Interview

Juliane Greb: “Architectuur moet uitdrukking geven aan onze diversiteit”

Elise Noyez • 4 november 2022

Wie de nieuwste, inmiddels vijftiende, editie van het Architectuurboek Vlaanderen openslaat, krijgt als eerste project een verrassend kleurrijke en bijna grafische industriebouw op het Gentse bedrijventerrein Wiedauwkaai voorgeschoteld. Het pand, waarin een koffiebranderij en schrijnwerkersatelier ondergebracht zijn, werd getekend door de jonge, Duits-Belgische architecte Juliane Greb. Zij gaat in haar praktijk wel vaker op zoek naar het onverwachte.

Juliane Greb - Foto: Klaas Verdru

Juliane Greb runt samen met Petter Krag het architectuuratelier Büro Juliane Greb - met dubbele uitvalsbasis in Gent en Keulen - en geeft les aan Universiteit Antwerpen en TU Delft. Oorspronkelijk afkomstig uit Düsseldorf, kwam Greb in 2011, na haar studies aan de RWTH Universiteit in Aachen, in Gent terecht. “Bijna al mijn studiegenoten trokken naar Berlijn,” herinnert ze zich, “maar ik wilde iets nieuws ontdekken. De Belgische architectuur was op dat moment nog niet de referentie die het vandaag is, maar het magazine werk, bauen + wohnen had er wel net een mooi stuk aan gewijd. Dat was een van de redenen om naar Gent te komen.”

 

Kansen voor architectuur

Greb deed ervaring op bij Architecten De Vylder Vinck Taillieu enerzijds en bij OSAR architects anderzijds, alvorens zich in 2017 volledig op haar eigen praktijk te richten. Net als zoveel andere jonge architecten werkte ze op dat moment echter al een aantal jaren, veelal buiten de reguliere werkuren, aan eigen projecten. “In 2014 ging ik van start met de eerste kleine opdrachten, waaronder de verbouwing van Koffiebranderij Vandekerckhove in de Brabantdam. Stelselmatig werkte ik daardoor steeds een dag minder bij OSAR, tot de werklast van mijn eigen projecten zo groot werd dat ik me fulltime voor Büro Juliane Greb kon engageren. Ik weet dat het in België wel vaker zo loopt, maar in Duitsland had ik wellicht nooit de kans gekregen om op zo’n natuurlijke manier in mijn eigen bureau te rollen.”

 

Greb schrijft haar kansen toe aan de open houding van zowel werkgevers als bouwheren. “Het is niet alleen opvallend dat een werkgever je hier actief ondersteunt in het nastreven van eigen projecten, maar ook dat bouwheren je als jonge architect aanspreken en in vertrouwen nemen. Mensen geloven echt in jonge architecten, staan best open voor een beetje experiment, en zien ook effectief de waarde in van een architecturaal ontwerp, zelfs voor minder voor de hand liggende, zeer kleinschalige of net heel pragmatische programma’s.”

Koffiebranderij Vandekerckhove - Foto: Büro Juliane Greb

Buiten de lijntjes

Het zijn die eerder atypische opdrachten waartoe Greb zich aangetrokken voelt. Programmatisch is het portfolio van Büro Juliane Greb althans gediversifieerd. Naast de winkel van Vandekerckhove in de Brabantdam en de koffiebranderij/schrijnwerkerij in de Tapuitstraat, omvat het bijvoorbeeld nog een wooncoöperatieve in München, een lokale voetbalkantine in Keulen en diverse private verbouwingen. “Die diversiteit is geen doel op zich, maar eerder een gevolg van onze interesses. We houden namelijk wel van een beetje uitdaging, van projecten waar er op het eerste zicht niet veel mogelijk lijkt - door context, budget, programma, of wat dan ook - maar waar we door buiten de lijntjes te kleuren wel meerwaarde kunnen genereren.”

 

Geen standaardopdrachten, dus, en standaardoplossingen al evenmin. “Ik kan nooit op voorhand zeggen hoe een project op het einde van de rit vormgegeven zal zijn; we starten niet met één rigide idee over het programma of het gebouw. Het is een proces. Schetsen en maquettes spelen daarin een doorslaggevende rol. Je kan een project nu eenmaal niet in je hoofd of op een computer bedenken; je moet het letterlijk in de vingers hebben. Enkel door het maken ontdek je wat er wel of niet mogelijk is en komen er nieuwe ideeën naar boven.”

 

De aanpak van Greb werd mede gevormd door de vier jaar ervaring bij Architecten De Vylder Vinck Taillieu. “Bij DVVT werd heel veel nadruk gelegd op het tactiele”, vertelt ze. “Bovendien was er een heel open, experimentele visie op architectuur. Er werd bijvoorbeeld wel veel met typische Vlaamse bouwelementen gewerkt, maar die werden dan op een zodanige manier samengebracht dat er iets heel nieuws ontstond.”

Wooncoöperatieve San Riemo in München - Foto: Büro Juliane Greb

In de koffiebranderij/schrijnwerkerij waarmee ze het Architectuurboek Vlaanderen N°15 haalde, gaat Juliane Greb op een gelijkaardige manier aan de haal met de industriële typologie van de geprefabriceerde betonnen doos. Het project werd volledig afgestemd op de reguliere maten en methodes van de industriebouw en sluit met zijn exterieur van lichte betonnen panelen in principe perfect op de omliggende bebouwing aan, ware het niet voor de kleurrijke deuren en poorten, de driehoekige opening in de gevel en de eveneens driehoekige binnentuin die erachter schuilt. “De tuin was een belangrijke pijler voor de bouwheren. Er moest ruimte zijn voor ontmoeting, ruimte om ondanks hun heel verschillende professionele bezigheden wel samen te kunnen lunchen of aperitieven. Tegelijk moesten we echter ook rekening houden met een beperkt budget. Het was met andere woorden een zoektocht naar hoe ver we de ratio van de industriebouw konden rekken om dromen en budget met elkaar te verenigen.”

 

De driehoekige binnentuin werd geïntroduceerd als niet-rationeel element en genereert nieuwe kwaliteiten zoals licht en buitenruimte. Toch bedingt het ook de logica van het plan. Het is immers de binnentuin die het rechthoekige volume in de drie vooropgestelde functionele ruimtes opdeelt: een groot, dubbelhoog schrijnwerkersatelier voor Cube4, een branderij met mezzanine voor Koffiebranderij Vandekerckhove en een kleinere, donkere opslagplaats voor koffie en koffiebonen. “Omdat het wel belangrijk was dat het gebouw uitdrukking gaf aan het idee van een gemeenschappelijke werkplek, werd de gevel heel bewust als één geheel vormgegeven.”

Driehoekige binnentuin koffiebranderij/schrijnwerkerij - Foto: Büro Juliane Greb

Kleur als emotioneel en universeel aspect

Zelf omschrijft Greb haar aanpak als ‘naïef’; andere toepasselijke termen zijn ‘grafisch’, ‘speels’,  en ‘optimistisch’. ‘Kleurrijk’, ook. In de koffiebranderij/schrijnwerkerij, bijvoorbeeld, doorbreken gele deuren, roze poorten, fuchsia schrijnwerk en een blauw of paars gelakte staalstructuur met grote regelmaat de traditionele monochromie van de industriebouw. Een kleurenpalet geïnspireerd door Paul Gauguin en David Hockney, zo blijkt. “We wilden iets introduceren vanuit een andere wereld”, aldus Greb. “We wilden een bepaalde sfeer en emotie toevoegen.”

 

Ook in andere projecten van Büro Juliane Greb speelt kleur een onmiskenbare rol. Gele raamkaders en een rode trap in Huis Krücke, knalrode geglazuurde tegels aan de gevel van de voetbalkantine in Keulen en dito vloeren en deuren, en een weliswaar iets zachter muntgroen voor het schrijnwerk en textiel van Kooperative Grossstadt in München. “Kleur is iets heel toegankelijks. Het is inclusief en universeel. Iedereen voelt zich er op een of andere manier door aangesproken, ook kinderen. Dat vind ik belangrijk, want onze gebouwde omgeving, onze steden, zijn er toch voor iedereen; niet alleen voor een bepaalde sociale groep of leeftijd. Er is zoveel diversiteit in onze steden en onze bevolking dat die ook in onze architectuur uitdrukking moet krijgen.”

Voetbalkantine SC 1923 Meschenich e.V. - Foto: Büro Juliane Greb

Voetbalkantine SC 1923 Meschenich e.V. - Foto: Büro Juliane Greb

Maatschappelijke dimensie

‘Kleurrijk en speels’ betekent evenwel niet ‘vrijblijvend’. “Er moet een zekere sociale agenda aan een project verbonden zijn, een soort maatschappelijk belang”, verduidelijkt Greb. “Kijk naar de voetbalkantine voor Vereinsheim SC 1923 Meschenich e.V. Dat was een kleine opdracht met een heel beperkt budget die nota bene via een ander bureau bij ons terechtkwam omdat zij het niet haalbaar achtten. Allerminst een prestigeproject, dus. Maar voor die plek, een probleemwijk in Keulen, was het wel een cruciaal project. Uiteindelijk heeft het gebouw die wijk een identiteit gegeven en hebben jongeren er een ontmoetingsplek gekregen. Het is mooi om te zien hoe intensief het gebouw vandaag gebruikt wordt.”

 

In het project voor Vandekerckhove en Cube4 onderstreept Greb vooral het belang van het collectieve. “Dit is echt een gemeenschapsproject. Het gaat over twee bedrijven die inhoudelijk op het eerste zicht maar weinig met elkaar te maken hebben, maar er toch voor kiezen om zich samen op één plek te vestigen. Het gaat dan ook niet zuiver om het werken, maar net zozeer over het creëren van ontmoetingsplekken.”

 

Een collectieve dimensie die uiteraard ook in het woonproject voor Kooperative Grossstadt centraal staat. “In Duitsland en Zwitserland zijn dergelijke experimentele woonvormen, waarbij een groep mensen samen een eigendom heeft, inmiddels al goed vertegenwoordigd. In Vlaanderen is dat opmerkelijk minder aan de orde. Je ziet hier en daar weliswaar een co-housingproject opduiken, maar over het algemeen staan mensen er toch minder voor open. Dat heeft uiteraard  te maken met de grote versnippering in Vlaanderen. Kavels en percelen zijn hier veel kleiner, met als gevolg dat meer mensen effectief de kans krijgen om een eigen woning te betrekken, mét een eigen voordeur. In Duitsland is dat veel minder het geval en wordt de markt meer gedomineerd door ontwikkelaars en grootschalige projecten. Wil je daar iets verwezenlijken, dan moet je je met andere woorden wel in een groep verenigen. Ik ben er echter van overtuigd dat we ook in België uiteindelijk meer in die richting zullen moeten denken. Niet alleen zijn er steeds minder gronden beschikbaar en worden ze dus duurder; het is vooral een erg duurzame en sociale manier van wonen. Daar willen wij met Büro Juliane Greb absoluut een rol in spelen.”

Nuttige links