Interview

Oana Bogdan: 'Woningen moeten voor mensen gebouwd worden en niet als investering'

Arnaud Tandt • 8 maart 2021

Met haar indrukwekkend palmares is Oana Bogdan een geknipte ambassadrice van Wiki Women Design die vrouwen uit de ontwerpwereld meer zichtbaarheid moet verlenen. Het illustreert haar klare kijk op de maatschappelijke rol van architectuur. “Architectuur is politiek geladen”.

Foto: Studio Dann

BOGDAN & VAN BROECK zetelt in het hart van Brussel op een boogscheut van The Cosmopolitan, een opvallende verbouwing van hun hand. Net voor we het kantoor op de bovenste verdieping binnenstappen, valt ons oog op een lijst COVID-voorzorgsmaatregelen aan de deur – een voorbeeld van hun checklists die de efficiëntie van hun praktijk uitmaken. Eens binnen, voorbij de piano in de inkomruimte, kruisen we Leo Van Broeck, partner in het kantoor, die net de vergaderzaal verlaat. Oana Bogdan vertelt ons dat Johan Rutgeerts er op bezoek was. Rutgeerts doet onderzoek naar de verloning van architecten en zijn boodschap bevestigt een al lang aanslepend probleem: “Wij, architecten, staan er niet goed voor”, steekt Oana Bogdan van wal.

 

Hoe kunnen we iets doen aan het te lage ereloon van architecten?

Oana Bogdan: “Vastgoed in België is te goedkoop in vergelijking met andere landen, maar veel mensen kopen vastgoed als een vorm van pensioen, dus als je de honoraria van architecten wil aanpakken dan moet je echt alles veranderen in België. Daarnaast weten veel mensen niet hoeveel uren architecten moeten presteren én werken nog steeds te veel architecten aan te lage erelonen.”

 

Wat zou daarin een eerste stap kunnen zijn?

“We zouden kunnen kijken naar Frankrijk waar sinds eind 2019 de Loi Lagleize in het Franse parlement in bespreking is. Die wet zegt dat bij nieuwe huisvestingsprojecten de grond niet meer verkocht mag worden. Doordat de grond niet meer in eigendom is, gaan de prijzen van de woningen 30% naar beneden. Daarnaast moeten we kijken naar de pensioenen en de belastingen om te zorgen dat woningen gebouwd worden voor mensen en niet als investering.”

 

Leo Van Broeck zei eens over het geringe ereloon van architecten: “If you pay peanuts, you get monkeys.”

“Je kan aan dat loon geen kwaliteit leveren en we zien de taken, verantwoordelijkheden en het aantal bouwpartners alleen maar groeien. Er komt altijd iets bij, zoals BIM, en almaar meer administratieve taken.”

 

Architectenbureaus zijn eigenlijk bedrijven die meestal niet de marge hebben om te investeren in kennisopbouw over die nieuwe opdrachten, zoals BIM, terwijl dat hoogstnoodzakelijk is.

 “Wij prefinancieren: wij nemen geld van de nieuwe projecten om de mensen te betalen. Dat maakt je heel fragiel omdat je dan geen buffercapaciteit hebt als er zoiets als het coronavirus gebeurt. Je kan de beste architect ter wereld zijn, maar als je plots geen cashflow meer hebt, ga je failliet. Zelfs een groot bureau zoals OMA is toch twee of drie keer overgenomen voordat ze het bureau hebben teruggekocht. In de loop van oktober, november vorig jaar zagen we het toch wat somber in. Theoretisch gezien hadden we voldoende werk, maar veel projecten hadden vertraging omwille van administratie, bijkomende maatregelen, gebrek aan toeleveringen op de werven, omwille van Covid-19 of misbruik ervan – dat is ook iets – en dus hadden we geen cash meer. Gelukkig ontvingen we het verlossende nieuws dat we voor vijf wedstrijden als laureaat aangeduid waren. Dat zijn nieuwe contracten die je opnieuw een beetje boven water houden. Zo gaat het, maar het is echt moeilijk. Een architectenbureau is uiteindelijk een bedrijf en de eerste verantwoordelijkheid van een bedrijf is overleven.”

Den Travoo © Laurian Ghinitoiu

Je hebt een MBA gevolgd, heb je daaruit lessen getrokken voor jullie praktijk?

“Ik heb de bevestiging gekregen dat wat we hier intuïtief deden het juiste was, alleen heb ik bij Vlerick alle ‘buzzwords’ geleerd, zodat ik er de woorden op kon kleven. Door mijn afstudeerthesis over de ‘profitability of architectural practices’ werd me heel duidelijk dat je drie soorten bureaus hebt: bureaus die meer bedrijven zijn dan architecten, kunstenaars en architecten – zoals wij – die ook super professioneel proberen te zijn, hoewel dat dikwijls niet evident is. Mijn conclusie was dat als wij winst willen maken – het gaat niet over omzet, maar winst – dan moeten we twee dingen doen: ten eerste heel veel investeren in onze mensen, die kennis is de toegevoegde waarde waardoor je kwaliteit kan leveren, en ten tweede super selectief zijn in onze projecten. Als je “ja” zegt tegen elk project maak je heel veel omzet, maar dat vertaalt zich niet per se in winst. Net omdat je “neen” zegt tegen projecten die te ver van je corebusiness liggen, maak je meer winst, en we doen dat zeer doordacht en bewust, met respect voor alle betrokkenen.”

 

Jullie hebben een innovatief businessmodel. Iedereen werkt binnen het bureau ook heel autonoom.

“Autonoom, maar ook heel veel samen. Eigenlijk doen wij het werk van een groter bureau – we zijn met twintig, maar je zou zeggen dat we met veel meer zijn. Door onze ‘office manual’ en ‘checklists’, winnen we tijd voor wat wij graag doen. In onze online ‘office manual’ staat van alles, vanuit de logica om dit heel ‘effective’ en ‘efficient’ te doen – beide zijn belangrijk. Door na te denken en de juiste vragen te stellen, kan je doelgericht werken en effectief zijn. Door enkel op snelheid van uitvoering te focussen – efficiëntie – zal je dezelfde zaken meermaals moeten doen omdat je niet de nodige randvoorwaarden in acht hebt genomen, en verlies maken op lange termijn. Je moet niet telkens opnieuw het warm water uitvinden, maar als je iets een keer iets hebt gedaan en dat was de goede manier, dan zet je dat in een checklist. Ik ben een enorme fan van checklists. Checklists zijn ontstaan met de eerste Boeing, toen piloten plots tientallen handelingen moesten uitvoeren bij het vertrek. Doordat er ook checklists zijn voor noodgevallen, zijn ze intelligent opgesteld met een minimum aantal woorden, ‘to the point’ en in de juiste volgorde."

 

"Daarnaast hebben we ‘agile management’ opgepikt uit de software-industrie waar men vaak iets moet ontwikkelen waarvan men de bedoeling nog niet helemaal kent. Voor onze werkwijze betekent het dat we iets niet meteen uitwerken totdat het helemaal af is, want misschien zijn we op de verkeerde weg. We splitsen het proces op in twee-weken-sprints en koppelen dan terug naar de klanten. Dat is een stukje co-creatie met de klant. Je moet na twee weken werken durven zeggen: we zitten helemaal fout en moeten terug naar af."

 

"We zien onze mensen als een T-vorm (strekt de armen). Iedereen heeft zijn eigen talent of specialisatie, het verticale deel, dat mag en moet je niet ontkennen. De armen, dat is de algemene kennis: maquettes kunnen maken, iets van stedenbouw of management kennen, enz. Bij ons zijn die armen super breed. Medewerkers leren van elkaar, ook omdat ik weet dat als ik winst wil maken zij van alles moeten leren. Daardoor is iedereen ruim inzetbaar, we hebben geen specifiek wedstrijd- of uitvoeringsteam."

 

"En tot slot hebben we heel veel vertrouwen in onze mensen. Tussen de zomer van 2016 en oktober 2019 zijn ze zo goed als alleen geweest in het dagdagelijks functioneren van het kantoor. Ze hebben zelfs contracten onderhandeld – we hebben wel een paar van hen eerder meegenomen naar contractonderhandelingen. Ze hebben dat geleerd en ze doen dat beter dan wij.” (lacht)

VUB U-Residence © Laurian Ghinitoiu

Je zei eens dat je niet gelooft in de modernistische heroïsche architect die denkt dat hij alles kan verbeteren. Dat is interessant omdat uit de houding van jullie bureau – bijvoorbeeld het niet aannemen van projecten die nieuwe gronden aansnijden – net de ambitie spreekt om de wereld te verbeteren. Het is bijna een politieke stellingname.

“Ach ja, maar architectuur is politiek geladen. Onze wereld is heel sterk bepaald door de gebouwde omgeving. Wij bouwen voor mensen en wij geloven dat wij bouwen, samen mét. De modernisten dachten dat ze het allemaal wisten: Le Corbusier die vanuit het vliegtuig beslist hoe het moet. Maar neen, spreek met mensen, doe dat samen met hen. Wij geloven heel erg in de ‘power of architecture’. Elk gebouw probeert een toegevoegde waarde te brengen aan de stad. En daardoor is het politiek. Architectuur is de materialisatie van politiek. Het probleem ontstaat wanneer de politiek fout zit met de beslissingen die komen vóór de architectuur. De politiek helpt de juiste beslissingen te nemen en dat vind ik ook een taak van de architecten. Bouwmeesters nemen die rol op en er zijn meer en meer voorstudies en discussies, maar er zijn toch heel belangrijke beslissingen op topniveau die nog steeds fout genomen worden. Ik kijk nu met heel veel interesse naar de ‘New Green Deal’ en de ‘New Bauhaus’, maar ik denk niet dat de Europese politici zich echt bewust zijn waarover ze spreken. Dat is jammer want er zal heel veel geld naartoe gaan. Volgens mij is er nood aan een echt systemisch denken. We moeten veel meer veranderen in één keer of de veranderingen moeten supergeconnecteerd en geïntegreerd zijn. Dat is niet evident.”

 

Na jouw politieke mandaat in Roemenië, vertelde je bij je terugkomst in België dat je je hier ook op elk niveau in het debat wilde mengen. Wat is er van deze ambitie geworden?

“Ja, kijk, ik ben nooit iemand die van ambities direct een plan maakt, maar ik weet dat het wel zal gebeuren. Sinds ik terug ben, heb ik bijvoorbeeld discussies gevoerd over de mogelijkheid van – of de nood aan – een nieuwe politieke partij voor Brussel, dat hangt in de lucht. Ik wil meer en meer in dialoog gaan met niet-architecten. Af en toe komen journalisten van bijvoorbeeld De Standaard of Bruzz terecht bij mij en zo kan ik het algemene debat voeden. Daarbij probeer ik ook de juiste woorden te vinden om die zaken te vertalen naar het brede publiek – één van de dingen die ik heb geleerd in Roemenië. Ik word ook regelmatig uitgenodigd voor jury’s, nu recent ook als voorzitter van de Rotterdam Architectuurprijs 2021. Die jury’s zijn opportuniteiten, zoals onlangs bij de Architectuur Biënnale in Warschau. De politici zijn er heel conservatief, maar dan geef je een lezing en je ziet dat er iets gebeurt. Dat zijn heel veel zaadjes die ik en anderen planten, maar dan ontstaat er een veld met bloemetjes en groeit er af en toe een boom.”

Lindbergh © Laurian Ghinitoiu

Eén van de projecten waar je je nu voor inzet als ambassadrice is Wiki Women Design.

“Het is een soort inhaaloperatie om veel meer vrouwen die de ontworpen omgeving in België – van (interieur)architectuur en grafisch ontwerp tot mode en productdesign – op Wikipedia te zetten en daardoor hun bijdrage aan het licht te brengen. Met dit project wil het Vlaams Architectuurinstituut deze achterstand inhalen. Het probleem is dat het niet evident is om iets op Wikipedia te plaatsen aangezien het een betrouwbare bron moet blijven. Daarom worden er edit-a-thons of schrijfsessies georganiseerd op verschillende plaatsen. Er zijn tips en tricks over hoe je dat kan doen. En je kan informatie delen over vrouwen die zouden moeten opgenomen worden.” 

 

De bedoeling van het project is niet alleen hun oeuvre of rol naar voren te brengen, maar door deze vrouwen zichtbaarder te maken, te inspireren en duidelijk te maken aan architectes of architectuurstudentes wat de mogelijkheden zijn.

"Tegelijk hebben ze vijf ambassadrices gekozen om gewoon te tonen van “kijk er zijn toch vrouwen die hun eigen bureau hebben” – al of niet alleen. Die vijf vrouwen coveren samen het hele veld van design. Ik moet zelf twee vrouwen bedanken. De eerste is Moniek Bucquoye, heel bekend in de Belgische designwereld. Ik sprak haar begin jaren 2000 op een design event – ik was pas in België – en ze heeft me om een of andere reden onthouden. Voor Bert Anciaux was diversiteit superbelangrijk en toen hij minister van cultuur werd, wou hij in alle beoordelingscommissies, zoals voor architectuur en vormgeving, ook immigranten. Moniek heeft me toen – zoveel jaar later – gebeld. Dat was een prachtige commissie met Jan Boelen, toen directeur van Z33 als voorzitter, waarin ik zoveel heb geleerd. Blijkbaar werd mijn visie en engagement geapprecieerd, want daarna heb ik in bijna alle mogelijke commissies gezeten. Moniek Bucquoye heeft een deur geopend voor mij. De tweede vrouw is Corina Șuteu, die me in 2016 als toenmalig minister van cultuur in Roemenië gecontacteerd heeft toen ze op zoek waren naar een staatssecretaris. Na één gesprek heb ik gezegd: oké, ik wil wel komen helpen.”

 

Oana Bogdan is ook  ambassadrice van Women in Architecture, een campagne van verschillende Belgische architectuurverenigingen waaronder NAV, met als doel om verhalen van vrouwelijke architecten een jaar lang in de kijker zetten. 

Om af te ronden wou ik je nog iets vragen in verband met onze toevallige eerste ontmoeting in Tokyo. Bij dat bezoek aan Fuji Kindergarten van Tezuka Architects, vermeldde je toen dat je met hen samengewerkt hebt.

“Wij hebben Takaharu Tezuka leren kennen tijdens een prijsuitreiking in 2011 in Parijs waar hij ook een prijs had gewonnen en een lezing gaf. Ik had een blauwe jurk aan en hij droeg ook blauw – hij is erg gefascineerd door die kleur – en zo zijn we aan de praat geraakt. Leo was er ook bij en we hebben heel veel gesproken over de publieke ruimte en buitenruimtes zoals daken en wat die doen met mensen. En het ging over kleine dingen of net belangrijke zaken zoals de liefde. En hij vertelde dat het soms nog wat confronterend is om, aan het begin van een verliefdheid, die andere persoon in de ogen te kijken. Dus voorzag hij liefst hellingen, want op een helling zit je naast elkaar. Je kijkt allebei bergaf in dezelfde richting en niet naar elkaar, waardoor je gemakkelijker open durft praten. Een jaar later, hebben wij samen in Gent, voor een private ontwikkelaar, een kantoorgebouw met een toegankelijk dak ontworpen. Het was een heel speciaal gebouw aan de Voorhaven, maar uiteindelijk was de stedenbouwkundige situatie daar nog niet duidelijk waardoor het niet is doorgegaan. Daarna, in 2017, ben ik uitgenodigd door meneer Tezuka om een lezing te geven over “adaptive re-use” aan de Universiteit in Tokyo en ik ben bij hem thuis gaan eten. Hij heeft voor mij gekookt en heeft mij van alles uitgelegd over Japan – het is altijd interessanter om een land en cultuur te leren kennen via de inwoners. Dat was een hele mooie ervaring.”