Toegankelijkheid

Borstweringen van gebouwen: norm NBN B 03-004 uitgelicht

30 mei 2022

Al sinds 27 maart 2017 moeten borstweringen van gebouwen voldoen aan de Belgische norm NBN B 03-004. Maar wat beschrijft deze norm precies? En wat zijn de meest toepasbare dimensioneringsprincipes? We nemen NBN B 03-004 onder de loep.

Voor borstweringen geldt ondertussen al enkele jaren de norm NBN B 03-004. Deze norm beschrijft waaraan borstweringen moeten voldoen om een onverwachte val van personen te vermijden, wanneer de valhoogte groter dan of gelijk is aan 1 meter en wanneer personen zich bewegen of stilstaan op minder dan 2 meter van het valgevaar. De norm is van toepassing op nieuwe of te renoveren openbare of private gebouwen. Tijdelijke constructies of constructies die exclusief gebruikt worden voor dringende evacuaties, zoals stellingen, noodladders, ... vallen niet onder de norm. Opgelet, borstweringen aan gevels worden behandeld in de normen NBN 25-002-1 en NBN S 23-002. 

 

Beschermingshoogte en opvatting van borstweringen

Met betrekking tot de geometrie zijn de volgende definities belangrijk:

  • De stilstandzone: dit is het horizontaal en toegankelijk oppervlak aansluitend aan de borstwering. Van hieruit wordt de beschermingshoogte bepaald. 
  • De beschermingshoogte: dit is de hoogte tussen een stilstandzone en de bovenkant van de handgreep van de borstwering.
  • Het binnenvlak van de borstwering: dit is het meest naar binnen gelegen vlak van de handgreep.

 

Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee types van stilstandzones. Echter beperken we ons nu tot de normaal beschouwde stilstandzone, dit is de zone waarbij er stabiel rechtop gestaan wordt aan de borstwering. De precair beschouwde stilstandzone, is de zone waarbij er stabiel of ondersteund evenwicht nodig is.

 

Niveauverschillen kleiner dan 45 cm worden als toegankelijk beschouwd. Indien op dit niveauverschil kan gestaan worden, vormt dit een nieuwe stilstandzone. Opgelet, dit is enkel het geval als er drie voorwaarden vervuld zijn:

  • Het niveauverschil is kleiner dan 45 cm.
  • De breedte waarop kan gestaan worden is groter dan of gelijk aan 30 cm. Opgelet: indien de onderste regel van de borstwering zich op meer dan 5 cm boven het niveauverschil bevindt, wordt de breedte onder en achter de borstwering meegeteld.
  • Het binnenvlak van de borstwering staat verder dan 13 cm gemeten vanuit het binnenvlak van het niveauverschil.

 

Verder wordt er ook een onderscheid gemaakt tussen dikke en dunne borstweringen en trapleuningen. De dikte van de borstwering heeft een invloed op de beschermingszone. Deze kan gevormd worden door de borstwering op zich of door de opvatting van de constructie:

  • De handgreep op zich vormt de dikte
  • De dikte wordt mede gevormd door een uitstekend binnendeel op meer dan 60 cm boven de normale stilstandzone.
  • De borstwering heeft een uitstekend buitendeel startend op een hoogte van meer dan 70 cm boven de normale stilstandzone. In geval van een hoogte van minder dan of gelijk aan 70 cm vormt de handgreep de in rekening te brengen dikte.

 

Geometrie van dunne borstweringen met een dikte kleiner dan 20 cm:

  • algemeen: de borstwering moet beklimming vermijden
  • tussen verticale elementen is de opening kleiner dan 11 cm
  • tussen horizontale elementen (onderste rad) en andere types van openingen is de opening keiner dan 11 cm
  • niet-verticale elementen in het onderste deel (tussen 110 mm en 450 mm) hebben openingen die kleiner zijn dan 20 mm
  • horizontale openingen in het hoger gelegen deel (boven de 450 mm) zijn kleiner dan 18 cm
  • borstwering hebben een hoogte van minimaal 110 cm (120 cm indien de valhoogte groter is dan 12 meter)

 

Geometrie van borstweringen met een dikte tussen 20 - 40 cm:

  • algemeen: de bepalingen met betrekking tot dunne borstweringen blijven van toepassing
  • de beschermingshoogte mag t.o.v. de dunne borstwering gereduceerd worden met 1/2 x de dikte van de borstwering
  • in geval van valgevaar met meer dan 12 meter, blijft de beschermingshoogte altijd minimum 120 cm

 

Geometrie van borstweringen dikker dan 40 cm:

  • algemeen: de bepalingen met betrekking tot dunne borstweringen blijven van toepassing
  • de beschermingshoogte is minimaal 90 cm
  • in geval van valgevaar met meer dan 12 meter, blijft de beschermingshoogte altijd minimum 120 cm

 

Beschermingshoogte en opvatting van trapleuningen en verloop

Er wordt een onderscheid gemaakt tussen trap en overloop.

 

Trap:

De beschermingshoogte, gemeten tussen de neus van de trede en het bovenvlak van de handgreep is minimum 90 cm. Spijlen kunnen verticaal worden uitgevoerd met een tussenafstand die kleiner is dan 11 cm, of parallel aan de helling met een tussenafstand van maximaal 18 cm. Indien de trap uitgevoerd wordt zonder trapboom bedraagt de afstand tussen de neus van de traptrede en de onderste spijl maximaal 5 cm. Andere oplossingen zijn mogelijk maar mogen in geen enkel geval beklimming toelaten.

 

Overloop:

De beschermingshoogte, alsook de opvatting voor de overloop is identiek aan deze van de borstweringen, met uitzondering van de overgang tussen trapleuning en bordesleuning. Om een vloeiende en esthetische overgang mogelijk te maken, is er een overgangszone van max. 30 cm toegelaten om trapleuning en borstwering te laten overvloeien, van groter of gelijk aan 90 cm naar groter dan of gelijk aan 110 cm ( groter of gelijk aan 120 cm bij valhoogte groter dan 12 m). Ook hier zijn de parallelle spijlen in de onderste 45 cm van de borstwering verboden om beklimming te vermijden.

 

Montage:

Trapleuning en borstwering kunnen ook op een horizontale afstand van de trapconstructie gemonteerd worden wanneer de opening kleiner is dan 5 cm.