Interview

Thomas Rau: “Het circulaire gebouw bestaat niet, er zijn enkel gebouwen met circulaire potentie”

Ir.-architect Elise Noyez • 12 oktober 2023

Met workshops, studiedagen, publicaties en zelfs gespecialiseerde firma’s en architecten is de aandacht voor circulair bouwen de voorbije jaren aanzienlijk toegenomen. Maar dreigt circulariteit daarmee, net als duurzaamheid, niet tot een containerbegrip te verworden? “Circulariteit is geen trucje”, zegt Duits-Nederlands architect Thomas Rau stellig. “Het is niet omdat je het begrip op een bouwproject plakt, dat het ook effectief om een circulair gebouw gaat. Echte circulariteit vergt een volledige ommekeer van onze realiteit.”

© Daniel Koebe Photography

Thomas Rau is ondernemer, architect en innovator en staat bekend als voorloper in de internationale discussie over duurzaamheid, grondstoffenschaarste en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in de architectuur. Onder het motto ‘guided by the future’ laat hij zich leiden door wat er in de toekomst nodig is, veeleer dan door wat er op dit moment haalbaar is. Dat doet hij met zowel zijn architectenbureau RAU – inmiddels een internationale autoriteit op het vlak van circulaire architectuur – als het consultancybureau Turntoo – ontwikkelaar van nieuwe businessmodellen voor een circulaire economie. Centraal in zijn discours staat de oproep voor een systemische verandering.

 

Systemische verandering

Duurzaamheid en circulariteit worden in het globale discours bijna vanzelfsprekend aan elkaar verbonden, maar volgens u hebben beide concepten helemaal niets met elkaar te maken. Kan u dat uitleggen?

Thomas Rau: “Als we spreken over duurzaamheid, dan spreken we over een optimaliseringsproces. We willen minder energie verbruiken, minder materiaal inzetten, enzovoort. Het resultaat van zo’n proces is een optimum. Maar een optimum is geen verandering; het bevindt zich nog steeds binnen hetzelfde systeem. Daar is op zich niets mis mee, maar het is niet de tool om verandering te organiseren. Circulariteit, daarentegen, gaat net om die verandering, over een nieuwe architectuur van het systeem. Het vraagt een fundamentele verandering van de afspraken die we binnen het systeem maken.”

 

Over wat voor fundamentele veranderingen hebt u het dan zoal?

Rau: “Een van de belangrijkste zaken is het besef dat ons zijn tijdelijk is. Dat impliceert meteen dat onze behoeften tijdelijk zijn en bijgevolg dat ook ieder antwoord op die behoeften – dat kan een product zijn, maar net zozeer een gebouw –  van temporaire aard is. Meer zelfs, de voorbije decennia is de frequentie van verandering zodanig toegenomen dat onze behoeften al gewijzigd zijn voordat de levenscyclus van de producten die er een antwoord op bieden voorbij is. De smartphone is daarvan het perfecte voorbeeld. Hoeveel mensen kopen geen nieuwe telefoon omdat er nieuw model op de markt is dat net wat meer kan, terwijl het oude exemplaar het nog perfect doet?”

 

“Net zoals we afspraken hebben over hoe we elkaar als mens bejegenen, moeten we die ook voor materialen hebben”

 

“Ondertussen blijven we die producten echter wel maken met materialen die in de regel niet op aarde groeien en dus gelimiteerd zijn. Met name de laatste jaren beginnen we effectief tegen de fysieke grenzen van die beschikbaarheid aan te lopen. Maar wat betekent dat voor de toekomst? Hoe zullen we alle toekomstige behoeften blijven invullen met de grondstoffen die nu voorhanden zijn? Dat is het grote vraagstuk. Dat vergt een andere verhouding tot materialen. Net zoals we culturele afspraken hebben over hoe we elkaar als mens bejegenen, moeten we die eigenlijk ook voor materialen hebben.”

Met The Penta creëerde ABDM + RAU in Kortrijk een energieneutrale campus die blijft groeien. Hoe langer het gebouw bestaat, hoe rijker het systeem: meer biodiversiteit, meer sociale cohesie, meer energie, meer voedsel, meer sfeer. © Marcel van der Burg

Circulaire potentie

Hoe verhoudt zich dat precies tot gebouwen? Wat betekent circulair bouwen?

Rau: “Het circulaire gebouw, hoe graag we er ook over mogen spreken, bestaat eigenlijk niet. Er bestaan enkel gebouwen met circulaire potentie. Wij kunnen immers wel gebouwen optrekken die gemakkelijk demonteerbaar zijn en waarin elk materiaal zijn waarde behoudt, maar uiteindelijk is het aan de volgende generaties om daarmee iets te doen en dus dat potentieel te activeren. Wij kunnen het enkel faciliteren.”

 

Wat is daarvoor nodig?

Rau: “Een gebouw bedient, net als eender welk ander product, een behoefte en is dus per definitie een tijdelijk aggregaat. Aan ieder gebouw komt uiteindelijk een einde. Bij een circus- of partytent is dat misschien na drie dagen; bij een kerk pas na honderden jaren. Maar vast staat dat er een einde aan komt. Dat is waar we als architect mee bezig moeten zijn. In plaats van na te denken, moeten we voordenken. Niet ‘wat is er mogelijk?’, maar ‘wat is er nodig?’. Wat gebeurt er in de toekomst met alle dingen die ik nu bedenk? Wat zijn de consequenties als ik op deze manier een gebouw maak? Tast ik de waarde van de materialen aan? Hypothekeer ik later hergebruik? Is deze chemische verbinding überhaupt te verantwoorden, of kan het ook op een andere manier?”

 

Die redenering valt natuurlijk niet zomaar op het bestaande patrimonium toe te passen. Wat doen we daarmee?

Rau: “Het probleem van niet bouwen met circulaire potentie is gelukkig nog maar een honderdtal jaar oud. Voordien was elk gebouw in zekere zin onbenoemd circulair. Er werd immers gebouwd met handwerk en droge verbindingen. Materialen waren niet zo eenvoudig te verkrijgen en werden zodanig verbouwd dat er in de toekomst nog iets anders mee kon gebeuren. Dat is pas in de laatste eeuw veranderd en het klopt dat er sindsdien heel wat foute dingen gebeurd zijn. Dat is de hypotheek van het verleden en die hebben we nu eenmaal te dragen. Maar we kunnen wel proberen om ze retroactief te repareren, door na te gaan wat er zich precies in het gebouw bevindt, hoe materialen verbonden zijn en hoe we ze dus maximaal en zonder waardeverlies kunnen recupereren. Dat zal misschien niet voor 100% lukken, maar het betekent niet dat we niet moeten proberen.”

 

Wanneer er aan sloop gedacht wordt, doe je dat dus best op een constructieve manier?

Rau: “Je hoeft heus niet met zo’n inventarisatie te wachten tot er effectief plannen zijn om te slopen. Integendeel. Idealiter maak je dat op wanneer je het gebouw in elkaar zet. Bij bestaande gebouwen kan het op eender welk moment gebeuren. Daartoe hebben we in 2017 ook Madaster opgericht, een dataplatform waarin eenieder de materialen die in zijn of haar gebouwen verwerkt zijn kan opnemen en inventariseren. Een kadaster voor materialen, zeg maar."

 

“Wat als je je woning niet meer naar nul, maar naar de materiaalwaarde binnen veertig jaar moet afschrijven? Dat is een enorm financieel voordeel”

 

“Uiteindelijk willen we op die manier registreren waar alle gelimiteerde grondstoffen en materialen zich precies bevinden. Dat laat mensen kennismaken met de waarde van die materialen en schept nieuwe mogelijkheden om materiaalstromen te organiseren. Want misschien heeft iemand in de buurt wel net die stalen balk nodig die jij morgen gaat uitbreken? Of merk je op een bepaald moment dat de waarde van de materialen an sich hoger ligt dan die van je woning? En wat als je je woning niet meer naar nul, maar naar de materiaalwaarde binnen veertig jaar moet afschrijven? Dat is een enorm financieel voordeel.”

Het hoofdkantoor van de Triodos Bank in Zeist, een project van RAU uit 2019, bevat 165.312 schroeven die het demonteren en de herbouw elders mogelijk maken. © Ossip van Duivenbode

Het bouwproces herbekeken

Wat verwacht u precies van architecten in dit hele verhaal?

Rau: “Architecten moeten zich vooral realiseren dat architectuur een dienstverlening is. Het gaat er niet om je ego te bedienen of gewoon maar mooie gebouwen neer te zetten. Wat architecten doen, is de biografische ontwikkeling van de mensheid ruimtelijk faciliteren. Daarin ligt per definitie een grote verantwoordelijkheid, maar des te meer nog vanuit circulair standpunt. Architectuur is immers de kunst die het meeste materialiteit nodig heeft om het immateriële van ons bestaan te faciliteren. Daar moeten architecten zich bewust van worden.”

 

“Wat architecten doen, is de biografische ontwikkeling van de mensheid ruimtelijk faciliteren”

 

Ligt die verantwoordelijkheid dan enkel bij de architect? Heel wat beslissingen over materialen en verbindingen liggen bijvoorbeeld in handen van de aannemer.

Rau: “In het oude systeem is dat inderdaad het geval. Maar als je bovenstaande redenering doortrekt, dan leidt dat ertoe dat er geen aannemers meer nodig zijn. We gaan immers niet meer bouwen. We gaan materialen enkel tijdelijk deponeren, georganiseerd en ontworpen in de vorm van een gebouw. In plaats van te spreken over een ‘mooie school’, zullen we dan zeggen ‘het is een depot van materialen die tijdelijk met elkaar een school vormen’. En een depot wordt anders ontworpen dan een gebouw. Het wordt niet gebouwd, maar is het resultaat van een logistiek proces – een proces waarin alles van meet af aan in de voorwaartse richting doordacht wordt, zodat men niet voor verrassingen komt te staan. Dat is ook de reden waarom logistieke bedrijven amper faalkosten hebben. Bij aannemers is dat wel een ander verhaal.”

 

We moeten met andere woorden het hele bouwproces herbekijken, inclusief de rol van de architect?

Rau: “Vandaag zitten we in een overgangsperiode waarin we met oude partners iets nieuws proberen te realiseren, en je merkt al snel dat de schoen daar gaat wringen. Je kan nu eenmaal niet zomaar een nieuwe doelstelling in de oude keten gooien en hopen dat het werkt. Om een systemische verandering door te voeren moeten we de keten anders gaan organiseren en op zoek naar nieuwe partners. We moeten naar een situatie waarin iedereen opnieuw zijn verantwoordelijkheid opneemt en de architect een soort van ketenregisseur wordt. Alleen moeten we daarvoor ook ophouden om jonge architecten in de oude businessmodellen op te leiden. Net zoals de bouwmeester van weleer andere vaardigheden had dan de architect van vandaag, zal ook de ketenregisseur andere vaardigheden nodig hebben. Daar moeten we jonge mensen op attent maken, zodat ze in staat zijn om effectief die ommekeer te maken. Want alles wordt in de toekomst omgedraaid, inclusief onze businessmodellen.”