Architectuur is al eeuwenlang bemiddeld geweest door beelden. Gravures, maquettes, foto’s en later film bepaalden hoe gebouwen – vaak voor ze überhaupt bestonden – een publiek bereikten. Vandaag echter lijkt deze bemiddeling tussen architectuur en het beeld een fundamenteel andere wending te nemen. Niet langer zijn het alleen de architect, de fotograaf of de criticus die bepalen hoe een gebouw in beeld verschijnt; het zijn algoritmes die de circulatie, zichtbaarheid en zelfs de waarde van architectuur vormgeven.

We leven in een tijdperk waarin ook architectuur steeds vaker wordt geconsumeerd in een eindeloze stroom van verticale beelden op onze smartphone. Liefst bewegend dan nog, met een leuk deuntje; een goede video met een hook de eerste seconden en dan op tijd afronden voor de geest en duim kunnen wegdwalen. Hoe kleiner de attention span, hoe sneller de stroom moet gaan. Het ontwerp wordt zo gereduceerd tot een enkele vluchtige indruk – een façade, een trap, een kleurpalet – geschikt voor snelle distributie en onmiddellijke herkenning. Dat huis met die ronde patio of met die blauwe spiltrap, ja, ken ik, heb ik al zien passeren.

Beatriz Colomina merkte in Privacy and Publicity (1994) al op dat modernistische architectuur vanaf het begin “ontworpen werd voor het oog van de camera” en daarmee een mediaproduct werd. Maar waar de fotografie van Julius Shulman of Ezra Stoller nog zorgvuldig geënsceneerd was, is het vandaag een algoritme dat bepaalt welk beeld betekenis krijgt – en welk verdwijnt in de ruis van de feed. Architect, fotograaf en schrijver als genuanceerde vertellers worden overstemd door het meedogenloze gebrul van het algoritme.

Het algoritme als opdrachtgever

Deze verschuiving heeft gevolgen voor hoe architectuur wordt begrepen én gemaakt. Architectuur die hoofdzakelijk via snelle beelden wordt geconsumeerd, verandert het referentiekader van zowel het publiek (de opdrachtgever) als de ontwerper. Wie bouwt, doet dat niet in een vacuüm: de opdrachtgever ontwikkelt smaak en verwachtingen op basis van beelden die het algoritme hem of haar voorschotelt.

Dat algoritme beloont herkenbare patronen: hoge contrasten, symmetrische composities, minimalistische interieurs of juist maximalistische eyecatchers. De pastelgetinte trappenhuizen van La Muralla Roja (Ricardo Bofill) zijn op Instagram tot iconen uitgegroeid, decennia na hun oplevering, en bepalen vandaag hoe talloze vakantiehuizen en boutiquehotels ontworpen worden. Evenzo werd The Line in Saoedi-Arabië – een conceptuele megastad van 170 kilometer lang – in eerste instantie niet bekend via architectuurkritiek, maar via gelikte renders die viraal gingen op TikTok en YouTube.

Het resultaat: een nieuwe, stille opdrachtgever. Het algoritme, onzichtbaar maar dwingend, beïnvloedt ontwerpprocessen zonder fysiek aan tafel te zitten. Zoals Rem Koolhaas in Delirious New York (1978) al suggereerde, is architectuur altijd een “condenser of desires” geweest – maar de verlangens die vandaag geconcentreerd worden, zijn digitaal gegenereerd en voortdurend fluctuerend. Je kan je bovendien gaan afvragen over wie zijn verlangens we zelfs nog praten. Een doorsnee wereldburger geassimileerd uit advertentie-gevoede profiling? Een niet-bestaand persona dat uitsluitend op een dieet staat van eenheidsworst?

Muralla Roja Calp

La Muralla Roja, Ricardo Bofill 

Van context naar content

Hierdoor lijkt architectuur zich steeds meer te buigen naar de logica van contentproductie. Wordt een trap ontworpen om zijn ruimtelijke kwaliteit, of omdat hij goed werkt in een verticale video? Worden materialen gekozen om hun tactiliteit, of omdat hun kleurconsistentie algoritmisch herkenbaar is? De ontwerper is zich mogelijk niet bewust van deze digitale inmenging in zijn proces. Maar zelfs als dat bewustzijn er wel is, is het moeilijk rond deze problematiek te navigeren.

Je zou kunnen opmerken dat er geen sprake is van een probleem. Deze feedback-dynamiek tussen representatie en productie is immers niet volledig nieuw. Iconische gebouwen uit de 20e eeuw – van het Guggenheim Museum in New York tot het Centre Pompidou in Parijs – werden eveneens ontworpen met mediagenieke kwaliteiten in gedachten. Hun vorm bood een krachtig beeld dat zich makkelijk liet reproduceren in pers en toeristische brochures, wat zeker en vast ook de productie van nieuwe ‘iconen’ heeft beïnvloed. Ook voor de 20e eeuw is de architectuurgeschiedenis dooradert van stijlen en stromingen; allen gestuurd door de betekenislagen die er aan verschaft worden in representatie en publicatie ervan. Je zou met andere woorden eenvoudigweg kunnen stellen: deze algoritmes zijn gewoon een nieuwe vorm van praten over stijlen, trends en stromingen.

“Wordt een trap ontworpen om zijn ruimtelijke kwaliteit, of omdat hij goed werkt in een verticale video?”

Twee zaken lijken me echter wel grondig te breken met het verleden, beide door de vergaande democratisering van social media. Ten eerste is het tempo en de schaal waarop deze feedback-lus nu gebeurt ongezien. Ten tweede zijn de repercussies voor architectuur groter en rechtstreekser. Een TikTok-video kan het lot van een project binnen enkele dagen bepalen.

Nuance en tegenbeweging

Fast consumption staat gelukkig niet alleen aan het roer. Architectuur heeft altijd al verschillende manieren van verwerking en lezing gekregen. Parallel naast de scroll feed is er een uitgebreid aanbod van diepgang en traagheid. Tal van gedrukte en digitale pers kiezen om wel te graven in wat een project tot een goed project maakt. Er zijn architectuurbelevingsdagen, exposities en festivals. Ze vormen samen een onontbeerlijk intellectueel tegengewicht en zijn – gelukkig – bijna even democratisch beschikbaar als de mallemolen op het scherm.

Maar daarmee is de strijd nog niet gestreden. Ook die diepgaande media bevinden zich in de goedgevulde arena van de attention economy. In tijden van een sterk gevarieerd overaanbod inzake vrijetijdsbesteding, is het nog de vraag hoeveel (of eerder, hoe weinig) van die nuance echt doorsijpelt in de brede laag van de bevolking. We hebben allemaal maar 24 uur op een dag en er is veel te doen. We zijn moe en dat lang serieus artikel is een brug te ver na een dag werken. De kinderen slapen eindelijk, nu toch maar even wat kattenfilmpjes checken. We doen het allemaal – mezelf inclusief – te veel omdat het nu eenmaal gemakkelijk is. Dat diepgaand interview wordt opgeslagen voor later. Later wordt vaak nooit.

Verlies en winst

Wat staat er op het spel? Wat is de reikwijdte van de problematiek en hoe gaan we ermee aan de slag? Enerzijds dreigt een verschraling: de reductie van architectuur tot vluchtig algoritmisch beeld brengt het gevaar mee dat subtiele ruimtelijke kwaliteiten – licht dat langzaam verandert doorheen de dag, akoestiek die pas in gebruik ervaarbaar wordt – minder gewaardeerd en dus minder gerealiseerd worden. Zeker complexe en vaak immateriële thema’s, die de (levens)kwaliteit consolideren, bereiken mogelijks de mainstream niet of te weinig. Zoals Colomina stelde: “In modern architecture, space itself becomes an image.” Die constatering lijkt in het tijdperk van het algoritme nog radicaler geworden: ruimte wordt niet alleen beeld, maar scrollbare content. Omgekeerd: als het geen scollbare content is, is er geen plaats voor.

“Kiezen voor risico betekent vandaag een portfolio ontwikkelen gebaseerd op reële noden, wars van de instagrammability”

Er zijn naar mijn inschatting maar twee zaken nodig om weerwerk te bieden: bewustwording van het probleem en dan voldoende durf om van het platgetreden pad te stappen. Dat laatste klinkt misschien gemakkelijker dan het is: zou dat niet het doel moeten zijn van elke innovatieve ondernemer?

In tijden van globale onzekerheid – nu dus – is buiten de pas lopen helemaal niet evident. Zelfs in tijden van hoogconjunctuur is de opgave van de architect om de driepikkel cliënt-rendabiliteit-creativiteit staande te houden minstens uitdagend te noemen. Met het simultaan afgaan van vele crisissituaties tegelijk, is het nog even wachten op de gouden jaren. Het is zo oud als de straat: in tijden van globale onzekerheid kiest men voor zekerheid in de weinige zaken waar men wel nog invloed op heeft. Zowel opdrachtgever als architect. Kiezen voor risico in tijden van onzekerheid, dat is durven. Kiezen voor risico, betekent in dit geval een portfolio ontwikkelen gebaseerd op reële noden en interesse, wars van de instagrammability ervan.

Anderzijds opent deze mediarealiteit ook kansen. De democratisering van beeldproductie – iedereen kan een gebouw filmen en delen – geeft een breder spectrum aan perspectieven. Niet enkel de geënsceneerde architectenfoto, maar ook de onbewerkte gebruikerservaring kan zichtbaar worden: de ochtenddrukte in een stationshal, het geluid van wind langs een gevel, een kind dat een publieke ruimte op onverwachte manieren gebruikt. Deze veelheid kan architectuur verrijken, mits we strategieën ontwikkelen om haar complexiteit te kaderen en te duiden.

De boodschap hierbij is om niet gepolariseerd het één tegen het ander te willen stellen – feed scroll versus diepgaande vakpers – maar te beseffen dat het spectrum tussen beide moeten worden opgevuld. Architectuur heeft zich langer dan andere disciplines blijven vastklampen aan academische en artistieke verhevenheid. We zien ondertussen wel eerste schuchtere pogingen om die brug wel te maken. We zijn als architectuurwerkers langzaam onze digitale taal en stem aan het vinden. Ontwerpers zoeken manieren om de media naar hun hand te zetten en zo complexe boodschappen op een nieuwe manier te brengen, zonder dat er een knagend gevoel van waardigheidsverlies aan te pas hoeft te komen. Survival of the fittest: het genuanceerde en kritische architectuurdiscours krijgt de kans mee te evolueren en er sterker uit te komen.

Thomas Roelandts

Ir.-arch. Thomas Roelandts

Zaakvoerder

Marge architecten