Interview

'Naar 0 hectare ruimte-inname? Daar is geen revolutie voor nodig'

Staf Bellens • 9 februari 2017

Eind 2016 gaf Peter Cabus, secretaris-generaal Ruimte Vlaanderen, voor de raad van bestuur van NAV een presentatie over het witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen (BRV) en de verdere timing van dat BRV. Het woord ‘betonstop’ viel geen enkele keer, maar zinderde wel voortdurend mee op de achtergrond.

“De maatschappelijke actoren veranderen de ruimte, niet de overheid”, opende Peter Cabus zijn uiteenzetting. “Architecten hebben daar een potentieel grote impact. Zij kunnen de burger uitleggen waarom de onderliggende principes van het BRV zo belangrijk zijn. Voor individuele bouwprojecten kunnen zij illustreren welke attractieve mogelijkheden een concept als verdichting biedt, en zo hun opdrachtgever ervan overtuigen dat er kwaliteitsvolle alternatieven bestaan voor de traditionele vrijstaande woning. Ook kunnen zij de veerkracht van de ruimte verhogen door bijvoorbeeld creatieve oplossingen te bedenken voor wonen in watergevoelig gebied, zonder de mogelijke overlast naar de buren te verschuiven.”

 

Wat zal er allemaal veranderen als het toekomstige Beleidsplan Ruimte Vlaanderen eind 2017 het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen vervangt zoals gepland? “Zowel wat bestuurlijke aanpak als wat ruimtelijke concepten betreft, betekent het BRV een omwenteling, vergeleken met het RSV”, gaf Peter Cabus tijdens zijn uiteenzetting mee. Waar het RSV een allesomvattende benadering incorporeerde, zet het BRV in op een strategische en selectieve aanpak. Tegenover de hiërarchie van het RSV plaatst het BRV een gelijkwaardig partnerschap met de lokale besturen voor de invulling van de op Vlaams niveau vastgelegde strategische keuzes. De afbakening van de verschillende gebieden in het RSV, die dikwijls erg theoretisch blijft gezien de vele grijze zones in Vlaanderen, zal plaats ruimen voor een geïntegreerde gebiedseigen ontwikkeling. Monitoring van realisatie en gebruik zal de ambities van het BRV ondersteunen, zodat het gevat en blijvend kan inspelen op nieuwe maatschappelijke trends en fenomenen.

 

Wat betekent dit alles voor ons ruimtegebruik? In plaats van een verdere ruimtelijke uitbreiding komt er een transformatie van de al ingenomen ruimte. Vertaald naar een pakkende maar weinig genuanceerde krantentitel: de betonstop. Als motor voor die transformatie fungeren de knooppuntwaarde en het niveau van aanwezige voorzieningen, en niet langer een hiërarchie van kernen. De strikte woonprognoses en quota worden vervangen door een flexibele programmering, en het economische aanbodbeleid door een meer projectmatige aanpak en activeringsbeleid. Zonder de landbouw in het verdomhoekje te dringen heeft de open ruimte een bredere, minder monofunctionele rol. Het BRV wil tot slot een antwoord bieden op de vraag naar aanpassingen van het RSV en op de grotere urgentie van uitdagingen zoals de klimaatverandering en de energietransitie die 20 jaar geleden nog niet echt op de agenda stonden.

 

“Ruimtebeslag en versnippering creëren kansen”

 

Als basis voor het volwaardige BRV werd het witboek BRV, dat u kunt downloaden op de website van Ruimte Vlaanderen (www.ruimtevlaanderen.be), in november 2016 goedgekeurd door de Vlaamse regering. Peter Cabus: “Het witboek is de beleidsverklaring van de Vlaamse regering en geeft de richting en de grote keuzes aan. Het fungeert als basis voor de operationele beleidsbeslissingen. Voor het eigenlijke BRV zal het parlement de strategische langetermijnvisie goedkeuren, en de Vlaamse regering de flexibel aanpasbare set operationele beleidskaders.”

 

De ambitie 2050 van het ruimtelijke beleid is drieledig: het stedelijke Vlaanderen (de metropolitane allure) versterken, daarbij op mensenmaat blijven, en de veerkracht van de ruimte verhogen om ondermeer de gevolgen van de klimaatverandering op te kunnen vangen. Om dat te bereiken, is momenteel een aantal operationele beleidskaders in uitwerking, die in de toekomst waar nodig verder kunnen worden aangepast of aangevuld. Een daarvan heeft rechtstreeks te maken met de taak van architecten: meer doen met minder ruimte door het ruimtelijk rendement kwalitatief te verhogen. Verdichten, intensiveren, verweving van functies en tijdelijk, multifunctioneel en hergebruik worden het nieuwe normaal, uitbreiden de uitzondering. Peter Cabus ziet daar heel wat kansen toe. “Momenteel is 33% van Vlaanderen in beslag genomen door nederzettingen, een breed begrip waaronder ook tuinen, parken en dergelijke ressorteren, terwijl 14% van de Vlaamse ruimte effectief verhard is. De afgelopen vijf jaar kwam daar dagelijks gemiddeld 5,5 ha aan ruimtebeslag bij. Dit is al een serieuze daling met 50% van de ruimte-inname ten opzichte van de periode daarvoor, wat erop wijst dat er sinds de introductie van het RSV  een groter ruimtebewustzijn is gegroeid. Als die trend zich doorzet zou die extra inname in 2050 nog 1,5 ha per dag omvatten. Beleidsmatig ligt daar een grote kans. Om de ambitie van 0 hectare in 2040 waar te maken, is geen revolutie nodig en volstaat het de trend wat te versterken.”

 

Bovenstaande wiskundige rekensom maakt wel abstractie van de bestaande versnippering, zeg maar de typische verkavelingen en lintbebouwing, wat de opgave wel wat moeilijker maakt, maar ook mogelijkheden biedt voor creatieve oplossingen. Peter Cabus: “Bij de start van het groenboek BRV in 2011 kregen wij input van onder andere studio associato Secchi-Vigano. Zij beklemtoonden - een echte eye opener voor de Vlaamse planoloog - dat versnippering geen louter negatief gegeven is. Die versnippering maakt net dat er in Vlaanderen heel veel contact is met nabije open ruimte en groen. Je moet met andere woorden kijken naar de opportuniteit achter het probleem. Als je in een villawijk met grote percelen een deel van de villa’s sloopt en verdichting creëert op goede locaties, kom je vanzelf tot verdichting én een grote open ruimte.

 

“Uiteraard moet je inzetten op goed gelegen plekken die beschikken over goede kernkwaliteiten, met aandacht voor de leefkwaliteit. Daarbij gaat het altijd om maatwerk. Verdichting vergt bijvoorbeeld soms ook ontpitting. In mijn periode als voorzitter van de Gecoro in Mechelen, toen stadsuitbreiding volop aan de orde was, herhaalde mijn covoorzitter, een architect, steevast: bouw geconcentreerd en creëer veel open ruimte op de sites die je voor uitbreiding geschikt acht.”

 

“We mogen niemand culpabiliseren”

 

De ontwikkeling van wonen moet mikken op samenhang en vertrekken vanuit beschikbare waardevolle vervoersknopen en voorzieningen om onder andere een vlotte mobiliteit te verzekeren. Peter Cabus: “Als je vandaag de kaarten op elkaar legt waarop respectievelijk de collectieve vervoersknopen en de voorzieningen staan aangegeven, zie je dat de regio’s die voor beide criteria slecht scoren, over het algemeen al minder dicht bevolkt zijn. Wat we vooral niet moeten doen, is de mensen die daar wonen een schuldgevoel aanpraten. Draagvlak voor een beleid krijg je niet door mensen te culpabiliseren voor hun gedrag. Uiteindelijk  was hun keuze het gevolg van vroegere politieke consensus en visies die decennia hebben doorgewerkt. Aan de hand van bovenstaand model kan je wel trachten om mensen ervan te overtuigen dat ze, door daar te gaan wonen, niet alleen de maatschappij maar ook zichzelf opzadelen met een heleboel indirecte kosten. Ik denk dan in de eerste plaats aan de transportkosten. Verder moeten we op een coherente manier trachten om te gaan met niet goed gelegen woonreservegebieden.”

 

Het instrumentendecreet dat momenteel in ontwikkeling is zal naast een vereenvoudiging ook nieuwe instrumenten bevatten die de nieuwe visie moet ondersteunen, zoals verhandelbare ontwikkelingsrechten, zodat bv. de ontwikkelingsrechten op slecht gelegen gronden kunnen worden geruild voor ontwikkelingsrechten in een daartoe beter geschikt gebied.

 

Samenhang is ook het richtinggevende principe voor de andere operationele beleidskaders, zoals ruimte voor kenniseconomie en voor een logistiek netwerk, open ruimte met plaats voor voedselproductie en biodiversiteit, klimaatbestendig ingericht op een fijnmazig groenblauw netwerk.

 

Tot slot is er een mooie win-win tussen energie en ruimtelijke doelstellingen. “In Vlaanderen hebben we een gemiddeld oud woningenbestand dat nooit aan de energiedoelstellingen zal kunnen voldoen. Ik ben dan ook een voorstander van energietransitiewijken als een alternatieve invulling van het Waalse concept ‘quartiers nouveaux’. In Wallonië bakenen ze plekken af voor nieuwe wijken om zo de bevolkingsaangroei op te vangen. Die vorm van uitbreiding past niet in de filosofie van het BRV, maar wij zouden wel een gelijkaardige aanpak kunnen hanteren in bv. oude verkavelingen of delen van de 20e eeuwse gordel in grotere steden zoals Antwerpen. Waarom deze wijken niet afbreken en verdicht heropbouwen? Zo kom je tot gigantische winsten voor de burger, de maatschappij, het klimaat en de ruimtelijke doelstellingen. Uiteraard moet de burger hierin (financieel) kunnen participeren, waardoor ze deel worden van het nieuwe verhaal.”

 

“Allianties leveren winst op”

 

De gebiedseigen invulling, met alle bestuurslagen in een partnerschap, is zoals gezegd een nieuwe aanpak die aansluit bij de inzichten van de zgn. place based approach in Europa. De uitdaging zal er hier in bestaan de gemeenten verder te doen kijken dan de gemeentegrenzen. Kleinere gemeenten die niet altijd over de nodige mensen en middelen beschikken, zullen wellicht ook nood hebben aan ondersteuning. Daarmee rijst vanzelf de vraag welk prijskaartje er aan het BRV zal hangen en hoe dat zal worden gefinancierd. Peter Cabus: “Het departement Ruimte beschikt zelf over weinig middelen, maar sommige maatschappelijke actoren met wie wij werken wel. Door mobiliteitsontwikkelingen te koppelen aan ruimtelijke ontwikkelingen, kun je bijvoorbeeld de middelen die daarvoor sowieso ingezet worden een hoger rendement bezorgen, zonder die middelen te verhogen. Denk bijvoorbeeld aan de stationsverdichtingen of aan de manier waarop het knooppuntenmodel is uitgewerkt in ‘regionet’ (http://www.regionetleuven.be/). Ik praat ook geregeld met promotoren. Velen van hen hebben oor voor het ruimtelijke verhaal omdat zij er ook vanuit hun perspectief voordelen in zien; de anderen kan ik argumenten aanreiken om van idee te veranderen. Het voordeel is dat daar dikwijls veel grondreserves in een hand zitten, zodat je sneller veel resultaat kunt boeken als je een partner weet te overtuigen.”

 

Een andere vraag is in hoeverre gewestgrenzen en federaal belangrijke zones geen hinderpaal vormen voor een optimaal ruimtelijk beleid. “Met Brussel bestaat er een structureel overleg met kennisuitwisseling dat resulteerde in bv. het Territoriaal Ontwikkelingsprogramma Noordrand (https://www.ruimtevlaanderen.be/NL/Beleid/Beleidsontwikkeling/TOP-projecten/TOP-Noordrand) , waarin we gemeenschappelijke uitdagingen en projecten definiëren. Wij werken in dit verband bv. samen voor de NATO, een terrein van 90 ha waarvan 50 ha in Vlaanderen en 40 ha in Brussel liggen, en voor de connectie tussen Brussel en de luchthaven. Met het federale niveau is er minder overleg.”

 

Hoe zal de overgang naar het BRV verlopen? Peter Cabus: “De bedoeling is dat er een ruimtelijk beleidsplan komt op de drie bestuursniveaus, dat dan telkens in een beweging het ruimtelijk structuurplan zal vervangen. Er is wel een overgangsregeling ingebouwd. Voor de overstap geldt geen deadline, herzieningen van ruimtelijke structuurplannen op het ogenblik dat het decreet in werking treedt kunnen verder worden afgewerkt en ook na de inwerkingtreding kunnen provincies en gemeenten de ruimtelijke structuurplannen nog gedurende een bepaalde periode herzien.”

Kan de vervanging van de ruimtelijke structuurplannen door beleidsplannen niet voor juridische onzekerheid zorgen? “De juridische consequenties zijn beperkt, omdat de overgang decretaal is en het RSV een richtinggevend document is voor de overheid en de burgers, en geen basisdocument op basis waarvan vergunningen worden verleend of geweigerd.”

 

Foto: Studio Dann

Ruimte in beweging

 

Tijdens zijn presentatie gaf Peter Cabus een kort overzicht van de vele lopende en geplande wijzigingen die het beleidsdomein ruimte momenteel kent, al dan niet in combinatie met andere beleidsdomeinen. Om te komen tot een efficiënte en effectieve omgevingsadministratie versmelten de departementen LNE en Ruimte Vlaanderen tot het departement Omgeving. Dat departement is operationeel vanaf 1 april 2017 en zal een brede rist maatschappelijk zeer relevante bevoegdheden hebben: ruimte, milieu, klimaat, energie, duurzame maatschappij, dierenwelzijn.

 

Ook het instrumentarium voor de realisatie van het beleid zit volop in beweging. Intussen genoegzaam bekend is de digitale omgevingsvergunning die zal worden geïmplementeerd vanaf 23 februari 2017. Verder wordt het MER geïntegreerd in het RUP. Een belangrijke operatie, want veel projecten sneuvelen momenteel op dat MER. Door de integratie zullen dossiers in de toekomst robuuster zijn en beter bestand tegen procedures voor de Raad van State.

 

Er komt een codextrein met een aanpassing aan de huidige maatschappelijke behoeften en vereenvoudigingen, onder andere van oude verkavelings- en BPA-voorschriften. Als vervolg van het decreet complexe projecten is het omgevingsbesluit in ontwikkeling waardoor planaanpassingen en vergunningen in eenzelfde proces kunnen gebeuren. In toepassing van het decreet complexe projecten lopen er momenteel al 10 trajecten, waarvan 4 een startbeslissing hebben gekregen.

 

Het in het artikel al vermelde instrumentendecreet zou vermoedelijk de eerste helft van 2017 een definitieve politieke goedkeuring krijgen. Het decreet omvat onder andere een nieuwe regeling voor planbaten en planschade en verhandelbare ontwikkelingsrechten voor toepassing op gebiedsniveau. Nieuw is ook de mogelijkheid om via convenanten oplossingen te zoeken voor leegstaande boerderijen die nu grotendeels in gebruik zijn, maar zonder de vereiste vergunning. De exploitant en de lokale overheid zullen een overeenkomst over dat gebruik kunnen sluiten, los van de vergunning.

 

Tot slot komt er, zoals al langer aangekondigd, via de woningpas een integratie van de verschillende attesten voor wie wil bouwen, renoveren of zijn woning verkopen.

Bronnen
  • NAV News