Opinie

"Elke gemeente zijn eigen ruimtelijke regels? Je reinste kakofonie"

Architect Philip Adam • 18 november 2020

In de Standaard van 17 oktober stond een opiniestuk van Wieland De Meyer, eerste schepen in Heuvelland, met als titel: “Geef gemeenten meer ademruimte”. De ondertitel luidde: “Moet het Vlaamse ruimtelijke beleid echt zo ingewikkeld zijn? Wieland De Meyer stelt voor om richtlijnen eenvoudiger en duidelijker te maken en om gemeenten meer vrijheid te geven.” Het is maar zeer de vraag of gemeenten nog meer vrijheid moeten krijgen.

Elke architect, landmeter, vastgoedmakelaar, bouwpromotor,… kortom iedereen die beroepshalve in verschillende gemeenten werkt, weet ondertussen tot welke kakofonie het subsidiariteitsbeginsel in de regelgeving over ruimtelijke ordening heeft geleid. Op basis van dit beginsel voelen veel gemeenten zich geroepen om op het gebied van ruimtelijke ordening alles zelf te beslissen.

 

Er kan uiteraard geen twijfel over bestaan dat de gemeenten het best zelf kunnen bepalen wat de bestemming moet zijn van de verschillende zones op hun grondgebied. Weliswaar zal enig overleg op hoger niveau noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld te vermijden dat de ene gemeente een industrieterrein gaat aanleggen naast een woonzone op het grondgebied van een aanpalende gemeente, maar in de praktijk zal dit weinig problemen opleveren.

 

2,40, 2,50 of 2,60 meter?

Het wordt wel problematisch als gemeenten elk afzonderlijk eigen regelgeving beginnen te maken om hun ruimtelijk beleid in de praktijk om te zetten, en dan vooral als het gaat over zaken die zonder probleem eenvormig zouden kunnen geregeld worden op Vlaams niveau.  

 

Een mooi voorbeeld zijn de gemeentelijke verordeningen betreffende de woonkwaliteit van nieuwe woningen en appartementen. De onderlinge verschillen zijn soms merkwaardig. De minimale vrije hoogte van leefruimtes moet in Antwerpen 2,60 m zijn, in Gent is dat 2,50 m en in Blankenberge volstaat 2,40 m. Er bestaat geen enkel rationeel argument om een dergelijk verschil te verklaren.  

 

Ook wat betreft de minimale oppervlakte van nieuwe woongelegenheden bestaan de meest uiteenlopende opvattingen. Bovendien worden die minimale oppervlaktes door de gemeenten op de meest uiteenlopende manieren berekend. 

 

Waarom kan een en ander niet voor gans Vlaanderen op dezelfde manier geregeld worden? Het is toch je reinste verspilling van tijd en energie als elke gemeentelijke administratie zelf een regelgeving moet opstellen? Het kan bovendien aanleiding geven tot fouten in ontwerp en/of uitvoering als elke gemeente eigen voorwaarden oplegt. Er bestaat trouwens een prima wettelijk instrument voor dergelijke aangelegenheden. In de Vlaamse Wooncode staan al de normen voor bestaande woongelegenheden, men kan daarin ook perfect de technische normen voor nieuwe woongelegenheden opnemen. In de praktijk stelt men overigens al vast dat gemeenten zelfs voor bestaande woongelegenheden normen gaan hanteren die afwijken van de Vlaamse Wooncode.

 

Asociaal

Wat de grootte van de appartementen betreft, gaan de gemeenten in de regel ook altijd heel stringent de verhouding bepalen tussen het aantal appartementen met één, twee of meer slaapkamers. Het valt op dat die verhouding praktisch nooit klopt met de evolutie van de grootte van de huishoudens in Vlaanderen. Volgens de statistische gegevens op de website van Wonen Vlaanderen bestond in 2019 al 31,91% van de huishoudens uit 1 persoon en 34,31% uit 2 personen (de gemiddelde huishoudgrootte is nog steeds dalend). Dit betekent dat in 66% van de gevallen in principe een woongelegenheid met één slaapkamer zou volstaan. De meeste gemeenten staan echter maar toe dat nauwelijks 25% of zelfs maar 20% van het aantal woongelegenheden in een meergezinswoning beschikt over één slaapkamer.

 

Dit is een ronduit asociale politiek. Er wordt te weinig rekening gehouden met jongeren die alleen gaan wonen, oudere koppels die een onpraktische woning willen verlaten, gescheiden mensen,… Door teveel grote woongelegenheden op de markt te zetten, wordt de druk op de kleine woongelegenheden zo groot dat de prijzen, zowel voor verhuur als voor verkoop, de hoogte ingaan. In veel gevallen kan men zich trouwens niet van de indruk ontdoen dat sommige gemeenten bewust gaan sturen en op hun grondgebied liever de meer begoede gezinnen willen aantrekken.  

 

Lockdown

Het grote publiek weet ondertussen dat als men zich begeeft naar een andere gemeente of provincie, men zich best goed op voorhand informeert welke corona-maatregelen daar van kracht zijn. En men vraagt zich vertwijfeld af waarom al die maatregelen niet eenvormig kunnen worden gemaakt. Wel, architecten kennen al veel langer dat gevoel…

 

Ook de ultieme “lockdown” kenden de architecten al.  Meer en meer gemeenten voelen zich immers geroepen om een (al dan niet tijdelijke) bouwstop uit te roepen voor meergezinswoningen, projecten met meer dan vier woongelegenheden,…  Het is maar zeer de vraag of een bouwstop juridisch kan aangezien dit een “instrument” is dat niet in de VCRO is voorzien. De gouverneur van Vlaams-Brabant heeft alvast een dergelijke beslissing van de gemeenteraad van Sint-Pieters-Leeuw vernietigd. Zelfs het departement Omgeving van de Vlaamse overheid heeft in een nota op haar website al de nodige vraagtekens geplaatst bij deze praktijk.

 

Bijkomend dient dan ook nog vastgesteld te worden dat de communicatie van de regelgeving over ruimtelijke ordening in sommige gemeenten veel te wensen over laat. In sommige gemeenten worden door de gemeentelijke ambtenaren regels gehanteerd die nergens op de gemeentelijke website zijn terug te vinden. Pikant detail: die regels zijn soms niet eens door het CBS of de gemeenteraad goedgekeurd.  Zelfs een zeer drastische ingreep als een bouwstop wordt niet altijd meteen klaar en duidelijk gecommuniceerd. Dit levert begrijpelijkerwijze veel frustratie én tijdverlies op.  

 

Er zijn uiteraard wel gemeenten waar een en ander wel prima wordt gecommuniceerd. Het Percelen Informatie Platform van de stad Antwerpen is daarvan een uitstekend voorbeeld. Ook het Geoloket Bouwvoorschriften van de stad Blankenberge is een zeer praktische tool voor architecten.

 

De gemeenten moeten dus zelf kunnen beslissen over hun ruimtelijke ordening, maar de juridisch-technische omkadering en de uitwerking van de voorschriften zou beter terug naar het niveau van de Vlaamse Overheid gaan. Architecten zijn dus helemaal niet overtuigd dat meer vrijheid voor de gemeenten noodzakelijk is, wel integendeel.  Vlaanderen is echt te klein om, naast een VCRO, per gemeente ook een GCRO te hebben…

 

Philip Adam

Secretaris NAV

schrijft in eigen naam