Interview

We willen niet alleen de bouwheer tevreden maken, maar ook iets betekenen voor de gemeenschap rondom

Elise Noyez • 7 maart 2022

Fijngevoelige renovaties van statige panden uit de vroege twintigste eeuw, strakke nieuwbouwwoningen, industrieel ogende gemeenschapsvoorzieningen en stoutmoedige of net heel bescheiden winkel- en horecapanden. Een duidelijke stempel valt op het oeuvre van MAN architecten niet te drukken. Zijn wel altijd van de partij: een vleugje rock-’n-roll, een synergie tussen architectuur en interieur en een onweerlegbare gretigheid om de koe bij de horens te vatten.

Olivier Daelman en Bas Wauman - Foto: Studio Dann

We ontmoeten Bas Wauman en Olivier Daelman in het tot Fabrieck omgedoopte pakhuis achter Huis Hector Michiels, een opmerkelijk art deco pand in hartje Sint-Niklaas waar het architectenbureau sinds 2015 gehuisvest is. De loods van de voormalige breigoedfabriek wordt in niet-coronatijden als evenementenlocatie verhuurd; in periodes van social distancing laat het surplus aan ruimte toe om medewerkers beter te spreiden. In het hoofdgebouw zijn naast de kantoren van MAN ook een aantal gastenkamers ondergebracht. “De drie delen – loods, kantoren en woning – kunnen volledig onafhankelijk van elkaar fungeren,” vertelt Wauman, “al bewegen we ons doorgaans toch redelijk vrij doorheen het volledige gebouw.”


De oorsprong van MAN architecten ligt nochtans in ietwat bescheidener oorden, met name de woning van Wauman in Tielrode. “Het is het klassieke verhaal. Na mijn stage bleef ik bij mijn stagemeester aan de slag, maar begon ik vanuit mijn woonkamer ook eigen projecten aan te nemen, totdat ik me uiteindelijk fulltime voor Bas Wauman Architectuurbureau kon inzetten. Olivier was een van mijn eerste medewerkers. Die samenwerking verliep zo vlot dat we in 2015 besloten om ze in een vennootschap te consolideren en voor het groeiende bureau een nieuwe uitvalsbasis te zoeken.” Inmiddels heeft MAN architecten in Sint-Niklaas en omstreken al aardig naam gemaakt. Het portfolio van het bureau is op z’n zachts gezegd omvangrijk te noemen en om nieuwe opdrachten hoeven de architecten blijkbaar niet te smeken. Het merendeel van de klanten vindt zelf zijn weg naar MAN; voor het overige beperkt het bureau zich eerder tot kleinere wedstrijden wanneer zich een dergelijke, interessante opportuniteit voordoet – al dan niet in samenwerking met andere architectenbureaus.


“We zijn natuurlijk niet van nul begonnen”, geeft Daelman toe. “Zowel Bas als ik hadden al de nodige projecten gerealiseerd en contacten gelegd. Die eerste klanten hebben ons veel vertrouwen gegeven, en zo is de bal aan het rollen gegaan. In dat opzicht zitten we hier in Sint-Niklaas goed. Er is niet dezelfde concurrentie als in de grootsteden, waar zich bij wijze van spreken op elke straathoek een ambitieus architectenbureau bevindt. Mond-tot-mondreclame doet hier nog echt zijn werk. Al is er helaas ook een keerzijde: voor werknemers zijn we vanwege de locatie minder aantrekkelijk of bereikbaar. Zeker de profielen die wij zoeken, met een aantal jaar ervaring, lijken dat als een grote drempel te ervaren.”

De kantoren van MAN architecten bevinden zich sinds 2015 achter de opvallende art deco gevel van Huis Hector Michiels in Sint-Niklaas, een voormalige breigoedfabriek. Het architectenbureau stond zelf in voor de renovatie van het verouderde pand, dat in wezen uit drie delen bestaat: woning, kantoren en loods. © Katoo Peeters

Gesamtkunstwerk

In tegenstelling tot Wauman, die in 2002 aan het Henry van de Velde Instituut afstudeerde als architect, is Daelman interieurarchitect (Sint-Lucas Gent, 2004). “Alvorens ik bij Bas aan de slag ging, werkte ik zes jaar bij een interieurbureau. Als je je enkel op interieur richt, loop je echter snel tegen een grens aan. Leg je architectuur en interieur daarentegen bij elkaar, dan opent er zich een brede waaier aan nieuwe projecten, inzichten en opportuniteiten.”


Wanneer er over ambities gesproken wordt, zijn Wauman en Daelman dan ook stellig: “In een ideale wereld zouden we ons volledig richten op totaalprojecten. Schaal en programma zijn ondergeschikt – we staan open voor alles, van een meubelstuk tot een woning, een publiek gebouw of een stedenbouwkundig masterplan – maar liefst van al kunnen we opdrachten als een volwaardige partner, van begin tot einde en als een soort Gesamtkunstwerk tot realisatie brengen. Dat proberen we als tandem architect-interieurarchitect ook heel uitdrukkelijk naar de buitenwereld uit te stralen, zodat mensen om de juiste redenen bij ons terechtkomen. Iemand die een architect enkel als noodzakelijk kwaad beschouwt, een vereiste om een bouwvergunning te bemachtigen, die heeft aan ons geen boodschap, en vice versa.”


Al betekent dat niet noodzakelijk dat het interieur uitdrukkelijk in elke architectuuropdracht opgenomen moet worden. “Het gaat meer over de visie van interieurarchitectuur dan om interieurarchitectuur an sich”, aldus Daelman. “Het feit dat je al heel vroeg in het ontwerpproces kijkt naar hoe mensen boven of beneden komen, waar deuren zich bevinden of hoe de keuken ingetekend wordt. Zelfs al gaat het dan nog maar over een aantal rudimentaire blokken, je kan er bijvoorbeeld wel al rekening mee houden dat de gebruiker niet met zijn rug naar de tuin staat te koken. Ongeacht of we die keuken nadien ook effectief in detail uitwerken, hebben we zo al een belangrijke meerwaarde aan het ontwerp geleverd.”

 

“Het onderscheid tussen interieur en architectuur is wat ons betreft volledig fictief”, treedt Wauman bij. “In dat opzicht vinden we het ook belangrijk dat beide disciplines niet zomaar in het team, maar effectief in de twee vennoten vertegenwoordigd zijn. Een architectenbureau dat geleid wordt door verschillende architecten, stoelt zich in grote lijnen op een enkele visie of achtergrond. In ons geval komen er twee opleidingen samen en vertrekken we dus per definitie vanuit een meervoudig, multidisciplinair verhaal. Dat resulteert in gelaagde ontwerpen die steevast door beide insteken gedragen worden.”

Voor dit renovatieproject in dé art deco straat van Sint-Niklaas bleef MAN binnen de bestaande contouren. De brute materialen, stalen ramen en marmeren keukenbladen in het nieuwe interieur zorgen voor een duidelijke link met de context van art deco. © Katoo Peeters

Travel light

Het team van MAN architecten, naast de vennoten nog zo’n 12 man sterk, bestaat in hoofdzaak uit architecten, ingenieur-architecten en interieurarchitecten. Wauman: “We zorgen ervoor dat de basiskennis die nodig is om vlot te kunnen schakelen – basiswetgeving, brandveiligheid, inzicht in het omgevingsloket – intern aanwezig is, maar alle overige specialisaties houden we buiten. EPB-verslaggevers, stabiliteitsingenieurs, stedenbouwkundigen, … heel die batterij aan profielen die erbij kan komen kijken, maar niet noodzakelijk in elk project nodig is, die spreken we liever extern aan. Zo blijven we wendbaar. Als een klein zeilschip in plaats van een logge tanker, zeg maar.”


Goede samenwerkingsverbanden zijn voor die wendbaarheid wel een voorwaarde. “Zeker wat de technische profielen betreft, trachten we regelmatig met dezelfde partijen te werken en goede banden te onderhouden”, aldus Daelman. “Maar we omarmen ook nieuwe en misschien minder voor de hand liggende samenwerkingen. Zo verenigen we ons voor grotere projecten met veel plezier met andere architectenbureaus, die bijvoorbeeld wel een eigen stedenbouwkundige tak hebben, of hebben we voor commerciële opdrachten een samenwerking lopen met een grafisch bureau. Dat zijn ongelooflijk boeiende partnerschappen.”

Dit hoekhuis bood lange tijd onderdak aan een supporterscafé van KAA Gent, maar werd in 2018 door MAN architecten tot woning verbouwd. Met oog op de lichtinval werden de leefruimtes op de verdieping ingericht; het slaapgedeelte bevindt zich op het gelijkvloers. Het interieur is eigenzinnig en maakt gretig gebruik van kleuraccenten en gerecupereerde materialen. © Frederik Vercruysse

In de modder

Waar Wauman en Daelman intern wel uitdrukkelijk op staan, is werfopvolging en coördinatie. “We zijn ervan overtuigd dat je maar een goede ontwerper kan zijn als je ook met je voeten in de modder op de werf staat”, licht Wauman toe. “Een stagiaire die hier voor het eerst toekomt en iets tekent, begrijpt vaak niet wat hij of zij op papier zet. Het is pas naarmate ze naar de werf gaan, dat ze begrijpen hoe zaken in de realiteit vorm krijgen. Je mag trouwens niet vergeten dat ook aannemers erg veel kennis in huis hebben. Die contacten zijn even waardevol als die met andere architecten- of studiebureaus.”


Zowel architecten als interieurarchitecten worden bij MAN dan ook snel naar de werf gestuurd. Daelman: “Weliswaar ligt de eindverantwoordelijkheid voor architecturale projecten altijd bij een architect, maar dat betekent niet dat interieurvormgevers enkel de zuivere interieurprojecten opvolgen. Ze moeten ervaren hoe architectuur en interieur op de werf samenkomen, hoe die coördinatie verloopt en aansluitingen gerealiseerd worden, zodat ook zij hun ontwerpen beter in een uitvoeringsdossier kunnen vertalen en uiteindelijk ook het globale resultaat beter wordt.”

 

Toch begrijpt Wauman wel dat niet alle architecten de taak van werfopvolging en coördinatie even gretig omarmen. “In tegenstelling tot het ontwerpproces, dat je als architect grotendeels zelf in de hand hebt, verloopt de uitvoering veel chaotischer. Plots komen er twintig extra partijen in het spel en dan stijgt statistisch gezien natuurlijk de kans dat het misloopt. Een fijne situatie is dat niet. Maar de coördinatie en de aanbestedingen volledig in handen leggen van de bouwheer, zoals soms gebeurt? Dat komt bij ons niet op. Zelfs al zijn we juridisch enkel verplicht tot werfopvolging, beschouwen we het als onze taak om de bouwheer daarin te ontzorgen. Zo verhoog je ook simpelweg de kans op een kwalitatief eindresultaat. Wij weten nu eenmaal veel beter op welke basis we een offerte moeten opvragen, waardoor er achteraf minder discussies en problemen zullen zijn. Al is het wel zo dat we heel bewust met die taken moeten omgaan en, zeker wat betreft de coördinatie, de nodige grenzen moeten stellen.”

De inspiratie voor de renovatie van de Vinckenhoeve vond MAN architecten bij de eigenaar en in de bestaande schuren. Typerend is vooral de grote serre die aan de bestaande schuur is gekoppeld en waarin de keuken werd ondergebracht. De meeste grondstoffen en inrichtingselementen werden bewust vanop de site zelf gerecupereerd. © Katoo Peeters

Puzzelen

Net als de coördinatie van de werf, heeft ook het ontwerpen volgens Wauman en Daelman veel weg van een almaar complexere puzzel. Wauman: “Het klopt dat we als architect met steeds meer zaken rekening moeten ouden. De stedenbouwkundige voorschriften, duurzaamheid, E- en S-peil … ze worden er niet milder op. Maar het is nu eenmaal onze taak om daarmee om te gaan. Het E-peil hoeft de architectuur ook niet noodzakelijk aan te tasten, dat is vaak gewoon een kwestie van extra technieken of isolatie aanbrengen. Zelfs bij het S-peil, dat inderdaad een redelijk dwingende voorwaarde is, zien we dat we dat bepaalde zaken voordien al als een logische evolutie in onze ontwerpen geslopen waren, zoals minder glas en meer intimiteit.”


Een beperking vindt Wauman het dan ook niet; veeleer een opportuniteit. “Sowieso beschouwen we elk project vanuit zijn eigen specifieke context. Het gaat nu eenmaal altijd om een andere klant, een ander perceel, een andere oriëntatie, een andere stedenbouwkundige context. De normen en voorschriften zijn niet meer of minder dan extra stukken in die puzzel, en dat is precies wat we graag doen. Steek ons in een keurslijf en hoe strakker het spant, hoe liever.”


Ook toekomstgerichtheid en maatschappelijke context beschouwt MAN als vaste onderdelen van die puzzel. “Het komt er niet alleen op aan om je klant tevreden te maken, maar net zozeer om hem tevreden te houden én om ook voor de gemeenschap rondom iets te betekenen”, vat Wauman samen. “Het gebeurt bijvoorbeeld dat we gevraagd worden om een woning van amper zes jaar oud te verbouwen. Dan moet er in het oorspronkelijke ontwerp toch iets grondigs misgelopen zijn? Ook bij een woning die volledig op maat van de klant ontworpen is, moet je van meet af aan rekening houden met evoluties en veranderingen. Het kan niet zijn dat het alleen maar klopt als de zetel op één welbepaalde plaats staat. Elk ontwerp moet een zekere gelaagdheid en flexibiliteit kennen. En dat vergt heus niet altijd complexe ingrepen. Vaak is het louter een kwestie van organisatie. Maar dan moet je wel ruimer durven kijken dan enkel de vraag die vandaag gesteld wordt.”


“Tegelijk mogen we ons niet beperken tot enkel de wensen van onze eigen klant”, vervolgt Daelman. “We hebben ook een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Soms gaat dat enkel om het ontwerpen van een esthetische façade of, zoals bij een rijwoning hier in Sint-Niklaas, om het terugtrekken van de gevel en de creatie van een kleine groene ruimte die weliswaar privaat is in gebruik, maar publiek in visuele impact. In andere gevallen, zoals bij een recent schoolproject, zoeken we expliciet naar manieren om bepaalde ruimtes ook voor omwonenden open te stellen. Veel meer dan enkel maar ‘niet belastend’ te zijn voor de omgeving, willen we ook effectief meerwaarde creëren.”

Elk ontwerp is een nieuwe puzzel, waarin normen, wensen, budget, omgeving, … met elkaar gerijmd moeten worden. In dit project vertaalt zich dat onder meer in bijzondere relaties tussen binnen en buiten, aangestipt door een prominent blokraam in de voorgevel, een omsloten inkompatio en een volledig beglaasde achtergevel met zich op de omliggende velden. © MAN architecten

Geen seriewerk, wel formules

Één puzzelstuk ontbreekt in bovenstaande nog: het budget. En dat is gezien het streven naar duurzame totaalprojecten op maat van de klant en met meerwaarde voor buurt en omgeving wellicht niet het meest eenvoudige om in te passen. Wauman: “De vierkantemeterprijs is de voorbije jaren stevig omhoog gegaan. Dat is een jammerlijke realiteit, maar één waar geen enkele architect omheen kan. Tegelijk moeten we toegeven dat ingrepen die we voorstellen in functie van een bepaalde maatschappelijke meerwaarde, inderdaad al eens extra kosten met zich meebrengen. Echter, in veel gevallen heeft ook de bouwheer erbij te winnen, bijvoorbeeld doordat hij elders extra ruimte krijgt of zijn appartementen aan een hogere prijs kan verhuren. Je moet het kostenplaatje ruim genoeg durven bekijken.”


Veel belangrijker is volgens Wauman dat klanten op voorhand weten waar ze aan toe zijn, zeker wanneer een opdracht gaandeweg met interieurprojecten uitgebreid wordt. Dat wordt bij MAN heel pragmatisch aangepakt. “Tijdens de eerste gesprekken krijgen onze klanten een uitgebreide informatiebundel, waarin beschreven staat welke taken wij wel of niet op ons nemen, hoe we te werk gaan, hoe we onze erelonen berekenen, enzovoort. Concreet hebben we daarvoor enkele basisformules gedefinieerd, gaande van de architectuuropdracht tot verschillende soorten en detailgraden van interieurprojecten, telkens met vermelding van de toegepaste erelonen. Hoewel elke opdracht uiteindelijk op maat wordt vormgegeven, blijft die vork steevast de leidraad en referentie. Zo komt niemand op het einde van de rit voor verrassingen te staan.”

Het merendeel van de klanten vindt zelf zijn weg naar MAN architecten, en particuliere woningbouw maakt bijgevolg een groot deel uit van het portfolio. Toch benadrukken de architecten geen voorkeur te hebben voor schaal of programma. © Katoo Peeters

Daelman ziet de pragmatische aanpak als een gevolg van de grote diversiteit aan opdrachten waaronder MAN zijn schouders zet. “Wie altijd aan hetzelfde type projecten werkt, hoeft daar minder over na te denken. Maar in ons geval is het noodzakelijk dat we die vragen stellen. De gangbare erelonen zijn er weliswaar op voorzien dat elk project in zijn individualiteit beschouwd wordt – architectuur is nu eenmaal geen seriewerk – maar heel veel marge is er daarom niet. Dat betekent dat we constant in de gaten moeten houden hoeveel tijd we aan bepaalde zaken spenderen en dat we in geen geval onder de prijs willen of kunnen werken. Enkel op die manier kunnen we aan onze eigen voorwaarden voldoen en tegelijk de boel draaiende houden.” 

In de vrije basisschool Tielrode was de refter te klein, het sanitair verouderd en de inkom onleesbaar. MAN voorzag een nieuwe, vrijstaande vleugel met in de sokkel het sanitair en daarbovenop de refter. Zo ontstaat een overdekte speelplaats met nieuwe inkom. © Katoo Peeters

Nuttige links