Onlangs keek ik naar Blind Gekocht en in een flits verscheen – tot mijn afgrijzen – het ontwerp dat Daan Alferink, de ‘ontwerper’ van dienst, aan de aannemer voorlegde. In een bestaande woning moest de benedenverdieping ingedeeld worden in twee praktijkruimtes. Zijn oplossing: plompweg de bestaande gang doortrekken tot net voor de buitenmuur – niet tot ertegen, want daar zat een venster. Het resultaat was een lange, donkere gang, en een aangrenzende kamer waar het tuinraam deels achter de nieuwe muur verdween. In een andere praktijkruimte zat een toilet, niet bereikbaar via de gang, waarvan de deur nauwelijks open kon. Het plan zou in een eerstejaarsatelier genadeloos afgeschoten zijn.
Vanuit de architectuur- en bouwwereld kwam al vaker kritiek op Blind Gekocht en gelijkaardige programma’s. De programmamakers spiegelen een wereld voor met onrealistische bouwbudgetten en niet-bestaande energetische eisen. Het format is bovendien allesbehalve een inspiratie tot duurzaam bouwen. Alles wordt eruit gegooid – zelfs een degelijke keuken, zodat de sponsor er een nieuwe kan plaatsen. Het vak van (interieur-)architecten wordt er niet bepaald eer aan gedaan, zeker als zelfs het fundament van ons werk, het doordachte ontwerp, ondergeschikt wordt gemaakt. Het gaat van kwaad naar erger: in de recentste seizoenen worden interieurarchitecten ingeruild voor influencers, wier enige ervaring het inrichten van hun eigen woning is.
De aflevering eindigde nog voor de bouwwerken begonnen – een echte cliffhanger. Zou iemand Alferink achter de schermen nog op tijd tegenhouden en het plan bijsturen?
Planpoeperij
In een vorig leven, op een architectenbureau, riep een van de vennoten bij het bekijken van mijn voorontwerp, prompt: “Planpoeperij!” In zijn ogen probeerde ik iets op plan goed te krijgen dat er in het echt niet toe deed. Ik kan me niet meer voor de geest halen waar ik op werkte of hoe terecht zijn reactie was. Al ben ik er wel nog steeds van overtuigd dat een uitgezuiverd plan de architectuur ten goede komt – architecten die, al dan niet dragende, muren niet uitlijnen op verschillende verdiepingen, ik kan er met mijn hoofd niet bij. De heldere verdiepingsplannen van de woningen van Luigi Snozzi, de architect uit Ticino, die we aan de universiteit ingelepeld kregen, zijn voorbeelden van hoe het wél kan.
“Waarom zou je als architect willen uitdragen dat het zo snel kan?”
Mag de ambitie niet wat hoger liggen? Ik schrijf meestal over goede architectuur – vanuit de overtuiging dat enthousiasme besmettelijker is dan kritiek. Maar de realiteit: er worden onwaarschijnlijk veel banale woningen gebouwd. Zou er niet wat meer tijd mogen gaan naar het voorontwerp? Ik zag ooit een architect – een bijzonder aimabele man – op Facebook pochen hoe hij in een paar uur een voorontwerp in elkaar had gebokst. Het resultaat was er ook naar. Waarom zou je als architect willen uitdragen dat het zo snel kan? Terwijl architecten aan hun klanten proberen duidelijk te maken dat veel van hun werk juist niet zichtbaar is en daarom ook een faire vergoeding verdient. Hoe eenvoudiger het plan oogt, hoe langer er vaak aan gewerkt is. Een vriendin, in een zoektocht naar een goedkope architect, zei me dat ze liever betaalde voor “de stenen van de aannemer” dan “wat lijnen op papier”. Blij dat ik haar architect niet was – we zijn nog steeds goede vrienden.
Schets op een servet
Wat is dat toch met het idee dat een ontwerp zomaar uit de pen moet vloeien? Het heet “De saga van de schets op een servet”, leerde ik recent op een symposium. Het solitaire, blanke, mannelijke genie dat altijd en overal creëert. Je kan de hut van Laugier ertoe rekenen, maar de mythe raakte ruimer verspreid in de twintigste eeuw – niet alleen in de architectuur. Picasso vroeg naar verluidt een miljoen Frank voor een schets op een papieren servet, omdat het hem “40 jaar kostte om dit in vijf minuten te tekenen”. Toch moeten we een onderscheid maken tussen de snelle schets van Àlvaro Siza op een sigarettenpakje en het idee dat een volledig ontwerp in één vlotte pennenstreek ontstaat.
Al geloof ik nog dat Le Corbusier – zoals hij zelf beweerde – op 30 december 1951, aan de hoek van een tafeltje in een café aan de Côte d’Azur, het plan tekende voor een kleine hut als een verjaardagscadeau voor zijn vrouw. Hij bouwde ze een jaar later op een rots waar de golven tegen beukten. “De tekening nam drie kwartier in beslag.” Maar dat was Le Corbusier, en dat was zijn Cabanon. Veel interessanter vind ik de ontwerptekeningen die in Villa La Roche aan de muur hangen. Je kan er zijn zoektocht volgen om de kruin van de boom in de tuin van de buren voldoende ruimte te geven door de façade op die plek achteruit te trekken. En zien hoe hij dat gebaar op verschillende manieren in zijn ontwerp benut. Zelfs hij kreeg dat niet in een paar uur op papier.
Een paar dagen extra, om muziek in een ontwerp te krijgen. Wat ‘planpoeperij’ om het plan uit te puren tot een logischer constructie, die misschien zelfs goedkoper uitvalt. Vergroot dat ook niet het werkplezier in de moeilijke maanden die volgen?
Dolblij
In de volgende aflevering van Blind Gekocht ontdekten de eigenaars hun nieuwe woning. Niemand had de stylist tot de orde geroepen. De camera gleed voorbij het vreemde hoekje. De bewoners waren dolblij met hun nieuwe thuis.
Arnaud Tandt
Ir.-architect en columnist