Vorige zomer, bij valavond, zag ik ze opnieuw langs de snelwegparkings in Duitsland: opleggers met windturbinebladen, roerloos wachtend op een rustiger moment om zich weer in het verkeer te mengen. Het blijft een belevenis, zo’n kolossaal transport kruisen op de snelweg. Pas dan dringt het echt door hoe immens die wieken zijn – hun schaal wordt zichtbaar, bijna tastbaar, wanneer je je er als automobilist naast bevindt.
Luc Deleu werkte vanaf 1980 aan installaties waarbij hij focuste op de veranderende dimensies van objecten, figuren en gebouwen onder de noemer Schaal & Perspectief. Tijdens een reis naar de Verenigde Staten was hij onder de indruk geraakt van een gevelde sequoiaboom in Californië. In New York bedacht hij dat de impact van de Twin Towers nóg groter zou zijn als een ervan horizontaal zou liggen. Grootte en volume worden pas tastbaar als je erlangs kunt wandelen. Voor een wedstrijd voor sociale huisvesting in Barcelona ontwierp hij twee identieke gebouwen – een stapeling van volumes volgens de gulden snede – de ene rechtopstaand, de andere horizontaal ernaast. Zijn stelling zette hij kracht bij met installaties: zo legde hij hoogspanningsmasten op het Gentse Sint-Pietersplein en boorde hij brandende snelweglichten diagonaal door een galerie in München.
De kracht van het niets
Ik verbaas me er telkens weer over hoe onachtzaam windmolens worden neergepoot. Langs de E40 in Merelbeke kan ik op mistige ochtenden nog wel getroffen worden door de vreselijke schoonheid van de contrapositie van de gebouwen van de Proefhoeve en de rij windmolens die er overheen is geplaatst. Enkele jaren geleden reed ik vanuit Doornik richting Avelgem waar ik ben opgegroeid. Jarenlang was de neogotische kerktoren daar het hoogste punt in de Scheldevallei en een herkenbaar ijkpunt bij thuiskomst van reizen. Nu werd mijn blik onherroepelijk getrokken door de wieken van twee windturbines op het industrieterrein langs de Schelde. De kerktoren, ooit een visueel baken in het vlakke landschap, werd gereduceerd tot bijzaak. Kevin Lynch schreef in The Image of the City over het belang van landmarks binnen de mentale kaart die we van een stad of landschap vormen. Met het verschijnen van de windturbines verdwijnt ook hier de betekenis die zulke torens ooit hadden. De open ruimte wordt verder ingenomen. Het was, als ik me goed herinner, Bart Verschaffel die tijdens een college 25 jaar geleden al stelde dat windmolens voor de kust geen vanzelfsprekendheid mochten worden, omdat de weidse leegte van de zee een waarde is voor iedereen. De kracht van het niets.
Doordachte schaalsprong
Een schaalsprong hoeft niet extreem te zijn om impact te hebben. De leefbaarheid van woonkernen hangt sterk samen met de schaal van de nieuwe gebouwen die bij verdichting opduiken. De term ‘verappartementisering’ roept bij mij nog steeds beelden van de bouwpromotorenarchitectuur op, waarin twee extra verdiepingen in daken werden gepropt, puur om stedenbouwkundige limieten letterlijk op te rekken. De bebouwing ernaast verschrompelde erbij. Als tegenhanger moet ik dan vaak denken aan Machelen-aan-de-Leie, waar Stéphane Beel met zijn onvolprezen Raveelmuseum de korrel van het dorp overnam. Toch kan een bescheiden schaalsprong, mits doordacht ingezet, ook positief werken. In Gent zijn er de voorbije jaren interessante projecten gerealiseerd – en niet alleen aan de Oude Dokken. Op de drie hoeken van een driehoekig bouwblok in de Brugse poort realiseerde DENC-STUDIO drie gebouwen voor inclusief wonen. De drie robuuste hoekpanden tillen het hoofd, met hun vier verdiepingen, boven de omliggende arbeiderswoningen uit. De nieuwe bakens richten zich fier op en trekken het hele bouwblok in hun zog mee.

Arnaud Tandt
Ir.-architect en columnist