Omdat niet alleen de gevelbekleding, maar de volledig opbouw bepalend is voor de brandreactieklasse, laten fabrikanten hun producten in steeds meer verschillende configuraties testen. Ook Buildwise pakte recent uit met een aantal nieuwe opbouwen waarvoor zij, in samenwerking met de kenniscentra Houtinfobois en WOOD.be, classificatierapporten lieten opmaken. Naast de beproefde configuraties, is er ook de Europese CWFT-tabel (gedelegeerde verordening 2024/1399), die voor bepaalde gevelopbouwen een brandreactieklasse bij ontstentenis toelaat, zonder verdere proeven. Recent werd deze tabel voorzien van een belangrijke verduidelijking die sinds 20 augustus 2024 van kracht is.

WAT BETEKENT ‘CWFT’ EN WANNEER IS HET VAN TOEPASSING?

In gebouwen die onder bijlage 5/1 van het Koninklijk Besluit Basisnormen vallen (dit zijn andere gebouwen dan eengezinswoningen en industriële gebouwen, denk bijvoorbeeld aan kleine kantoor- of appartementsgebouwen), moet de gevelbekleding voldoen aan reglementaire brandreactie-eisen. De brandreactie van een gevelbekleding wordt in principe steeds bepaald op basis van laboratoriumproeven op het gevelsysteem én zijn uitvoeringswijze (bijvoorbeeld luchtspouw, bevestigingswijze, ...). Rekening houdend met de uiteindelijke gebruiksvoorwaarden moeten de gevelbekledingen van lage gebouwen (h < 10 m) met gebruikers van type 2 (zelfredzaam en slapend) of 3 (zelfredzaam en wakend) beantwoorden aan de brandreactieklasse D-s3, d1. Er zijn voorwaarden gesteld aan de eigenschappen van de houten planchetten, aan de plaatsing en aan de brandreactie van de wezenlijke gevelonderdelen (zoals de isolatie). Daarnaast moet de gevelbekleding natuurlijk ook de regels van goede plaatsing opgenomen in TV 243 volgen.

CWFT staat voor ‘Classified Without Further Testing’. Deze Europese tabel formuleert plaatsingsvoorschriften voor houten gevelafwerkingen waarvoor een brandreactieklasse bij ontstentenis gedeclareerd mag worden. De gedeclareerde brandreactie voldoet aan de eisen gesteld voor lage gebouwen met zelfredzame gebruikers. De tabel (gepubliceerd in 2006) werd ooit ontwikkeld om te voorkomen dat er voor iedere houten gevelbekleding proeven moesten uitgevoerd worden om de brandreactieklasse vast te stellen. Dit zou het voor de producenten van houten gevelbekleding vooral moeten vereenvoudigen om nieuwe producten op de markt te brengen. Voorwaarde is wel dat de beschreven plaatsingsvoorschriften strikt nageleefd worden.

De CWFT-tabel werd in augustus 2024 aangepast. De Europese Commissie heeft het woord ‘onbehandeld’ toegevoegd aan de voorwaarden, waardoor vanaf nu ondubbelzinnig duidelijk is dat de tabel niet van toepassing is op gevelafwerkingen in behandeld hout. Enkel het gekende ‘Kiln Drying’ ofwel ‘ovendrogen’ wordt ook aanzien als onbehandeld. Opgelet dus: thermisch gemodificeerd hout is te begrijpen als behandeld hout, ook al worden er geen chemische stoffen toegevoegd aan het verduurzamingsproces. De behandelde houtsoorten (thermisch, chemisch, maar ook oliën, beitsen, schilderen, …) waren onvoldoende opgenomen in het originele proefprogramma dat de basis vormde voor de CWFT. Voortschrijdend inzicht leerde dat deze behandelingen een effect kunnen hebben op de brandreactieklasse, vandaar de noodzaak van de recente aanpassing.

HOE CORRECT DE BRANDREACTIEKLASSE VAN EEN HOUTEN GEVELBEKLEDING BEPALEN?

Omdat gebleken is dat de plaatsingsvoorschriften bij de CWFT-tabel in slechts een beperkt aantal gevallen leiden tot praktisch uitvoerbare gevels, en er dus in werkelijkheid nog vaak proeven uitgevoerd moeten worden, werkte Buildwise samen met Houtinfobois en WOOD.be aan bijkomende opstellingsmogelijkheden. Deze mogelijkheden werden in erkende brandlaboratoria beproefd. Bij de beproefde gesloten gevelbekledingen werd ook thermisch gemodificeerd hout gebuikt, waardoor deze toepassing in het classificatierapport is opgenomen. Andere behandelingen zijn niet toegelaten en de gebruikte profielen moeten vlak zijn. Voor de opengewerkte gevelbekledingen (houten planken met breedte van 100 mm en een voeg van 10 mm) werden een aantal houtsoorten getest (douglas, lariks en eik). Meer informatie en concrete opbouwen zijn terug te vinden in het Buildwise-artikel.

De brandreactieklasse van een houten gevelbekleding correct bepalen is niet eenvoudig, aangezien er veel variabelen tegelijkertijd en in verschillende mate aan het werk zijn: profilering, soort modificatie, oppervlaktebehandeling, … Om je aansprakelijkheid als voorschrijver voldoende in te dekken, zijn er slechts twee manieren om de brandreactieklasse van een houten gevelbekleding sluitend aan te tonen:

  1. Met een waarde bij ontstentenis volgens de CWFT-tabel, op voorwaarde dat:
    1. het hout onbehandeld is (geen andere fysische of chemische behandeling of impregnatie dan drogen);
    2. de gevelbekleding ‘gesloten’ is (met tand en groef of met overlapping);
    3. het hout een volumieke massa van minstens 390 kg/m³ heeft;
    4. de bekleding minstens 18 mm dik is;
    5. de luchtspouw geventileerd is; en
    6. de achter deze spouw gelegen materialen (plaatmateriaal, isolatie) onbrandbaar zijn (klasse A2-s1, d0 of beter).
    7. Indien aan alle voorgaande voorwaarden voldaan is, mogen niet-opengewerkte (oftewel gesloten) gevels gedeclareerd worden onder klasse D-s2, d0. De CWFT-tabel biedt ook oplossingen aan voor open(gewerkte) gevels waarvoor een brandreactieklasse D-s3, d0 behaald kan worden, maar deze configuraties moeten aan een set bijkomende voorwaarden voldoen die in de praktijk moeilijk realiseerbaar zijn.
  2. Voor alle andere houten gevelbekledingen, buiten de toepassingsvoorwaarden van de CWFT-tabel: via testing volgens de officiële classificatie uit de EN 13501-1:2018: productparameters en toepassing ‘end use’.

De eerder vernoemde opstellingsmogelijkheden die door Buildwise en de houtkenniscentra getest werden, zijn een voorbeeld van systemen die onder de tweede categorie vallen. Wanneer je een identieke opbouw voorschrijft, kan je je beroepen op de classificatierap-porten die bij Buildwise te verkrijgen zijn.

DE IMPACT VAN DEZE WIJZIGING?

De verduidelijking voorkomt misinterpretatie van het toepassingsgebied van de CWFT-tabel: de brandreactieklasse van behandelde houtgevels kan alleen door middel van testen worden vastgesteld.

Tegelijkertijd zet de verduidelijking ook nog eens in de verf welke (ontwerp)parameters allemaal een invloed hebben op het brandgedrag van een houten gevelbekleding. Als ontwerper is het belangrijk te weten dat iedere kleine afwijking van op de markt beschikbare en geteste systemen een wezenlijk effect kan hebben op de oorspronkelijk gedeclareerde brandreactieklasse. Wat je ontwerpmatig als architect best in het achterhoofd houdt:

  • Algemeen geldt dat een groter brandbaar oppervlak de brandgroei stimuleert. Meer profilering in het gevelvlak betekent: meer aangrijpingspunten voor vlamontwikkeling en -verspreiding.
  • Afhankelijk van de profilering van het gevelontwerp, is er ook een verschil tussen het testresultaat bij horizontale of bij verticale montage. Een product dat voor verticale montage een classificatierapport kan voorleggen, heeft dat niet automatisch voor horizontale montage. Let daarvoor op en doe bij twijfel navraag bij de producent.
  • De CWFT-tabel legt op dat achter het onbehandeld hout materialen met een brandreactieklasse A2-s1, d0 (‘onbrandbaar’) moeten zitten. Om de waarde bij ontstentenis te kunnen declareren is er dus een strikte beperking op de volledige gevelopbouw, niet alleen op de houten gevelbekleding zelf.

FAQ’s

Declaration of Performance?

Houten gevelbekleding moet op de Europese markt door de fabrikant verplicht voorzien worden van een CE-markering. Deze markering bevat een prestatieverklaring (DOP, Declaration of Performance), waarin onder andere de brandreactieklasse vermeld moet worden. Het is belangrijk om te weten dat, als je de brandreactieklasse wilt declareren, je strikt de geteste opbouw(en) moet volgen.

Wat bij hergebruik?

Let ook op bij het hergebruik van hout dat opnieuw bewerkt of behandeld wordt om als gevelbekleding te dienen. In dat geval vervalt de oorspronkelijke DOP. De brandreactieklasse moet dan opnieuw worden vastgesteld door middel van een test in een erkend brandlaboratorium.

Wat als je een niet-geteste gevelopbouw met houten afwerking wil voorschrijven?

Wil je als architect een houten gevelbekleding toepassen volgens een opbouw die buiten het toepassingsgebied van de CWFT-tabel valt en ook niet als variant door een producent getest en geclassificeerd werd? In dat geval zal er uitgebreid getest moeten worden in functie van de opmaak van een classificatierapport conform EN 13501-1:2018. Om dit te verkrijgen zal de volledige opbouw (inclusief eventuele spouw, isolatie, ...) minstens de combinatie van een herhaalde SBI-test (Single Burning Item) volgens EN 13823 en een bevlammingstest (volgens EN ISO 11925-2) moeten doorlopen. Laat je bij de organisatie van de nodige brandtesten zeker bijstaan door de fabrikant van de gevelbekleding en/of een onafhankelijk studiebureau brandveiligheid. Dergelijke testen worden opgebouwd en uitgevoerd door geaccrediteerde brandlaboratoria in heel Europa, zoals bijvoorbeeld Warringtonfire, Peutz, Efectis, … en vragen het nodige budget en tijd. In de praktijk wordt dit dan ook zelden op projectniveau gedaan. Is er echter geen andere optie, dan heb je de beste kans op de gewenste brandreactieklasse als je nieuwe gevelconcept nauw aansluit bij een reeds geteste opbouw. Maar algemeen is het aan te raden om terug te vallen op de systemen die al getest werden en over een reglementair classificatierapport beschikken.

Met dank aan Kurt De Proft (Buildwise).

Sien

Sien Cornillie

Adviseur studiedienst

Netwerk Architecten Vlaanderen

Gerelateerde artikelen