Interview

'De mal staat het dichtst bij de kopie, zonder er een te zijn'

Arnaud Tandt • 22 december 2016

Het jonge Gentse architectenbureau GAFPA ontwierp de scenografie voor een tentoonstelling in CID – Le Grand-Hornu in Bergen. Niettegenstaande de tentoonstelling imitatie als thema heeft, onderscheidt GAFPA zich in zijn portfolio net door originaliteit en veelzijdigheid.

GAFPA, sprong de voorbije jaren in het oog met projecten als een weekendhuis in Wachtebeke, de renovatie van een steenkapperij in Gentbrugge en enkele gesmaakte samenwerkingen met COUSSÉE & GORIS architecten, zoals het Zwin Natuurcentrum. Wallpaper* selecteerde GAFPA als één van de 20 internationale bureaus voor hun Architects’ Directory 2016.

 

Momenteel loopt in het CID, het centrum voor innovatie en design in Le Grand-Hornu (Henegouwen) een tentoonstelling waarvoor GAFPA op vraag van curator Chris Meplon voor de scenografie tekende, na een eerdere samenwerking voor een expo in het Design Museum Gent. De titel “Ceci n’est pas une copie. Design tussen innovatie en imitatie”, verwijst naar Magrittes bekende schilderij van een pijp. “Ceci n’est pas une pipe” schreef Magritte erop. Het is immers géén pijp, zo redeneerde hij, want ik kan er niet mee roken, enkel een afbeelding ervan. Ook in de tentoonstelling is niets zomaar wat het lijkt, of nauwkeuriger een kopie is niet altijd zomaar een kopie.

 

SCENOGRAFIE

 

Floris De Bruyn: “In de designwereld is kopiëren een controversieel thema – meer dan onder architecten. Vaak wordt dan gedacht aan illegale kopieën uit China, maar evengoed kopiëren designers hier klassiekers met 3D-printers. Dan krijg je een soort kortsluiting: het is duidelijk een kopie maar tezelfdertijd ook “nieuw”. De tentoonstelling is opgebouwd rond groepen en thema’s zoals kopieën als hommage: een Eames stoel in plastiek, kopieën die duidelijk voortbouwen op een idee: ontwerpen op basis van de stapelvazen van Hoffman of culturele kopieën. Op de tentoonstelling wordt ook het verhaal getoond van een designer van een harde schijf. Toen hij ontdekte dat zijn ontwerp in Taiwan gekopieerd was, zag hij dat zijn ontwerp niet zomaar gekopieerd, maar zelfs verbeterd was door een aanpassing aan een poort. Eerder dan de Taiwanezen aan te klagen, kopieerde hij op zijn beurt hun ontwerp en presenteerde het als een verbeterde versie, van eigen hand.”

 

Floris De Bruyn: “In de stallingen van Le Grand-Hornu waar de tentoonstelling doorgaat zijn de tongewelven nadrukkelijk aanwezig. Zo groeide het idee om de houten constructie die het gewelf tijdens het bouwen ondersteunde opnieuw te maken. We brengen zo die mal, dit “formeel” (een formeel is een tijdelijke ondersteuning in hout tot de boogconstructie zelf voldoende stijfheid heeft gekregen, nvdr) terug in herinnering. De mal staat het dichtst bij de kopie, zonder er een te zijn. Marcel Broodthaers, (kunstenaar bekend om zijn mosselpot, nvdr) speelde in zijn werk constant met het idee van de “moule”, wat zowel mossel als mal betekent. Hij verwees daarbij ook naar René Magritte. Broodthaers in 1966: “Een mossel verbergt een mal en vice versa. De pijp van Magritte is de mal van de rookpluim.”

 

Floris De Bruyn: “We hebben twee formelen gereconstrueerd. Ten opzichte van de ingang staan ze links en rechts opgesteld. Die ruimtes in de stallingen zijn erg lineair. De formelen met hun hoogte van drie meter doorbreken die lineariteit. Door hun plaatsing antwoorden ze ook op de gespiegelde ruimte, ze staan elk op een andere manier – dichter of verder van de ingang – in de ruimte. Door het element één op één terug te brengen voel je bovendien opnieuw de schaal.”

 

Floris De Bruyn: “De halfcirkelvormige formelen worden op hun kant geplaatst. De buitenzijde is witgeschilderd, daar waar het witte tongewelf er tegen gerust zou hebben. De binnenzijde is onbehandeld. De formelen zijn gevormd uit segmenten die aaneengeschakeld moeten zijn om overeind te blijven, zeker omdat ze op uiterst fijne pootjes van amper 5 cm rusten. De planken die de constructie bijeenhouden en zijn stijfheid geven, vormen in onze opstelling de schappen voor de presentatie. Het formeel wordt een rek. De schappen zijn telkens een half segment verdraaid, daardoor ontstaan tussenliggende relaties alsof de kast bijna inknikt.”

 

Philippe De Berlangeer: “In Le Grand-Hornu was er wel wat nervositeit om werk van designers te tonen en te zeggen dat het gelijkend is. Wij wilden geen waardeoordeel vellen met onze presentatie. Het is dus niet zo dat links het oorspronkelijke en rechts de kopie staat. We anticipeerden ook op de veelheid aan dingen die getoond gingen worden. De witte achterwanden werken als een scherm om die overdaad even te (onder-)breken.”

Floris De Bruyn: “Op die manier blijft er een directe relatie behouden met de bogen. Het zijn geen losstaande objecten, maar ze zoeken een relatie met architectuur. Het is een illustratie van hoe we in onze projecten altijd een aanknopingspunt zoeken met de context. Een startpunt van waaruit we beginnen te ontwerpen.”

 

STAALKAART

 

In 2008 verzorgde kunstenaar Michel François in het SMAK in twee identieke, spiegelende zalen het tentoonstellingsprogramma Faux Jumeaux. Daarin werden telkens twee kunstwerken getoond die vormelijk of materieel heel sterk op elkaar gelijken, hoewel ze onafhankelijk van elkaar tot stand gekomen zijn. In architectuur is kopiëren volgens jullie minder problematisch, de controverse rond werk van Hadid in China daargelaten. Toch zijn er ook Faux Jumeaux zoals Farnsworth House van Ludwig Mies van der Rohe en Glass House van Philip Johnson. Misschien zijn de gelijkenissen ook niet altijd zo onschuldig, want hoewel Farnsworth House twee jaar later afgewerkt werd, zou Johnson toch bij Mies leentjebuur gespeeld te hebben.

Floris De Bruyn: “De architectuurgeschiedenis is een staalkaart aan ideeën. De telkens variërende context geeft je een grote vrijheid om referenties te kunnen gebruiken. Tenzij je dat ene beeld najaagt zal het ontwerp altijd evolueren naargelang de randvoorwaarden. Iets kan heel sterk als referentie gediend hebben, maar dat evolueert tijdens het ontwerpproces wel. In wezen is het voor ons enkel relevant om de sleutel tot iets te kopiëren, meer dan een beeldje. Daar kijken we sowieso minder naar. De methode en de kracht in het werk van OFFICE Kersten Geers David Van Severen, De Vylder Vinck Taillieu en Lacaton & Vassal zijn heel inspirerend. Het oeuvregedeelte is vaak het meest bezielende. Eén werk van een schilder zegt niet veel, maar een monografie, dat zuig je op. Zo hebben we de vierdelige monografie van Herzog & de Meuron altijd bij de hand. Het is ongelofelijk hoe hun werk blijft inspireren.”

 

SCHOOL

 

Vroeger werden in het kunst- en architectuuronderwijs, in de Beaux-Arts, oude meesters gekopieerd. Vandaag is dit in architectuurscholen niet gangbaar meer.

Philippe De Berlangeer: “Het kopiëren is lang een legitiem werkinstrument geweest.”

Floris De Bruyn: “Aan Sint-Lucas zijn er nu academische ontwerpbureaus opgestart. De KU Leuven stimuleert het zoeken naar relevantie tussen praktijk en onderricht. Vroeger stond dit los van elkaar. Weliswaar had een docent zijn eigen architectuurbureau, maar er was een minder directe link met het lesgeven. Nu willen ze ontwerpend onderzoek genereren. Wij geven een studio die “primary structure” heet. We laten de studenten bestaande structuren analyseren en dat als startpunt gebruiken voor iets nieuws, naar analogie van de projecten die we maken waarbij dit sterk aanwezig is. De bedoeling is ook niet om één studio tijdens een semester of jaar te hebben en het daaropvolgende jaar iets anders te doen. Het thema loopt door, met verschillende cases en zo. Zo zal dit onderzoek uiteindelijk ook gepubliceerd worden. In architectuuronderwijs wordt er teveel weggegooid in vergelijking met andere richtingen, er is geen opbouw van kennis. Een student kiest zo ook meer zijn profiel tijdens die laatste twee jaren van de masters. Tijdens de studies zullen ze al aan een meer gespecialiseerde portfolio werken.”

 

Studenten hebben meer dan vroeger toegang tot enorm veel informatie over architectenbureaus.

Floris De Bruyn: “Er is zo’n rijkheid aan beelden maar studenten moeten weten hoe ermee om te gaan en hun eigen ding proberen te vinden. Ze zeggen vaak dat als je iemand probeert te kopiëren, en je slaagt ergens niet in, dat dit jouw ding is. In het falen, daar vind je je echte zelf.”

 

SIGNATUUR

 

Werken jullie bewust aan de samenhang van jullie oeuvre? Bij sommige architecten zie je dat de zoektocht naar de eigen signatuur ervoor zorgt dat ze zichzelf gaan kopiëren.

Floris De Bruyn: “We zijn altijd heel weinig met het gegeven signatuur an sich bezig geweest. In het begin wisten we eerder welk soort bureau we zouden zijn, maar hoe langer je bezig bent, hoe minder. We zijn er wel van overtuigd dat er altijd dezelfde kracht moet inzitten.

 

Philippe De Berlangeer: "Het consequent doortrekken van een helderheid zowel in het ontwerpen als in hoe we de dingen willen duiden en presenteren was en is belangrijk voor ons.”

"De essentie van het weekendhuis in Wachtebeke (project G1106, nvdr) bijvoorbeeld is dat het iets lichts is: een houtbouw op hoogte – voor als de moervaart overstroomt naar analogie van Farnsworth House. Maar dan moet dat effectief zo zijn, niet zomaar laten lijken alsof het zweeft.”

 

Floris De Bruyn: “De houten schuur in de steenkapperij (G1203, nvdr) is een letterlijk lege doos die we gegeven hebben aan de bouwheer. Die heeft die ingericht en zich zo al toegeëigend vóór hij erin ging wonen. In dat project is de fundering meteen de afgewerkte vloer. Dat betekent dat er isolatie onder de plaat zit die gepolijst wordt afgewerkt. Dat is echter niet zo eenvoudig om te doen. Er zit vloerverwarming in de betonplaat en de constructie staat erop, dus die beweegt. Het is heel complex om zoiets eenvoudig uit te voeren. Maar het mooie is, nu het klaar is krijgen we de vraag: magnifiek die kiezels, welk granulaat hebben jullie gekozen? Maar dat is gewoon beton dat gestort en gepolijst is. Het is geen trucje. Het zorgt ervoor dat we maar een beperkt aantal keuzes hoeven te maken.”

 

Philippe De Berlangeer: “De kern van het ontwerp, de ruggengraat, is leesbaar in het project. Dit is een kwaliteit die we in elk van onze ontwerpen willen realiseren.”

 

Floris De Bruyn: “Onlangs vroeg een journalist van Detail hoe we onze materialen gekozen hadden voor ons project (G1307, nvdr). De insteek voor die aanbouw met een dak uit golfplaten, was ruimtelijkheid, maximale lichtinval en een genereuze oversteek, dat vormt het plan. En waarom dat materiaal? Een muur is in baksteen, de dakstructuur bestaat uit een houten sandwichpaneel want die blijft zichtbaar. We hebben enkel nog over de vierendeelligger gediscussieerd. Eerst was deze, net zoals de dakconstructie, in hout bedacht, maar na een discussie met onze ingenieur Arthur De Roover hebben we voor staal gekozen. De ligger wordt zo veel lichter en de krachtwerking in het element wordt zichtbaar. Er wordt snel een abstractie gemaakt in architectuur. Op basis van het uitzicht wordt er verondersteld dat de dingen uit esthetische overwegingen samengebracht zijn. Wij zoeken naar logica en proberen daar esthetiek uit te puren. Vandaag is bijvoorbeeld het doorgedreven isoleren een bijkomende moeilijkheid, maar tezelfdertijd is dat juist heel dankbaar. Vroeger was buiten ook binnen, nu is dat mooi losgekoppeld. We moeten een nieuwe taal verzinnen om het op te lossen.”

 

SIX CENTIMETRES

 

Tot slot, aan welke architect hebben jullie al een hommage gebracht?

Philippe De Berlangeer: “Voor een project (G1007, nvdr) ontwierpen we een luifel. Met de keuze voor één paal als ondersteuning voor die luifel brachten we een hommage aan Le Corbusier. Omdat het zo simpel is: een luifel met één kolom. Toen we ons afvroegen welke sectie we zouden nemen, grepen we terug naar Une Petite Maison. Daarin schrijft Le Corbusier, sec maar zo poëtisch: “Une colonne, six centimètres”. Toen onze ingenieur dit narekende, bleek zes centimeter ook  voldoende. Daarmee was de hommage een feit.”

Ceci n’est pas une copie. Design tussen innovatie en imitatie.

Tot 26 februari in CID – centrum voor innovatie en design van Le Grand-Hornu, Hornu.

 

www.cid-grand-hornu.be

www.gafpa.net