleken met België, iets nauwkeuriger uitgevoerd, maar tezelfdertijd is alles qua timing heel erg strikt: eens de planning is beslist dan moet die gevolgd worden – zelfs als die te nipt is. Dat kan lastig zijn voor architecten. Architectuur is er voor decennia of zelfs honderd jaar, wat betekenen enkele maanden wachten dan, als het daardoor veel beter kan worden. In België kan dit, er is ruimte om te discussiëren met de opdrachtgever. Daarnaast is in Japan alles te veel massaproductie: je moet voor afwerkingen kiezen uit catalogi en als het maatwerk moet zijn, wordt het plots veel duurder.”

 

Steven Schenkt: “Ik liet me eerder kritisch uit over het werken in België maar dat neemt niet weg dat er hier ook een progressieve manier van bouwen is, zoals met hout, aarde of klei. Je kan hier ook met vakmannen werken en dat kan erg experimenteel zijn.”

 

Daisuke Hattori: “Zoals bij het dak van het bankkantoor.”

 

Steven Schenk: “Dat was heel fijn. Ik heb daarvoor zeer weinig details getekend, en zat vooral vaak samen met de metaalbewerker. Ik bracht de 1/10-maquette mee en hij paste die aan – met zijn vuile handen zodat de maquette helemaal besmeurd was op het einde, maar het was cool hoe hij in zijn atelier de compositie uitprobeerde.” 

 

Daisuke Hattori: “In Japan moet je meer details uitwerken om de aannemers te overtuigen het te bouwen zoals we het ontworpen hebben. Als ik zie hoe wij kunnen werken in België, zouden architecten meer het pad moeten tonen. Zolang ze het begrijpen en de richting delen, zijn ze bereid om het uit te voeren, wat uitzonderlijk is in Japan – of het wordt veel duurder.

Woning Hachiman, Niigata © Kogha Tamamura

Luifel voor een bankgebouw, Kalmthout © Matilde Travassos