debat

Hoe kunnen we architectuuropdrachten verbeteren?

Tom Mondelaers • 17 juni 2022

NAV pleit voor betere afspraken rond overheidsaanbestedingen voor architectuuropdrachten. Dat moet niet alleen nodeloze kosten vermijden, het komt ook de kwaliteit van de ontwerpen ten goede. NAV News sprak erover met ervaringsdeskundigen Pieter Meuwissen en Sofie Vandelannoote, respectievelijk architect-bestuurder en algemeen directeur van een intercommunale. “Soms merk je dat juryleden niet alle documenten doorgenomen hebben. Dat is frustrerend.”

© Maxime Delvaux 2 - Melopee School in Gent - XDGA

De federale regering neemt zich voor om overheidsopdrachten te verbeteren, ze voorbeeldig te maken, transparant en vooral effectief, om de beroepen en vertragingen die ze kunnen veroorzaken te voorkomen. Ze wil ze ook administratief eenvoudiger maken en toegankelijker voor kmo’s. Hiervoor zou onder andere de wet op de overheidsopdrachten geëvalueerd en aangepast worden. Het NAV focust in een nieuwe positiepaper op goede praktijken rond aanbestedingsprocedures voor architectuuropdrachten.

 

Maatschappelijke relevantie

In de paper hekelt het NAV belangrijke problemen rond architectuuropdrachten, zoals de grote maatschappelijke kost die ermee samenhangt en het buitenproportionele risico voor ontwerpbureaus. “De investering die je moet doen om te kunnen deelnemen, is vaak buitensporig”, weet Pieter Meuwissen, bestuurder van LAVA Architecten in Leuven. “De kosten lopen op tot 15% van de verwachte omzet van de opdracht. Dat zorgt voor een delicate economische situatie.”

 

LAVA Architecten telt een twintigtal medewerkers en werkt al sinds de oprichting in 2008 veel voor overheden. Gemiddeld stelt het bureau zich 30 keer per jaar kandidaat voor een ontwerpopdracht, wat resulteert in een tiental wedstrijddeelnames per jaar, met een slaagpercentage van 37%. “Eén ontwerpvoorstel impliceert al gauw 750 werkuren. Dat gaat gemiddeld om 25.000 euro, voor lonen van medewerkers, maar exclusief alle vaste kantoorkasten. Als jong en beginnend architect lukt het nog om buiten de uren en in het weekend onbezoldigd te werken, maar voor een bureau met tientallen medewerkers is dat uitgesloten.”

 

Toch is Meuwissen een voorstander van wedstrijden. “Ik geloof in de maatschappelijke relevantie. Zeker bij een goed omschreven projectdefinitie en een ambitieuze opdrachtgever. Qua innovatie en vernieuwende concepten is er vaak meer mogelijk dan in de privéwereld.” Eenzelfde geluid horen we bij Sofie Vandelannoote, algemeen directeur van Veneco, een intercommunale die 21 gemeenten rond Gent onder meer ondersteunt bij architectuuropdrachten. “Een wedstrijd biedt een verrijking op het vlak van ontwerpmatige inzichten vanuit verschillende invalshoeken”, legt ze uit. “Zo krijg je als opdrachtgever veel meer aandachtspunten binnen je blikveld. Maar daar staat tegenover dat zo’n wedstrijd voor alle partijen veel tijd kost, en dat de juridisering toeneemt. Verliezers kunnen in beroep gaan. Dat betekent dat een jury zich goed dient te informeren, beslissingen grondig moet motiveren én moet laten aftoetsen door juristen.”

© Maxime Delvaux - Melopee School in Gent - XDGA

Output beperken

Meuwissen merkt dat jury’s niet altijd zijn samengesteld uit vakbekwame mensen. Hij staat achter de suggestie van het NAV om het opdrachtgeverschap te professionaliseren, onder meer door externe experts te betrekken. “We zien een positieve evolutie aangezien overheidsdiensten vaker bemand worden door architecten en stedenbouwkundigen. Maar een pijnpunt is dat wij tijdens presentaties soms merken dat niet alle juryleden de aangeboden documenten grondig bekeken hebben, of dat de tijd die besteed wordt aan de beoordeling niet overeenstemt met onze inspanning. Dat is frustrerend.”

 

Bij Veneco ondervangen ze het tijdsprobleem door juryleden correct te vergoeden. “Bij ons werken architecten en stedenbouwkundigen, maar we betrekken altijd mensen van de gemeente zelf en externe experten. Niet alleen voor de beoordeling, maar ook bij het uitwerken van de procedure, zodat we hun kennis integreren”, aldus Sofie Vandelannoote. Ze vindt het evident dat openbare besturen ondersteuning krijgen bij ontwerpopdrachten. “De Open Oproep van de Vlaams Bouwmeester is een mooi voorbeeld, maar ook begeleiding via een kwaliteitskamer, zoals onze kwaliteitskamer VakWeRK. Niet alle besturen zijn in staat om een degelijke projectdefinitie op te stellen.”

 

Om bovenstaande problemen te vermijden, is het NAV van oordeel dat de gevraagde output beperkt moet worden. Vandelannoote pleit voor een gezond evenwicht. “Wij werken in de eerste fase vaak op basis van referenties, of we vragen alleen een visie en een plan van aanpak. Maar dan moet je als opdrachtgever duidelijk maken dat je geen ontwerp vraagt, of je krijgt een situatie waarbij bureaus alsnog volop in concurrentie gaan en elkaar de loef proberen af te steken.”

 

Meuwissen merkt op dat bestekteksten soms dubbelzinnig zijn. “Dan vragen ze enkel een visie, maar verwachten ze wél een gedetailleerde raming. Bovendien is ook het woord ‘visie’ problematisch. Uiteindelijk is dat onze corebusiness, nadenken over een concept. Een visie of een ontwerp, dat is voor ons haast hetzelfde qua tijdsbesteding. Onze output wordt pas relevant na een voorafgaand tijdrovend denkproces en noodzakelijk ontwerpend onderzoek.” Vandaar ook het voorstel van het NAV om de gevraagde output te omschrijven aan de hand van heldere definities.

 

Oudere projecten erkennen

Het NAV pleit ook voor meer inschikkelijkheid rond referenties. Veel bureaus zien hun ambities gedwarsboomd omdat opdrachtgevers alleen referenties toelaten die de laatste drie of vijf jaar opgeleverd werden. “Voor middelgrote bureaus is het aantal referenties binnen een specifieke sector vaak op één hand te tellen”, weet Meuwissen. “Maar ik vraag me zelfs af of er überhaupt nog een leeftijd op gesteld moet worden. Een project van twintig jaar oud kan stedenbouwkundig en architecturaal nog altijd relevant zijn.”

© Steenoven - De Weverij in Gavere - BURO II & ARCHI+I, Denis Dujardin

Sofie Vandelannoote ziet nog een reden waarom referenties soms problematisch zijn. “We zien bij wedstrijden vaak dezelfde referenties opduiken bij verschillende consortia, iedereen werkt wel eens samen. Bovendien hebben bureaus wisselende bezettingen. De vraag is dan of de expertise van het huidige team nog gelinkt is met een bepaalde referentie.” Meuwissen is voorstander van sterke inhoudelijke referenties, los van enige tijdslimiet. “De doorlooptijd van een project bedraagt zeven jaar. Dan moet je al meerdere projecten realiseren en dat is voor grotere kantoren vaak zelfs niet het geval. Denk aan een cultureel of administratief centrum. Daarvoor halen we niet om de drie of vijf jaar een opdracht binnen.”

 

Hogere biedvergoedingen

Een ander voorstel van het NAV is om altijd een gepaste biedvergoeding te voorzien en deze rechtstreeks aan de architect te betalen na de gunning. “Helemaal akkoord”, zegt Pieter Meuwissen. “De gangbare vergoedingen, van 2.500 tot 7.500 euro, moeten nog stevig opgetrokken worden. Een wedstrijdontwerp kost evenveel werk als de opmaak van een schetsontwerp. Ontwerpbureaus nemen vandaag een risico dat oploopt tot 10% van de opdrachtomzet. Dat zie je in weinig andere sectoren. Een risicomarge van 1 à 2%, zoals voor aannemers, zou het streefdoel moeten zijn. Maar daarmee bekostigen we alleen de eerste ronde, voor de opmaak van een degelijk onderbouwde kandidaatstelling. Dan moet de tweede ronde met het ontwerpvoorstel nog beginnen. Eigenlijk moet de opdrachtgever zich de vraag stellen of hij een ontwerper zoekt dan wel een ontwerp. Als hij wil kiezen uit verschillende ontwerpen, moet hij elk ontwerp op een billijke manier vergoeden. De opdrachtgever dient dit proces als een volwaardig studietraject te beschouwen.”

 

“Wij voorzien sowieso altijd in een vergoeding”, zegt Sofie Vandelannoote. “Bovendien proberen we het verlies te beperken door voor de eigenlijke wedstrijd slechts met drie deelnemers te werken, zodat er voldoende kans is op een return.”

© Steenoven 2 - De Weverij in Gavere - BURO II & ARCHI+I, Denis Dujardin

De vergoedingen schommelen bij Veneco per project. “Van 5.000 tot 15.000 euro voor meer complexe opdrachten. In dat laatste geval betaal je als opdrachtgever 30.000 euro aan de verliezers. De kosten voor de winnaar zitten uiteindelijk in de aanbesteding”, aldus Sofie Vandelannoote.  Ze verwijst ten slotte naar De Weverij in Gavere, een woningbouwproject met 40 wooneenheden, als een treffend voorbeeld van de meerwaarde van architectuurwedstrijden. “Onder meer omdat alle randvoorwaarden uit onze projectdefinitie werden opgenomen in de realisatie.”

 

Ook Pieter Meuwissen blijft voorstander van het wedstrijdprincipe, zélfs als daarvoor geregeld een verlies moet worden geslikt. “Daar heb ik geen probleem mee, áls de beoordeling correct gebeurt. We hebben bijvoorbeeld meegedaan aan de wedstrijd voor de Melopee basisschool in Gent, maar het ontwerp van Xaveer De Geyter was zo goed, dat we oprecht blij waren dat zij wonnen.”