Het management van een architectenbureau

Doorgroeien met uw architectenbureau

Staf Bellens • 15 juli 2020

Groeien vergt op bepaalde momenten ingrijpende keuzes en beslissingen. Wat komt daar allemaal bij kijken? We legden de vraag voor aan twee ervaringsdeskundigen: architecten Karel De Mulder en Dirk Driesmans.

Architect Karel De Mulder is vennoot van A2D Architecture 2, een bureau met 30 medewerkers dat hij en medevennoot Bruno Delva in 1986 oprichtten. A2D herbergt een stevige interieurafdeling, heeft vestigingen in Tervuren en Gent en telt vandaag zes partners, met per twee telkens een leeftijdsverschil van ongeveer tien jaar.

Architect Dirk Driesmans runt samen met collega Luc Nizet Q-bus Architectenbureau, dat zij na enkele jaren van samenwerking in 1992 oprichtten. Q-Bus staat voor een team van 16 mensen die op de zaakvoerder en een occasionele stagiair na allemaal in loondienst zijn, en is gevestigd in een passief kantoorgebouw van eigen hand naast het klaverblad van Lummen.

WELKE ZIJN DE CRUCIALE GROEIMOMENTEN IN EEN ARCHITECTENBUREAU?

 

Dirk  Driesmans:  “De  eerste  fase  na  de  start wordt vooral bepaald door toevalligheden. Een bepaald  project  kan  achteraf  een  sleutelmoment blijken, bv. wat de opbouw van expertise betreft. Wij hebben pas tien jaar geleden voor het eerst een bewuste strategie uitgestippeld en  ons  gebogen  over  vragen  als:  naar  welke schaalgrootte  streven  we? Welke  projecten doen we? Welke klanten behouden we? Hoe pakken we het aan? Die oefening lukt alleen als je er op dat ogenblik van overtuigd bent dat bepaalde keuzes onvermijdelijk zijn.”

 

Karel  De  Mulder:  “De  eerste  moeilijke  beslissing  is  de  stap  van  een  naar  twee  mensen, omdat je omzet dan nagenoeg moet verdubbelen.   Typische   sleutelmomenten   hangen daarna  samen  met  het  aantal  medewerkers. Meer  dan  zeven  mensen  kan  je  alleen  geen leiding meer geven, zeggen managementstudies.  Ook  als  je  met  14  à  16  of  met  24  à  26 medewerkers  bent,  moet  het  management uitmaken  of  het  verder  wil  groeien  en  zo  ja hoe, in welke sectoren en met welke klanten.” “Om die keuze gefundeerd te kunnen maken, moet je het verleden kennen. Hoe draait je kantoor? Wat is er goed/slecht? Waar zit het rendement? Wat wil je? Wat doe je graag? Aan de hand van een intern ontwikkeld softwareprogramma bewaken wij constant onze financiële structuur. Met behulp van de uurbestedingen, contracten, voor- en nacalculatie en facturatie volgen we het rendement van alle dossiers op de voet en grijpen we waar nodig in. We weten welk ereloon we moeten vragen, hoeveel onze cashflow bedraagt en welke onze groeimogelijkheden zijn. Voor te veel architecten blijft dat jammer genoeg onbekend en dikwijls onbemind terrein, hoewel een gezond financieel beleid niets te maken heeft met goede of slechte architectuur.”

IS KIEZEN NIET ALTIJD OOK EEN BEETJE VERLIEZEN?

 

Dirk  Driesmans:  “Wij  hebben  op  zeker  ogenblik  individuele  woningbouw  afgebouwd  om twee duidelijke redenen. Een: als je zoals wij uitsluitend met bedienden werkt, zijn afspraken  ’s  avonds  niet  evident.  Twee:  het  grote aantal projecten  groeide  de  toenmalige  bezetting boven het hoofd. De analyse was snel gemaakt:  we  wilden  minder  werven en  dus grotere  opdrachten.  Daartoe  hebben  wij  een aantal  sectoren  afgebakend  waarin  we  wilden  groeien,  te weten  openbare  opdrachten, schoolgebouwen,   bedrijfsgebouwen,   kantoren,  appartementen  en  handelszaken.  Door die  keuze  kloppen  er  plots  opdrachtgevers aan die je helemaal niet kent, wat resulteert in groei. Zeker voor schoolgebouwen is dat de laatste jaren voor ons het geval. Misschien dat we onze scope aan sectoren in de toekomst nog strikter zullen afbakenen, maar ons op een enkele sector richten, lijkt me te gevaarlijk. Er bestaan weinig niches die voldoende stabiel zijn om je uitsluitend daarop te con- centreren.”

 

Karel De Mulder: “In 2006 lieten wij een eerste grote  externe  doorlichting  maken  om  onze visie  en  missie  te herdefiniëren.  Het  advies luidde toen dat we moesten beslissen welke projecten we niet langer wilden. Wij vreesden in eerste instantie voor een krimp, maar die was  hoogstens  van  voorbijgaande  aard.  Hoe beter  je  je  werkveld definieert, hoe  aantrekkelijker je daarin wordt voor opdrachtgevers.” “Wij mikken bewust op een breed spectrum: sociale  en privatieve  woningbouw,  kantoor- bouw,   inrichting   van   gemeentehuizen   en andere   openbare   opdrachten,   in  mindere mate   industriebouw.   Alleen   de   zorgsector ontbreekt,  omdat  we  dat  niet  graag  doen. Zorgwonen interesseert  ons  wel  omdat  daar inzake interieur een grote uitdaging ligt. Een vijftal  jaar  geleden  hebben  we  ons vizier  op scholenbouw gericht, omdat daar volop werk is en het sociale engagement ons aanspreekt. Om daar een entree te creëren, hebben we een bureau overgenomen dat een mooi traject in die sector heeft afgelegd. Dat rendeert, want intussen maakt scholenbouw 15 tot 20% van onze omzet uit.”

 

“In tegenstelling tot Dirk doen wij nog individuele woningbouw, zij het de grotere projecten. Onze interieurafdeling kan zich daarin uitleven en de programma’s zijn misschien kleiner maar uitdagend complex. Je moet goed naar de klant luisteren en uiteenlopende problemen oplossen, wat voor jonge medewerkers een uitstekende leerschool betekent. Maar een kantoor van onze schaal zal zelden rendement halen op dergelijke opdrachten, vermits dat in grote mate afhangt van de klant en de aannemer.”

 

Dirk Driesmans: “Wij doen soms nog individuele woningbouw voor klanten uit een andere sector. Het zijn inderdaad plezierige opdrachten, maar de nacalculatie levert altijd bedroevende cijfers op. Voor medewerkers vormt het daardoor geen  incentive.  Zij  voelen  aan  dat het geen rendabele projecten zijn en werken liever aan projecten die het kantoor ten goede komen.”

HOE VIND EN BIND JE MEDEWERKERS?

 

Karel  De  Mulder:  “De  aanwervingen  verlopen bij ons erg divers. Af en toe blijft er een stagiair. Omdat je die van bij de start kan selecteren, vormen zij dikwijls waardevolle medewerkers. Recent zijn we samengesmolten met 

een kantoor in Gent. De belangrijkste reden daartoe was dat we kwaliteitsvolle mensen in huis wilden halen. In tweede instantie leek een tweede vestiging in Gent ons interessant, ondanks de grotere complexiteit en de nood aan coördinatie. Intussen leverden de kandidaatstellingen in West- en Oost-Vlaanderen daadwerkelijk al enkele opdrachten op.”

 

Dirk  Driesmans:  “Medewerkers  aantrekken  is voor  ons  geen  probleem.  Wij  groeien  langzaam,  staan  bekend  als een  goede  werkgever  en  ons  bediendestatuut  is  aantrekkelijk. Enkele  jaren  geleden  hebben  we  onze  eigen mensen gevraagd of zij geïnteresseerden kennen,  omdat  uit  de  literatuur  blijkt  dat  eigen mensen veelal serieuze kandidaten aanbrengen. Dat ambassadeurschap heeft ons al een zestal   collega’s   opgeleverd.   Het   bediendestatuut wordt  niet  misbruikt  om  alleen  de hoogstnodige uren te werken, zoals men wel eens opwerpt, integendeel. Ik moet er op toezien  dat  het  aantal  overuren  beperkt  blijft. Omgekeerd zijn hier zelden of nooit mensen naar  de  concurrentie vertrokken.  Degenen die weggingen, zijn niet langer aan de slag als architect,  op  een  collega  na  die  omwille  van haar specifieke expertise is weggekaapt door een ander soort werkgever, tegen wie wij inzake  loon  niet  konden concurreren  zonder ons hele bureau op stelten te zetten.”

 

Karel  De  Mulder:  “Voor  het  bediendestatuut zijn er bij ons geen kandidaten. Een bediendecontract valt moeilijk te rijmen met de manier waarop we werken en met onze flexibele werkuren,  die  noodzakelijk  zijn  gezien  onze 

locatie  aan  de  rand  van  Brussel.  Als  mensen ons  verlaten,  heeft  dat  bijna  altijd  te  maken met  de  mobiliteit.  Met onze  medewerkers stellen we duidelijke overeenkomsten op om het risico op schijnzelfstandigheid uit te sluiten. Voor de rest moet je je medewerkers goed verzorgen. Het loon is daarin slechts een factor. We streven naar een familiale sfeer, organiseren  veel  sociale  evenementen,  bieden een prettige werkomgeving aan, staan in voor opleiding  en  hanteren een  grote  flexibiliteit inzake werkuren, familiaal verlof en vakantie.” Dirk  Driesmans:  “Uit  een  anonieme  interne bevraging   via   de   app Mentimeter kwam naar voor dat het loon bij ons slechts 1,8 op 5 scoorde. Misschien is dat beeld wat geflatteerd, maar het loon is zeker niet de doorslaggevende  factor.  Wat  telt,  is  het  totaalpakket: een  degelijk  loon, aandacht  voor  familietijd, kansen geven, verantwoordelijkheid laten nemen, een aangename werksfeer en omgeving creëren, mooie projecten verwerven. Een aanvraag  voor  vakantie  wordt  per  definitie nooit geweigerd. Om dat te kunnen waarmaken,  doen  we  een  beroep  op  ieders  gezond verstand.”

 

“Wij durven ook te investeren in opleiding. De laatste jaren kwamen uitsluitend jonge mensen ons vervoegen, die we intern opleiden om tot de gewenste kwaliteit te komen. Zo verjongt het bureau en blijft de expertise groeien. De selectie gebeurt niet op basis van een portfolio, maar van eigenschappen als maturiteit en assertiviteit, en van de vraag of iemand het aan zal kunnen en het vertrouwen van de klant kan winnen. Ik neem hen zo vroeg mogelijk mee naar een werf, geef hen daar zelf het woord, maak van hen het aanspreekpunt en geef ze waar nodig ondersteuning. Binnen het jaar zijn zij volwaardige projectarchitecten. In onze facturatielijst staat ook geen post ‘stagiair’ maar ‘junior architect’. Zij zijn volwaardige architecten en moeten zo ook overkomen bij derden.”

 

Karel De Mulder: “Empathie is onmisbaar als je tijdig wil detecteren dat het bij iemand minder goed loopt. Maar meestal duiken problemen op in drukke periodes, wanneer er minder tijd en attentie is voor die signalen. Om daarop te anticiperen organiseren we elk trimester een vergadering per team om bottom-up reacties te vergaren. Daarnaast voeren we jaarlijkse - voor stagiairs halfjaarlijkse - functioneringsgesprekken volgens een strikte methode en systematiek. Daarin peilen we naar creativiteit,  kennis  en  sociaal  functioneren. De feedback is leerrijk voor het management, terwijl medewerkers  weten  dat  ze  gehoord worden en soms zelf om een hernieuwd functioneringsgesprek vragen.”

 

Dirk Driesmans: “Het belang van het welbehagen  van  de  medewerkers  en  van  het  gevoel dat  ze  gehoord  kunnen worden, wordt  dikwijls onderschat in bedrijven. Wij doen continu informele functioneringsgesprekken, op ogenblikken dat we voelen dat ze nodig zijn. Vroeger stonden we daar met beide vennoten voor in. Omdat we erg van karakter verschillen, hebben we ons op zeker ogenblik extern laten coachen om tot een optimale taakverdeling te komen. Sindsdien doe ik de functioneringsgesprekken alleen. Zo vermijd je ook een papa-en-mama scenario waarin medewerkers de ene vennoot tegen de andere trachten uit te spelen.”

HOE ORGANISEER JE HET MANAGEMENT?

 

Karel De Mulder: “Toen we in 2017 overstapten  van  vier  naar  zes  gelijkwaardige  vennoten,  hebben  we  ieders karaktereigenschappen  laten  doorlichten  en  op  basis  daarvan de   verantwoordelijkheden   toebedeeld.   Op aanraden van  de  consultant  hebben  we  een coördinerende  vennoot  aangesteld  die  controleert  of  de  diverse  taken daadwerkelijk worden uitgevoerd. Daarvoor stipten we aan welke taken maandelijks, driemaandelijks of zesmaandelijks te controleren waren. In  het begin was dat niet vanzelfsprekend, want onder de gelijken is er plots een politieagent die vervelende  vragen  stelt  en  wijst  op  eventuele tekortkomingen. Maar intussen werkt het systeem voortreffelijk.”

 

Dirk Driesmans: “Als we verder willen groeien, zou  dat  ook  voor  ons  een  logische  stap  zijn, want  met  twee zaakvoerders  zitten  we  momenteel aan het plafond. Nu is het niet onze ambitie om intern te groeien, maar we denken wel  na  over  de  mogelijkheden  van  een gestructureerde  samenwerking,  bv.  met  een ander  architectenbureau,  zoals  we  eigenlijk al enkele jaren doen met een bureau dat gespecialiseerd is in restauratiedossiers. In een externe manager die zelf geen architect is, geloof ik persoonlijk niet, hoewel het in Nederland blijkbaar wel lukt. Het architectenego is een gegeven apart, denk ik. Dit bedrijf is ook ons  kindje,  dat geef je niet zomaar uit handen. Misschien dat  een  externe  manager  in jongere bureaus wel kans van slagen heeft?”

 

Karel  De  Mulder:  “Tijdens  opleidingen  geef ik jonge architecten de raad twee keer na te denken voor ze een eigen bureau uit de grond stampen.  Bruno  en  ik  hebben  gedurende  15 tot  20  jaar  lang  een  derde  van  onze  tijd  en energie   geïnvesteerd   in   kennisopbouw   die niets   met   ons   feitelijke   beroep   te   maken heeft: HR, financieel beheer, juridische zaken, boekhouding  …  Als  je  27  bent  en  het  voelt kriebelen maar niets van bovenstaande zaken afweet, zoek je beter een goed georganiseerd bureau  met  een  mooie  portefeuille  en  een prima rendement, en bouw je daarin een traject op. Koop aandelen, betaal die terug via de dividenden en concentreer je op je eigenlijke job, terwijl je voor al de rest kan terugvallen op  een  goed  draaiende  machine.  Professionalisme op alle vlakken is een must. Je moet voldoende verdienen in verhouding tot de risico’s die je loopt. Pas als iedereen dat in acht neemt, kunnen we met elkaar in concurrentie gaan op basis van de kwaliteit en niet langer van de prijs. Zonder rendement is een bureau niet leefbaar, zelfs als het voldoende en mooie projecten  heeft.  Te  veel  architecten  werken voor een bruto uurloon van 25 of 30 euro.”

HOE REALISEER JE VOLDOENDE RENDEMENT?

 

Dirk  Driesmans:  “Jonge  mensen  hebben  niet altijd zicht op hun kostenstructuur. Zelfstandigen  zijn  alleen  goedkoper dan  bedienden omdat  ze  niet  altijd  beseffen  hoeveel  ze  per uur  moeten  vragen  om  tot  een  vergelijkbaar pakket te  komen  als  dat  van  een  bediende-architect. Als je weet dat een ereloon van 5% te weinig is en dat kunt onderbouwen en argumenteren ten overstaan van de klant, kan je hem gemakkelijker overtuigen en kom je zelf niet in de verleiding om toch maar toe te geven. In het begin is dat niet gemakkelijk en voel je je soms een dure vogel, maar dat stadium moet je door, gewoon omdat het moét.”

 

Karel De Mulder: “Hoe kun je een klant overtuigen  dat  zijn  voorstel  tot  ereloon  onvoldoende is, of een medewerker aansporen tot efficiënter werken als je zelf geen zicht hebt op de kostenstructuur van je kantoor? De schaal van het bureau maakt weinig uit voor het  ereloon.  Uiteraard kan je wat goedkoper werken met een beperkt aantal mensen, maar het verschil is niet significant. Jammer genoeg  zien  we  te  dikwijls  dat  architecten instemmen met te lage erelonen en daarmee veel risico’s nemen.”

 

Dirk  Driesmans:  “Ze  proberen  dat  dan  te  re- cupereren  door  minder  werfcontroles  uit  te voeren, maar dat leidt alleen maar tot schadegevallen en discussies.”

 

Karel  De  Mulder:  “Zelfs  met  voldoende  werfcontroles loop je nog risico’s omdat architecten  heel  dikwijls  in  solidum aansprakelijk worden gesteld. Daarvoor zijn we toch verzekerd, reageren sommigen, maar je zit altijd met een vrijstelling van 10 tot 15%. Als de schadevergoeding hoog oploopt, kan dat funest zijn. En als vice-voorzitter van AR-CO zie ik de schadecijfers de laatste jaren exponentieel stijgen.”

HOE BEREID JE JE VOOR OP MINDER VOORSPOEDIGE TIJDEN?

 

Karel De Mulder: “Als je als vennoot een zelfstandige  van  35  jaar  met  kinderen  en  een lening  moet  laten  gaan,  lig je  daarvan  wakker.  Mensen  laten  afvloeien  is  ook  heel  bedreigend voor het team en geeft aan dat het management heeft gefaald, tenzij in geval van overmacht.  Om  een  krimp  in  de  mate  van het mogelijke te vermijden, hanteren we een planningsysteem. Op basis van de schaal van de opdrachten schatten we het aantal werkdagen in voor de komende zes maanden. Als de  knipperlichten  aan  gaan,  moet  je  extra werk zoeken of mensen opzeggen. Dat laatste gebeurt gelukkig slechts in uitzonderlijke omstandigheden.  In  crisistijden  zou  ik  vandaag eerder geneigd zijn om in omzet te krimpen en te blijven doen wat je graag doet, dan werk aan  te  nemen  om  het  volledige  team  aan boord te houden. Wij hebben ons nooit laten verleiden om projecten aan te nemen die we niet graag deden, behalve op crisismomenten. Achteraf  stel  je  dan  vast  dat  het  rendement nihil was, dat niemand gelukkig was met die keuze  en  dat  we uiteindelijk  toch  nog  gekrompen zijn.”

 

Dirk Driesmans: “Ook wij hebben een systeem waaruit we op basis van contracten, de timing van projecten en het daaraan verbonden ereloon  de  toekomstige  inkomsten  en  omzet kunnen deduceren. Daardoor kunnen we een jaar vooruitkijken met een marge van 10%, en twee jaar met een marge van 25%, en kunnen we afwegen of een bepaalde opdracht interessant is. Als je er iemand voor moet aanwerven en vandaag al weet dat je die man of vrouw na dat project weer moet laten vertrekken, is dat voor ons geen goede keuze.”

 

“Onze mensen zijn de katalysator van onze groei. Om te vermijden dat zij moeten vertrekken, moet onze organisatie op orde staan en moeten wij professioneel werken. Hoewel je bedienden evengoed kunt opzeggen als zelfstandige medewerkers, zij het uiteraard met respect voor de wettelijke opzegtermijnen, ben je met bedienden meer bezig met de continuïteit en start je tijdig met prospectie, zelfs als je daarvoor amper tijd hebt.”

 

Karel De Mulder: “Het verschil tussen zelfstandigen  of  bedienden  inzake  krimp  en  groei is  inderdaad  klein.  Ook  het befaamde  sociaal  passief  vormt  geen  probleem,  tenzij  je  je kantoor wil stopzetten. Maar op dat ogenblik duiken  er ook  andere  problemen  op,  zoals de  posterioriteit.  Gezien  het  feit  dat  steeds meer kantoren inzetten op continuïteit, wordt het gegeven van stopzetting almaar irrelevanter.