Interview

BLAF architecten: 'Duurzame architectuur als sluitsteen'

Arnaud Tandt • 13 juli 2017

BLAF architecten, in 2013 nog genomineerd voor de Jo Crepain Prijzen, vervullen al jaren een voortrekkersrol op het vlak van duurzaam bouwen. Ze zijn daarbij van vele markten thuis. Zo gaven ze vorm aan de reconversie van een schuur tot woning en studio voor muzikant Piet Goddaer. Zijn muziek stond centraal op de Jo Crepain Prijzen, editie 2017.

Foto: Bart Lasuy

We ontmoeten Lieven Nijs en Bart Vanden Driessche ten kantore van BLAF in het centrum van Lokeren. Hun kantoor heeft binnen het gebouw een andere plek gekregen sinds ons jurybezoek ten tijde van de Jo Crepain Prijzen in 2013. Nu de volgende fase van de verbouwing van het volume aan de straat is aangevat, zitten de vennoten en hun medewerkers op de eerste verdieping. Het volledige project, met een nieuwbouw in het binnengebied, lijkt een soort cohousing avant la lettre.

 

Bart Vanden Driessche: “Het betreft voor alle duidelijkheid geen cohousingproject, want we delen enkel de tuin en de elektrische auto. Ruimtelijk gezien is het een inbreiding, een BIMBY (Build In My Back Yard), een kwalitatieve manier om in het stadscentrum twee werkplekken en drie woningen op een kleine ruimte te organiseren.”

 

Jullie zijn vooral bekend om jullie vrijstaande woningen die ook energetisch performant zijn, waarbij de aandacht voor het plan en de articulatie van de gevel opvallend zijn. Nochtans lijkt het alsof vrijstaande woningen door de energetische verplichtingen hoe langer hoe zeldzamer zullen worden.

Lieven Nijs: “Plan en gevel zijn uiteraard basiscomponenten van architectuur. En net daarom hebben we naar beide heel wat onderzoek verricht, ook in het kader van het zeer energie-efficiënt bouwen. We wilden uitzoeken wat nu precies de impact zou zijn van bepaalde passiefhuisprincipes op het ontwerp. En waar de kansen liggen.  We hebben een hele reeks woningen ontworpen met zeer compacte planvormen en enveloppes, vaak eenvoudige extrusies van regelmatige geometrische vormen; in de eerste plaats om de warmteverliezen te beperken, maar ook omwille van de structurele efficiëntie en de constructieve beheersbaarheid. Zo konden we binnen het budget van onze klanten blijven.  We hebben in al die projecten aangetoond dat duurzaam bouwen niet duurder hoeft te zijn dan een traditionele woning. We zijn het programma in die woningen anders gaan schikken, in functie van het binnenklimaat en de zonnewinsten, waardoor vaak nieuwe relaties ontstonden, zowel intern als met de omgeving.”

 

Bart Vanden Driessche: “De gebouwhuid van elk van die woningen is ook een studie op zich. Ook daar hebben we vanalles onderzocht rond hybride constructies, bouwknopen, afwerkingsmaterialen, zonweringen enzoverder. Al die onderzoeken vonden we interessant omdat ze volgens ons met architectuur te maken hebben. We hebben opnieuw moeten bedenken hoe we een raamopening in een gevel konden maken.”

 

Lieven Nijs: “Veel van die woningen zijn tot stand gekomen in de context van – jawel – een verkaveling. Wij spraken hier aanvankelijk over nontext in plaats van context, omdat er vaak niet veel te rapen viel om op te reageren.”

 

Bart Vanden Driessche: “En toch zijn we ook dat anders gaan bekijken. We hebben ook in verkavelingen gewerkt rond sociale aspecten, rond het doorbreken van de taboes en dogma’s van de verkaveling. Ons eerste passiefhuis (“een huis om op te tekenen”) hebben we gebouwd in een verkaveling uit de jaren 60 zonder kwalitatieve publieke ruimte. Alleen private percelen en straat met daartussen hoge heggen. Daar hebben we beslist om de voortuin in te richten als een speelpleintje dat heel erg nauw aansluit bij de straat, iedereen kan er zo op. Op die manier wilden we een  signaal geven: we stellen private ruimte ter beschikking bij gebrek aan publieke voorzieningen, om met een bal te spelen of een fietsje te rijden. Een privé-initiatief met collectieve winsten”

 

Lieven Nijs: “Die compacte huizen verschijnen vaak nogal objectmatig of autonoom in zo’n verkaveling, waardoor ze ook iets op scherp zetten. Vaak vonden we het na de afbakening van het interieur niet meer nodig om het terrein ook nog eens af te bakenen. Omheiningen zijn dus vaak achterwege gebleven, waardoor we het gevoel hadden dat we ruimte lieten in plaats van bouwvrije stroken maakten. Het cynische is wel dat iedereen in zo’n verkaveling de gedragscodes met betrekking tot privacy zodanig goed respecteert dat die ruimte niet altijd iets opleverde.”  

 

Bart Vanden Driessche: “Dat vrijstaande woningen hoe langer hoe zeldzamer worden lijkt ons een goede zaak. Maar ik weet niet of dat iets te maken heeft met EPB. Wellicht zijn vooral de bouwgrond-schaarste en navenante prijzen de oorzaak. En hopelijk ook het besef dat nieuwe verkavelingen maken compleet ridicuul is.”

 

Lieven Nijs: “We weten hoe contradictorisch het is om vrijstaande huizen te bouwen in Vlaanderen. Veel architecten worstelen daar mee. Het zijn niet de architecten die de verkavelingen tekenen. En er is buiten de steden nog steeds te weinig notie van hoe het anders moet. Dat is geen excuus; vrijstaande woningen, hoe ecologisch je ze ook bouwt, kunnen niets oplossen, maar maken deel uit van het probleem. Tegelijk heb je als jonge ontwerper het geloof dat architectuur ook bottom-up iets kan verwezenlijken. Wij zijn voor alle duidelijkheid geen verdedigers van vrijstaande woningen. We houden er ook niet aan vast. Voor ons geldt alleen dat we op die manier veel geleerd hebben. De voorkennis die we zo hebben opgedaan over energiezuinig bouwen vinden we essentieel. Ze helpt ons vandaag bij alles wat we willen aanpakken.”    

 

Bart Vanden Driessche: “Elk project is afhankelijk van vele factoren, dat geldt ook voor het project van Piet Goddaer. Dat ligt aan een brugje over een kanaal, waardoor er een kleine nederzetting op die plek is ontstaan. Er is een café, een kapelletje en er was een kruidenier. De gebouwen stonden leeg. Het project van Piet bood kansen op een zinvolle herbestemming, een manier om de plek nieuw leven in te blazen. Daarom is de studio zo’n transparante plek geworden, alsof het project in de plek geslopen is. Piet hecht veel belang aan ecologie en we hebben hem daar zo goed mogelijk in begeleid.”    

 

Jullie werken nu steeds meer aan stedelijke projecten ?

Lieven Nijs: “In ons bureau is integrale duurzaamheid een volwaardige pijler geworden, waardoor we een paar jaar geleden de bewuste keuze gemaakt hebben om te springen; naar de stad en naar grotere projecten. Het is moeilijk om over integrale duurzaamheid te spreken op schaal van 1 woning. Voor heel wat uitdagingen heb je schaal nodig. Het boeiende aan de stad is dat alles met elkaar verweven is. Als je aan één knop draait kan er een sneeuwbaleffect van positieve reacties ontstaan. Als Leo Van Broeck hamert op ruimtelijk rendement, dan is dat omdat daar de meeste vliegen in één klap te vangen zijn: mobiliteit, infrastructuur, energie- en waterhuishouding, natuurherstel, welzijn en ga maar door.

 

Bart Vanden Driessche: “Het is niet dat we nog niet in de stad gewerkt hadden. Maar niet op deze schaal. We werken momenteel aan verschillende masterplanopdrachten en stadsontwikkelingsprojecten in Lokeren, Sint-Niklaas, Aalst, Gent en Brussel, en vooral in woningbouw.”

 

Lieven Nijs: “Ook dat is een gerichte keuze. We geloven in het belang van publieke gebouwen, maar evenzeer in het belang van de generieke beeldkwaliteit van de stad die bepaald wordt door het woonweefsel. Bovendien is wonen momenteel echt wel een urgente maatschappelijke opgave. We willen ons inzetten voor een sociaal toegankelijke woningmarkt. We doen dat via sociale woningbouw, maar ook via stadsontwikkelingsprojecten. Het interessante aan stadsontwikkeling is de publiek-private samenwerking. Daardoor zijn zo’n projecten veel meer dan louter vastgoedoperaties. Er is een publieke partner in het spel die het algemeen belang bewaakt, en een private partner die innovaties echt kan waarmaken. Best of both worlds voor een ontwerper.”   

 

Bart Vanden Driessche: “Het heeft niet lang geduurd voor het ontwerpen in de stad voor ons een nieuw onderzoek  opleverde mbt duurzaam bouwen.  Dat resulteerde onder meer in een voorstel voor de Biënnale in Venetië dat de gewrongen houding van architectuur in het keurslijf van de energieprestates onderzoekt. Toen er een uitgave over 10 jaar passiefarchitectuur in het Brussels hoofdstedelijk gewest verscheen, vond je daarin geen enkel stedelijk gebouw met baksteen. En dat terwijl baksteen voor ons cultureel in onze steden en bij uitbreiding heel ons gebouwd landschap ongelooflijk meerlagige associaties oproept: maatschappelijk maar ook op het vlak van beeldkwaliteit en ontwerp. Die evolutie lijkt vreemd genoeg niet ingegeven vanuit een ander idee over de stad, maar puur vanuit een bouweconomisch antwoord op het passief bouwen. Spouwmuren zijn gewoon te duur geworden met al die isolatie ertussen. Dus worden bakstenen herleid tot behang. Dat verandert volgens ons de betekenis van het gevelontwerp en bij uitbreiding de publieke ruimte. Nu kan je zeggen dat Christoph Grafe dit probleem jaren geleden al signaleerde in zijn vlugschrift “Dierbaar is duurzaam”, maar toch is er geen enkele ontwerper die er mee aan de slag lijkt te gaan. Wij onderzoeken nu constructiemethodes voor zeer energiezuinige gebouwen met zelfdragende baksteengevels. Een onderzoek dat opnieuw leidt tot materiaalexperimenten. Ons dnA huis is het eerste pilootproject uit dat onderzoek. Een vijftal andere projecten worden binnenkort opgeleverd en we willen ook in De Nieuwe Dokken in Gent een deel van ons onderzoek toepassen”

 

Is architectuur wat beladen geworden?

Lieven Nijs: “Architectuur is beladen omdat het tot stand komt binnen allerlei randvoorwaarden, maar een goed ontwerp weet daar op één of andere manier steeds aan te ontsnappen. Het lijkt soms alsof het moeilijker geworden is om architectuur te maken, omdat er vandaag echt wel veel op het spel staat. Maar dat geeft tegelijk een nieuw elan aan architectuur. Wij beschouwen architectuur als de sluitsteen op tal van maatschappelijke uitdagingen. Daarmee willen we benadrukken dat we alles vanuit onze eigen discipline behandelen, maar ons tegelijk bewust zijn van de grotere uitdagingen.”

 

Bart Vanden Driessche: “Architectuur is een traag medium. Als we vandaag willen reageren op uitdagingen, zie je pas binnen tien jaar het effect. Als het over urgente dingen gaat kan dat frustrerend zijn maar ook een zegen, want transitie gaat ook traag. Wat vandaag visionair en onmogelijk lijkt kan binnen tien jaar misschien landen in een klimaat dat er wel klaar voor is. Dat betekent dat ontwerpers eigenlijk niet ambitieus genoeg kunnen zijn.”

Bronnen
  • NAV News 88