Foto: Studio Dann

Interview

URA: 'Het gaat om een oerbeleving: geen snufjes maar de zuivere architectuur'

Arnaud Tandt • 9 november 2020

We ontmoeten URA-partners Yves Malysse en Kiki Verbeeck op hun werkplek met uitzicht op de statige Stalingradlaan, op een steenworp van het Brusselse Zuidstation. We trappen ons gesprek af aan de achterzijde van het kantoor in het lichtrijke maquette-atelier. Tijdens het interview laveren we tussen de schaalmodellen en gaan een belendende ruimte binnen. Tot onze verbazing bevinden we ons plots midden in een gigantisch maquette-archief. Zijn de brains, zoals Kiki Verbeeck oppert, aan de straatzijde te vinden waar de vijftien architecten aan hun schermen zitten, dan klopt hier het hart van URA, waar ontelbare maquettes liggen opgetast.

In november 2021 opent de tentoonstelling Solid Senses van URA in het Paleis voor Schone Kunsten (10 november 2021 tot 16 januari 2022). De monografie over hun oeuvre is al sinds 2020 verkrijgbaar.

BOEK 

 

Kiki Verbeeck: “De insteek voor het boek en de tentoonstelling zijn een beetje hetzelfde, terwijl de output totaal verschillend is. We hebben het boek aangepakt als een overzichtswerk: we zijn gestart in 2002 en het is nu 2020. Met die twee jaartallen als vertrekpunt komen we haast automatisch bij een selectie van 20 projecten uit. We tonen elk van die projecten op een gelijkwaardige, neutrale manier: altijd vanuit de sculptuur – de typologie in haar oervorm binnen een context – die direct leesbaar is. Daarna komen telkens plannen, snedes en foto’s op een objectieve manier zodanig dat de lezer zelf een mening kan vormen. Naast deze selectie staat in het boek een soort atlas. Die beeldenbank van schetsen, tekeningen en maquettes is het resultaat van de vele onderzoeken die hier op vooral een intuïtieve manier gebeuren. Het is een essentieel onderdeel van het ontwerpproces maar we hebben dat uit de presentatie van de projecten gehaald, omdat het een soort apart laboratorium is, een continuüm, een werkelijk proces. Er is ook een grote kruisbestuiving van het ene project naar het andere, los van schaal of programma.”

 

Yves Malysse: “We noemen dit associaties: onbewust of bewust komen de vormgeving, de materialen of de onderdelen van een gebouw terug in een ander gebouw. Het busstation in Brugge bijvoorbeeld, komt terug in een woonzorgcentrum als een soort luifel of. Alles wat wij doen, projecten en wedstrijden, leeft op de een of andere manier gewoon door.”

 

Kiki Verbeeck: “Ten slotte hebben we in het boek triptieken opgenomen, omdat wij vinden dat architectuur in een boek snel heel statisch wordt. Maar architectuur is net heel dynamisch: architectuur beleef je. Een foto is een fragmentopname en als er in de representatie van architectuur op één beeld gefocust wordt, gaat dit snapshot voor het hele project staan. Als je dan het hele project bezoekt, schiet er soms niet veel over van dat snapshot. Om die tweedimensionaliteit te counteren, hebben we van een paar projecten triptieken gemaakt waar drie beelden van Filip Dujardin in elkaar overlopen. Dit synthesebeeld benadert de spirit van de werkelijke beleving van het project. Deze triptieken staan op het einde van het boek als een soort van outro en komen terug in de tentoonstelling, vormgegeven op een zodanige grootte dat je er werkelijk ín kan staan.”

Busstation Brugge © Filip Dujardin

TENTOONSTELLING

 

Kiki Verbeeck: “De architectuurtentoonstelling is atypisch: het is geen louter chronologische opsomming van onze projecten. We willen de mensen onderdompelen in de URA-wereld – hoe wij kijken en wat we belangrijk vinden. Het gaat er ons om de mensen in een sfeer onder te dompelen, door een belevingsparcours van kamer naar kamer te organiseren.” 

 

Yves Malysse: “Je kan de dingen niet alleen zien, maar ook aanraken. We willen onze architectuur tonen op een abstracte manier zodat je de associatie ziet tussen de verschillende projecten. Per ruimte beleef je steeds opnieuw een ander aspect. Als je alles hebt gezien en dan het boek hebt gelezen, dan krijg je een goed overzicht. Zonder het boek moet je de puzzel zelf samenstellen.”

 

Kiki Verbeeck: “Dat is ook hoe we willen dat mensen in gebouwen rondhangen: zelf ontdekken en je laten inspireren door het moment, door wat je ziet en voelt.” 

 

MAQUETTES

 

Kiki Verbeeck: “Je gaat in het boek amper collages of renders vinden, wel maquettes. Wij houden van de authenticiteit van dingen: zowel wat beleving en materialiteiten betreft maar ook op het vlak van de representatie. Om te tonen wat – nog – niet gebouwd is, willen we liever geen schijnwereld met een werkelijke detaillering nabouwen. Je kan er als architect heel hard jezelf mee bedotten en dus ook de toeschouwer of klant. Bij ons gebeurt alles nog altijd met maquettes, omdat die voor ons de reality check bij uitstek blijven. Van de niet-gerealiseerde projecten zijn maquettes gemaakt waarvan Jeroen Verrecht foto’s heeft genomen, op zo’n manier alsof het architectuurfoto’s zijn.” 

 

We bevinden ons ondertussen in het onwaarschijnlijke maquette-archief achter het -atelier. Wat is de verhouding kantooroppervlak – maquetteruimte? 

Yves Malysse: “Een derde tegenover twee derde. Dat zegt genoeg. We zitten dan wel met vijftien man heel kort op elkaar in het kantoorgedeelte…”

 

Kiki Verbeeck: “… maar meer dan dat heb je niet nodig, terwijl voor dit...”

 

Yves Malysse: “Als wij vergaderingen met klanten hebben, gaan we tussen die maquettes zitten. Dan komt iedereen ook in een heel andere sfeer terecht, niet in dat puur zakelijke, maar in de buik van URA. Dan snappen ze hoe wij werken. Het is onze natuur, wij kunnen niet anders. Wij geven les en ook aan onze studenten zeggen wij: “geen sketchup of renderings, ik wil alleen maar maquettes, plannen en doorsnedes zien.” Dat brengt een andere dynamiek met zich mee.”

Collective housing Leuven © Jeroen Verrecht

REFERENTIES

 

Kiki Verbeeck: “We vertoeven hier op de URA-planeet waar we grasduinen in ons eigen archief, omdat we het belangrijk vinden om continu met die frisse blik te kijken en ons niet teveel te laten beïnvloeden door beeldmateriaal van alle andere dingen die nu gebouwd worden – wat we een gevaarlijk proces vinden. Wij geloven heel sterk dat het belangrijk is om eerst je eigen parameters samen te stellen vooraleer je om je heen kijkt.” 

 

Yves Malysse: “We refereren eerder naar onszelf. Als we toch andere referenties noemen dan is het eerder Castel Sant’Angelo in Rome of Claude-Nicolas Ledoux.  Sant’Angelo heeft zo’n oervorm, massa en identiteit, dat intrigeert.  Het komt ook doordat we zelf in Rome geweest zijn en die sterke ruimtelijkheden en contrasten hebben beleefd. Wat we nu doen met Wisselspoor (een collectief woongebouw in Leuven, at) is heel hard gebaseerd op ervaringen en belevingen, zoals de bewegingen die we maken doorheen het gebouw. Wat we in Sant’Angelo ontdekt hebben passen we toe in iets heel hedendaags. Het gaat om een oerbeleving, niet om snufjes maar om de zuivere architectuur. We proberen het materialenpalet eenvoudig en beheersbaar te houden om vooral die beleving te laten spelen. Dat is voor ons de sterkte van architectuur.” 

 

Kiki Verbeeck: “Er zijn verschillende bureaus met een heel duidelijke identiteit of stempel. Misschien is dat bij ons in eerste lezing minder zichtbaar. Bij ons is de werkmethodiek super strikt, maar de output is altijd verrassend – uiteraard zijn er als je gaat grasduinen door de projecten wel rode draden, detailleringen, die terugkomen. De werkmethodiek is tweeërlei. Enerzijds is er de zoektocht naar het specifieke volume in de context, dat destilleert in een herkenbare typologie. Anderzijds wordt er gelijktijdig op het programma gewerkt van binnenuit. Op een bepaald moment komen die twee samen en dat zorgt altijd voor conflict, het één past nooit in het ander. Dat is voor ons het boeiendste moment want het volume gaat zich richten naar het programma, maar het programma gaat zich ook richten naar het volume.”

 

Yves Malysse: “Alles wordt heel hard ingefluisterd door context, zowel de vormgeving als de materialisering.” 

 

Kiki Verbeeck: “De gevel is ook een heel duidelijke schil die de interactie aangaat, met de omgeving enerzijds maar ook onderling tussen interieur en exterieur. Die sequensen zijn bij ons bewust altijd een soort van… breuklijnen? Dat is misschien te hard gesteld, maar wij leggen wel klemtonen: een inkompartij is bij ons echt een tool op zich omdat we vinden dat het binnenkomen een heel belangrijk moment is, en dat mag niet geruisloos gaan.

Youth hostel Kortrijk © Filip Dujardin

PROGRAMMA

 

Kiki Verbeeck: “Het boek van John Habraken, The structure of the ordinary, gaat over beleving en perceptie. Als je bijvoorbeeld naar een stad gaat waar je nog nooit geweest bent en in je hotel van je kamer naar de foyer moet gaan, is er altijd een soort drempelvrees. Die foyer is ineens een soort plein, met zien en gezien worden. Als je na een avond in de stad, terugkeert naar het hotel en in de foyer komt, dan is het gevoel: “Ik ben er, ik ben thuis”. Ineens is die foyer het tegenovergestelde in de beleving. Bij ons gaat het over die intuïtieve beleving en hoe je een plek ervaart. Context bepaalt alles: hoe je naar een ruimte kijkt of hoe je die beleeft op dat moment.” 

 

Yves Malysse: “Het project Wisselspoor in Leuven handelt heel hard over die beleving. We brengen mensen bij elkaar, maar toch zijn wij overtuigd dat er veel kleinere ruimtes zijn en dat daar een heel natuurlijke logische overgang gebeurt vanuit de stad – het groter kader – naar vanbinnen toe. Dat je inderdaad iets hebt van “Ik ben thuis!”, al ben je dan nog niet in uw woonkamer. Er zijn altijd één, twee of drie tussenstappen nodig vooraleer je echt je woonkamer binnenstapt.”

 

Kiki Verbeeck: “De mens is een sociaal beest maar tegelijkertijd zijn we ook hyperasociaal: we hebben er van tijd tot tijd allemaal nood aan om even op onszelf te zijn. Die tegenstelling moet in elk project onderdak krijgen. Zelfs een woning waar partners, ouders of kinderen samenwonen, moet dat soort nuance bevatten.” 

 

Yves Malysse: “Wonen is het meest intens: je woont samen maar ook apart, dat is superintens qua programma. Er komen zodanig veel dingen samen en als je geen aandacht besteedt aan al die momenten, eindig je met een zielloze doos.” 

 

Kiki Verbeeck: “Wij spreken liever over een programma dan over functies. Een appartement wordt aan de hand van functies gedefinieerd als twee slaapkamers, een keuken, een eetplaats, een woonkamer, een badkamer, … Wij spreken liever over dineren, feesten, koffiedrinken, een boek lezen, studeren, … . Wij benoemen dat als ‘de dissectie van het programma’. Door het open te trekken en eigenlijk nog specifieker te maken – omdat je het vanuit heel daadwerkelijke acties gaat ontwerpen – overstijg je automatisch dat puur functionele.”

 

Yves Malysse: “Eigenlijk zijn wij continu alles uit elkaar aan het trekken om dan weer bij mekaar te voegen: met een overgang, maar ook met een conflict of confrontatie waardoor die beleving intenser wordt.

URA Yves Malysse Kiki Verbeeck - A+