Architectuur

Leietheater - Schittering langs de Leie

Elise Noyez • 8 oktober 2021

Een stille wenk naar Emiel Claus, of een ode aan het werk van de luministen. Zo staat het Leietheater veelvuldig op het wereldwijde web omschreven. En inderdaad, met zijn schil van geglazuurde witte baksteen creëert het gebouw een zacht licht- en kleurenspel dat aansluiting vindt bij de werken die in het naastgelegen museum Mudel tentoongesteld worden. De immer wisselende schittering vormt echter ook een interlude voor de verwondering van het theaterbezoek.

De schil van opvallend wit metselwerk, samengesteld uit zowel matte als geglazuurde bakstenen in een aaneenschakeling van zes verschillende patronen, de ene keer vlak, de andere keer driedimensionaal, weerspiegelt het licht, creëert wisselende schaduwen en zorgt voor een constante dynamiek. Zelfs ’s nachts, onder invloed van maanlicht en straatverlichting, licht het gebouw op. Foto: Stijn Bollaert

Wanneer het stadsbestuur van Deinze in 2010 besluit om over te gaan tot de bouw van een nieuw en erkend cultuurcentrum, wordt er eerst stevig gedebatteerd over de locatie. Binnen de studie ‘Stedelijk Wonen aan de Leie’ valt het oog op het R.A.C. parkeerterrein aan de noordzijde van de Brielstraat en de Mouterijdreef, en onder begeleiding van de Vlaams Bouwmeester wordt in 2011 een Open Oproep gelanceerd. 127 ontwerpteams tekenen in; vijf worden er uiteindelijk geselecteerd. Een eerder jong gezelschap onder leiding van Jörn Bihain (V+) en Bram Aerts (TRANS architectuur | stedenbouw) mag zich tot de selectie rekenen. Alsof een technisch complex theaterprogramma voor een dergelijk jong team nog niet uitdagend genoeg is – TRANS was amper twee jaar eerder opgericht en had geen ervaring met cultuurinfrastructuur; V+ kon in deze context enkel de Luikse Cinéma Sauvenière als referentie voorleggen – beslissen de architecten al in de wedstrijdfase om de grenzen van het project letterlijk te verleggen. In plaats van op het parkeerterrein, ontwerpen zij het Leietheater namelijk aan de overzijde van de Brielstraat, op een groene kavel waar ook het Administratief Centrum van Tony Fretton en het Museum van Deinze en de Leiestreek (Mudel) gevestigd zijn.


“Tijdens de eerste rondgang op de voorgestelde site merkten we dat de locatie met diverse praktische, logistieke en akoestische problemen kampte”, verklaart ingenieurarchitect Bram Aerts de toch opmerkelijke zet. “Die zouden we met allerlei cosmetische, en veelal prijzige, ingrepen wellicht wel kunnen omzeilen, maar optimaal was het allerminst. Terwijl we aan de overkant van de straat net een plek met enorm veel potentieel zagen. Niet alleen omdat het bestaande parkeerterrein op die manier bewaard bleef en we in het Leietheater zelf dus geen ondergrondse parking moesten voorzien, maar des te meer nog omdat het de publieke ruimte rond het museum Mudel opnieuw zou activeren.” Het risico brengt op. Dankzij de relocatie weet TRANS V+ met een budget van vier miljoen euro minder aan de start te verschijnen en ook ruimtelijk en stedenbouwkundig ziet de Stad Deinze de voordelen in. In 2014 wordt het definitieve ontwerp van TRANS V+ goedgekeurd en in september 2017 gaan de werkzaamheden van start. Twee jaar later gaan de deuren van het cultuurcentrum Leietheater officieel open.

TRANS en V+ positioneren het theater op een andere locatie dan oorspronkelijk vooropgesteld, met name in de oksel van de Brielstraat en de N35. Daar gaat het gebouw in dialoog met het Administratief Centrum van Tony Fretton enerzijds en het Museum van Deinze en de Leiestreek (Mudel) anderzijds. De voordien schijnbaar onbestemde openbare ruimte rondom wordt door het theater opgedeeld in twee groene polen, vormgegeven door Marie-Josée van Hee architecten.

Opmerkelijk silhouet

Op zijn nieuwe locatie, gelegen in de oksel van de Brielstraat en de N35, schept het Leietheater samen met het Administratief Centrum een kader voor het museum Mudel. De voordien schijnbaar onbestemde openbare ruimte rondom wordt door het theater opgedeeld in twee groene polen, die in een latere fase door Marie-Josée van Hee architecten werden vormgegeven. Waar het Leietheater en het museum Mudel elkaar (net niet) raken, ontstaat er een scharnierpunt. “De locatie vroeg om een alzijdige structuur”, verklaart Aerts enkele van de centrale ontwerpbeslissingen. “Het grondplan werd daarom opgevat als een vierkant, dat langs drie zijden beglaasd is. De publieke ruimtes van het theater, inclusief de foyer, vergaderzalen en polyvalente ruimtes, vinden op die manier aansluiting bij de omliggende parkruimte. Enkel aan de zijde van de N35, waar onder andere de backstage en de technische installaties zich bevinden, werd op het gelijkvloers een gevelbekleding in aluminium voorzien.”


“Kenmerkend voor een theater, is dat het programma grotendeels blind is. In de zaal en toneeltoren is bijvoorbeeld geen daglicht gewenst. In tegenstelling tot de publieke functies, werden deze ruimtes daarom vormgegeven als een soort functioneel minimum. De benodigde nuttige oppervlakte en ruimte voor de diverse functies bepaalden het volume. Ondanks het eenvoudige grondplan, leidde dat tot een kenmerkende volumetrie die vanuit verschillende hoeken steeds anders gepercipieerd wordt.”


Een schil van opvallend wit metselwerk, samengesteld uit zowel matte als geglazuurde bakstenen in een aaneenschakeling van zes verschillende patronen, de ene keer vlak, de andere keer driedimensionaal, onderstreept en versterkt de dynamische perceptie van het theatervolume. Een poëtisch gebaar dat het louter functionele met betekenis en interesse moet opladen. “De gevel weerspiegelt het licht, creëert wisselende schaduwen en zorgt voor een constante dynamiek. Zelfs ’s nachts, onder invloed van maanlicht en straatverlichting, licht het gebouw op.”

Foto: Stijn Bollaert

Strategisch afgewerkt

Het heldere exterieur van het Leietheater, gedefinieerd door lichte materialen zoals glas, aluminium en geglazuurde baksteen, staat evenwel in schril contrast met de massieve, bijna brutalistische aanblik van het interieur en, niet het minst, de betonnen foyer met monumentaal eivormig daklicht – een uitsnijding die een schijnbaar metersdik plafond doorboort.


“In zekere mate is het contrast een gevolg van financiële overwegingen”, benoemt Aerts. “Binnen het vooropgestelde budget was immers maar beperkt ruimte om te investeren in afwerkingsmaterialen. Daarin hebben we dan ook strategische keuzes gemaakt. Daar waar we de aandacht van de bezoeker wilden aangrijpen, hebben we meer nobele materialen toegepast. Dat gaat zowel om de gevel, die al bij het benaderen van het theatergebouw een zekere verwondering moet scheppen, als om kleine ingrepen in het interieur, zoals de grote deuren in kostbaar hout, die de bezoekers de zaal in leiden, of de houten beplanking in de theaterruimte zelf.”


“De foyer werd inderdaad grotendeels in ruwbouwstaat gelaten, al investeerden we wel in een hoogwaardige plankenbekisting. In ieder geval wilden we hier geen interieur als dusdanig van maken. Wat ons betreft fungeert de foyer als een verlengde van de publieke ruimte; niet als een apart interieur.”


Torenhoge ambities

Hoewel het project met een eerder beperkt budget afgewerkt moest worden, werd er op ambities niet bespaard. Het Leietheater is namelijk niet zomaar een cultureel centrum; wel een full-option theater mét theatertoren, rolzolder en, bij wijze van spreken, “de Rolls Royce van theatertechnieken”. “Van filmvoorstellingen tot de meest complexe producties met talloze decorwissels … het kan er uiteindelijk allemaal. Dat is voor een stad als Deinze allerminst vanzelfsprekend en het pleit voor het hoge ambitieniveau van de opdrachtgever dat er nooit van dat initiële opzet afgeweken is.”


Ook voor jonge architectenbureaus zoals TRANS en V+, toen nog zonder noemenswaardige ervaring in de complexe materie die theaterbouw kan zijn, is een project van dit kaliber niet vanzelfsprekend. Om de theaterzaal technisch op punt te brengen, zocht TRANS V+ dan ook ondersteuning bij onder meer het Nederlandse studie- en ontwerpbureau Theateradvies. In samenwerking met de experts van Daidalos Peutz kwam TRANS V+ tot een hoogwaardig akoestisch concept. “Dat omvat uiteraard niet alleen afwerkingsmaterialen zoals de houten beplanking in de zaal, maar tevens een volledige ontdubbeling in structuur en funderingen. De theatertoren, bijvoorbeeld, is opgebouwd uit betonnen wanden van maar liefst 40 cm dik. Daartegen hangt een geluiddempende afwerking waarmee beton en metselwerk ontkoppeld worden. Omdat één foutje in de realisatie nefast kan zijn voor het hele akoestisch evenwicht, hebben we dergelijke aspecten overigens heel precies in de aanbestedings- en uitvoeringsdossiers opgenomen. De aannemer wist dus meteen waar hij aan toe was, en we hebben het in werffase nauwgezet opgevolgd.” De theaterzaal biedt uiteindelijk plaats aan 450 toeschouwers, verdeeld over een parterre en twee lagen met loges. 


“De opdrachtgever wilde een klassiek Italiaans theater, en daar zijn we dan ook in meegegaan. Al hebben we in de zaal wel één afwijking aangevraagd: in plaats van de zitplaatsen met gangpaden te doorsnijden, is de parterre vormgegeven als één continu toeschouwersveld. Dat bevordert een zekere samenhorigheid in het publiek, die nog versterkt wordt door de lichte curve in de rijen. Je zit hier met andere woorden niet zoals in een auditorium recht naar het podium te kijken, volledig geconcentreerd op jezelf en de actie, maar vangt vanuit je ooghoeken ook de emoties van je buren op. Die beleving, dat gevoel van gedeelde ervaring, is in een theater erg belangrijk.”

Foto: Stijn Bollaert

Dynamische verhoudingen

Dat de opdrachtgever geen nieuwsoortig theater wilde, weerhield TRANS V+ er echter niet van om elders in het gebouw ruimte te scheppen voor alternatieve opvoeringen, waarin onder meer de relatie tussen toeschouwer en acteur in vraag gesteld kan worden. “Tussen toeschouwer en acteur bestaan er mooie en inspirerende verhoudingen”, meent Aerts. “Net zoals de acteur zich voor de opvoering opkleedt en klaarmaakt, bijvoorbeeld, zo bereidt ook de toeschouwer zich op zijn bezoek voor. Je kan je dus afvragen wie in welke omstandigheden voor wie acteert.” Om die relatie te exploreren, werd in de foyer de mogelijkheid gecreëerd om een grote glaswand open te schuiven en de aansluiting te maken met de aanpalende polyvalente zaal. Het bordes van de betonnen wenteltrap kan als speaker’s corner gebruikt worden en ook vanop het balkon, omgeven door een kader van houten schrijnwerk, kan indien gewenst naar de foyer toe geacteerd worden. De grote brug die dwars over de foyer heen loopt, tot slot, kan perfect dienstdoen als tribune. “Op verschillende plekken kan er zo een bepaalde relatie tussen publiek en acteur geïnstalleerd worden. Daarvoor zijn trouwens meteen de nodige voorzieningen getroffen, zoals rails voor spots in het plafond.”


Opvallend: dergelijke mogelijkheden trekken zich verder in het exterieur. “De toevoeging van het Leietheater definieerde de parkruimte rondom, en zo heeft er zich ook een soort buitentheater gevormd. Dankzij de rugdekking van het gebouw, dat tevens akoestisch comfort biedt, kunnen er ook daar opvoeringen georganiseerd worden. Een welkome zaak, zo blijkt, want de coronamaatregelen legden niet lang na de opening natuurlijk heel veel zaken stil. Het is de buitenruimte die dankzij de ingreep van het gebouw bepaald werd, die toegelaten heeft dat het Leietheater in deze context toch een opmerkelijke programmatie heeft kunnen voorleggen.” 

Foto: Stijn Bollaert