Met de toegankelijkheidsverordening die in 2010 van kracht werd, wilde de Vlaamse Regering publieke gebouwen fysiek toegankelijker maken, in eerste instantie voor personen met een beperking. De verordening maakt deel uit van de gewestelijke stedenbouwkundige regelgeving en kreeg intussen een breder doel: ook ouderen, ouders met kinderwagens of mensen met tijdelijke beperkingen hebben baat bij goed ontworpen toegankelijkheid. De intenties van de Vlaamse overheid worden breed gedragen, maar toch leidt de verordening in de praktijk al jaren tot enige frustratie. “De regelgeving is heel gedetailleerd op het verkeerde moment in het bouwproces”, zegt NAV-voorzitter Dirk Mattheeuws. “In plaats van het resultaat centraal te stellen, wordt vooraf gecontroleerd of de toegankelijkheid in detail en in theorie op planniveau aanwezig is.”
Toen de Vlaamse Regering in 2019 aankondigde werk te willen maken van een hervorming, zag NAV dat als een opportuniteit. “We hadden allemaal de reflex: volop inzetten op inclusiviteit, ja, én dit moet echt beter kunnen. De huidige verordening is te rigide, te onduidelijk en allesbehalve eenvoudig”, stelt Mattheeuws. Een evaluatiestudie uit 2019 toonde aan dat er nood was aan een verbetering van zowel de toepassing als de handhaving. Op basis daarvan kondigde de Vlaamse Regering in maart 2023 hervormingen aan.
Niet nog een deskundige zonder verantwoordelijkheid
De keuze om daarbij een toegankelijkheidsdeskundige te introduceren, riep evenwel bezorgdheid op. “We hebben van meet af aan gezegd: een nieuwe deskundige is overkill, en uiteindelijk blijft de architect alsnog aansprakelijk”, klinkt het bij Mattheeuws. “We hebben al een hele reeks tussenkomende partijen in de bouw die finaal ‘slechts’ verslaggever zijn, zoals de EPB-verslaggever, de ventilatieverslaggever en de veiligheidscoördinator.”
NAV maakte in overleg met de overheid duidelijk dat de rol van toegankelijkheidsdeskundige toekomt aan een architect. “De architect is verantwoordelijk voor het ontwerp en toegankelijkheid is daar onverdeeld onderdeel van. Als er al een deskundige moet komen, dan moet dat iemand zijn die ook mee verantwoordelijk is voor het ontwerp.” NAV vindt het daarom essentieel dat enkel ontwerpende architecten als toegankelijkheidsdeskundige kunnen worden erkend, om te vermijden dat er een aparte beroepsgroep van dossierschrijvers ontstaat.
Nodeloos complex
Tegelijk blijft het wachten op een inhoudelijke bijsturing van de verordening zelf. De tekst die in 2024 circuleerde, beantwoordt volgens NAV niet aan de noden uit de praktijk. “De teksten gaan niet in op de essentie van wat er fout loopt”, aldus Mattheeuws. “De voorstellen blijven vertrekken vanuit hetzelfde basisidee, met een opsplitsing op basis van oppervlaktecriteria. Dit creëert een enorme complexiteit in de regelgeving. Ze zorgt daarnaast voor eindeloze discussies over de manier waarop de oppervlakte moet worden berekend. We zien niet in waarom gebouwen met een beperkte oppervlakte automatisch van de toepassing moeten worden uitgesloten. Dit zorgt ervoor dat veel nieuwe gebouwen die perfect toegankelijk gemaakt kunnen worden, het niet zijn in de praktijk. Tegelijkertijd vormt het oppervlaktecriterium geen oplossing voor bijvoorbeeld de renovatie van historische gebouwen, waarbij de toegankelijkheidscriteria niet of moeilijk haalbaar zijn.”
Daarnaast zorgt een uitbreiding van het toepassingsgebied tot bedrijfsruimtes voor eigen werknemers voor bijkomende druk. “De politiek wil toegankelijkheid implementeren op elk niveau, maar zonder na te denken over de schaal waarop je dat toepast. Het gevolg is dat een kleine keuken voor personeel aan dezelfde eisen moet voldoen als een publieke ruimte”, klinkt het bij Mattheeuws.
Te veel details, te vroeg in het proces
Daarbovenop blijft de hoeveelheid technische details op het verkeerde moment in het bouwproces het meest fundamentele probleem in het voorliggende hervormingsvoorstel. Mattheeuws geeft enkele voorbeelden. “De regelgeving wil bij de vergunningsaanvraag al weten hoe een plint er gaat uitzien en hoe hoog het toilet exact wordt. Dat zijn elementen die je op dat moment niet zinvol kan bepalen, omdat zulke details op het moment van vergunning vaak nog niet gekend zijn. Dat leidt tot fictieve of overbodige tekeningen en verhoogde kosten zonder directe meerwaarde.” Voor NAV moet toegankelijkheid niet vooraf afgevinkt worden via extra controle, maar op een doordachte manier geïntegreerd worden in het ontwerp. Niet als juridische drempel, wel als onderdeel van de ontwerpkwaliteit. “Toegankelijkheid mag geen add-on zijn, maar moet integraal deel uitmaken van het ontwerp. Universal design is daarbij het uitgangspunt: ontwerpen voor iedereen, van bij het begin.
“Toegankelijkheid is een doel, geen bijkomende hindernis” ~ Dirk Mattheeuws (voorzitter NAV)
Om de toegankelijkheidsdoelstellingen efficiënt te realiseren, schuift NAV een alternatief naar voren: laat de verordening zich beperken tot ruimtelijke principes en veranker de afwerkingsnormen in een apart document. “Wij vragen dat de normen voor afwerking uit de verordening gehaald worden en gebundeld worden in een standaardbestek of ministerieel besluit. Het standaardbestek moet de technische bepalingen over afwerking bundelen, als alternatief voor detailregelgeving in de verordening zelf. Een bibliotheek met goede voorbeelden kan daarbij ondersteunend zijn.” Zo kunnen architecten aan de hand van duidelijke typevoorbeelden werken, zonder dat elk ontwerp vastloopt op interpretatie of overdocumentatie. Dat daarenboven alle bouwpartners gebonden zijn aan dat bestek als norm, garandeert de implementatie.
Procedurevragen
Naast de uitbreiding van het toepassingsgebied en de technische detaillering stipt NAV nog enkele andere pijnpunten aan, zoals de terminologische onduidelijkheden. “Je zit met definities die niet sporen met andere regelgeving. Dat maakt het in de praktijk erg verwarrend.” NAV pleit voor een afstemming van definities met de Codex, zodat er geen tegenstrijdigheden meer ontstaan tussen de verschillende juridische kaders.
Ook binnen de nieuwe procedures rijzen vragen. De rol van de toegankelijkheidsdeskundige krijgt vorm binnen een erkenningsregeling waarbij Inter (het Vlaams expertisecentrum toegankelijkheid) een adviserende rol blijft spelen. De hervorming voorziet dat elke vergunningsaanvraag vooraf moet worden getoetst op toegankelijkheid. In de praktijk zullen er vier manieren zijn waarop een toegankelijkheidsdeskundige kan worden betrokken: ofwel wordt de ontwerpend architect zelf erkend, ofwel wordt binnen het bureau een collega met erkenning aangeduid, ofwel wordt extern een deskundige ingeschakeld, ofwel vraagt de niet erkende architect alsnog advies bij Inter. NAV benadrukt dat de eerste optie de voorkeur geniet: integratie in het ontwerpteam is cruciaal, zeker ook om versnippering van verantwoordelijkheden te vermijden.
NAV vreest wel dat deze procedure, zonder inhoudelijke vereenvoudiging, vooral extra druk zal zetten op ontwerpers, zonder effectief betere gebouwen te garanderen.
Korte en laagdrempelige opleiding
De erkenning van de toegankelijkheidsdeskundige mag dan op til zijn, de manier waarop die deskundigheid verworven wordt, is minstens even belangrijk. NAV heeft er vanaf het begin over gewaakt dat de bijscholing voor architecten haalbaar en proportioneel zou blijven. “We wilden absoluut vermijden dat dit opnieuw een zware, langdurige opleiding wordt. Het gaat hier niet over het uitvinden van een nieuw beroep, maar over het verdiepen van een bestaande competentie”, benadrukt Mattheeuws. NAV ijverde daarom voor een korte, gerichte opleiding en toont zich tevreden dat dit idee zijn weg vond naar het hervormingsvoorstel. Bovendien schuift NAV het idee naar voren om deze vorming op termijn structureel te integreren in het curriculum van de architectuuropleidingen. “Wanneer universal design in het DNA zit van de architect, vervalt alle nood aan een zogezegde specialist”, verduidelijkt Mattheeuws.
Tegelijk plaatst Mattheeuws het profiel van de toegankelijkheidsdeskundige nog even in de juiste context. “De deskundige moet de praktische toepasbaarheid en naleving van de geldende normen bewaken, maar het concept en het ontwerp blijven de taak van de architect.”
Inclusie en werkbaarheid: geen tegenstelling
NAV heeft zijn opmerkingen en voorstellen gebundeld in een uitgebreide nota van april 2025. Daarin wordt gepleit voor de hier aangehaalde fundamentele vereenvoudigingen van de verordening: minder technische details, minder uitzonderingen, duidelijke afstemming met andere regelgeving en een eenvoudig, eenduidig toepassingsgebied. De centrale gedachte: laat de verordening zich beperken tot ruimtelijke principes en veranker de technische uitvoering in een apart bestek of ministerieel besluit. Deze nota werd bezorgd aan de bevoegde kabinetten en administraties. “We hebben ons huiswerk gemaakt en een werkbaar alternatief aangereikt. Nu is het aan de overheid om daar correct mee om te gaan”, stelt Mattheeuws. NAV blijft intussen aandringen op een herschrijving van de verordening, waarbij de ruimtelijke logica vooropstaat en overbodige complexiteit wordt vermeden.
De inzet van NAV in dit dossier is principieel én pragmatisch. “We willen allemaal dat gebouwen toegankelijk zijn voor iedereen. Dat moet dan ook haalbaar zijn in de praktijk”, besluit Mattheeuws. NAV wil vermijden dat goedbedoelde ambities verzanden in regels die een doordacht ontwerp tegenwerken. “Als de regels logisch zijn, zullen wij architecten ze correct toepassen. Maar dan moeten ze ook geschreven zijn op een manier die aansluit bij het ontwerp- en bouwproces. Daar zit de sleutel tot echte inclusie.”
7 voorstellen van NAV voor meer eenduidigheid
Voer een standaardbestek toegankelijkheid in als norm voor alle bouwpartners.
Werk met duidelijke definities en corrigeer de talrijke onduidelijkheden in de ontwerpteksten.
Integreer de terminologie en definities ook in de VCRO.
Maak komaf met de verschillende oppervlaktecriteria.
Beperkt het toepassingsgebied niet tot handelingen waarbij de tussenkomst van een architect verplicht is.
Creëer geen onnodige uitzonderingen voor de gebruiksruimte en gemeenschappelijke delen van toeristische verblijven.
Faciliteer advisering en afwijkingen op basis van een lijst met goedgekeurde aanvaardbare oplossingen.